Non-fictie

Sayragul Sauytbay & Alexandra Cavelius

Kroongetuige
Een ooggetuigenverslag uit de hel van de Chinese concentratiekampen
Sayragul Sauytbay en Alexandra Cavelius


Sauytbay (°1976) is een Kazachse arts, die directrice was van vijf kleuterscholen. Ze groeide op in Xinjiang, een gebied dat groter is dan Duitsland, Frankrijk en Spanje samen en 3.000 km van Beijing ligt. Tot 1949 heette het Oost-Turkestan. Het was slechts heel korte tijd onafhankelijk: van november 1933 tot juni 1934 en van 1944 tot 1949. Toen werd het door Mao ingelijfd bij China, waarvan het 1/6de beslaat. Er wonen vooral Oeigoeren. Al sinds de 18de eeuw maar vooral vanaf 1980 wonen er ook vele Han-Chinezen. Verder ook Kazachen en een tiental andere minderheden. China wint er – ten koste van de natuur – olie, uranium, goud, ijzererts en steenkool.


Vanaf het begin spreekt Sauytbay klare taal over de wrede kampen: de Oeigoeren, Kazachen e.a. minderheden hebben geen enkele misdaad begaan, maar worden wel gefolterd tot ze iets bekennen. Volgens haar zitten ze met 3 miljoen vast in 1.200 bovengrondse en een aantal ondergrondse kampen, waar ze systematisch vernederd, gefolterd en verkracht worden. Human Rights Watch houdt het bij 1 miljoen, in 300 à 400 kampen. China spreekt over ‘centra voor beroepsopleiding’, maar die liggen dan wel achter prikkeldraad en er zitten ook hoogopgeleide professoren bij.


Ze vertelt over haar leven in een arme Kazachse familie met 9 kinderen. Tijdens de Culturele Revolutie pakten de Rode Gardes al hun schapen, runderen en paarden af en voerden ze er een moorddadig schrikbewind. In de jaren 80 werden opnieuw schapen afgepakt door Chinese soldaten en in de kazerne geslacht.
In 1993 mocht ze gaan studeren aan de universiteit van Ili. Ze moest er de kamer delen met 8 Chinese meisjes. Bij anatomie kregen ze gezonde organen van vermoorde Falun Gongers en andere geëxecuteerden als studieobject (p. 59).
Na haar studie vond ze meteen een baan in een ziekenhuis. Na twee jaar ging ze terug naar haar dorp om haar zieke moeder te verzorgen. Ze schoolde zich om tot lerares en leerde in 2002 haar man kennen. In 2004 trouwden ze. De beschrijving van zo’n Kazachse bruiloft neemt enkele pagina’s in beslag.


Vanaf 2006 drong China het Chinees steeds meer op: het onderwijs mocht enkel nog in het Chinees. Het aantal Oeigoeren daalde van 17 naar 11 miljoen en het aantal Kazachen van 3 naar 1,2 miljoen. De anderen zijn spoorloos verdwenen (p. 108). Inheemse leraren moesten geregeld zelfkritiek geven in het publiek, fouten opsommen tegenover de CCP, ook als ze niets verkeerd gedaan hadden. Ze werden dan vervangen door Chinese. In alle tv’s, huishoudapparaten, gsm’s en pc’s  zit afluisterapparatuur (p. 134).


In 2009 werd in Guangzhou een Oeigoers meisje verkracht door meerdere Chinezen. Er kwam een opstand in Urümqi. Deze werd met tanks onderdrukt. In de crematoria werden ook gewonde, nog levende Oeigoeren en Kazachen verast (p. 125-128). In 2014 vonden dodelijke zelfmoordaanslagen plaats in Kunming en Urümqi. De overheid beschouwde alle Oeigoeren als terroristen en bouwde de grootste controlestaat ter wereld uit. Iedereen moest zijn ogen laten scannen en zijn stem laten opnemen (p. 146 - 156).


In 2016 vluchtten haar man en twee kinderen naar Kazachstan. Zij wou volgen, maar haar reispas was ingetrokken. Ze kreeg officieel te horen dat er grote heropvoedingskampen zouden komen om moslims te deradicaliseren. Overal kwamen wachttorens en camera’s, zelfs aan kleuterscholen. Er kwamen ook ondergrondse en onderwater-gevangenissen, waar de slachtoffers de hele dag in het water hangen, tussen hun urine en uitwerpselen (p. 315-317).


In januari 2017 werd Sauytbay thuis opgepakt en met een zwarte zak over haar hoofd ontvoerd. Vier uur werd ze verhoord over de vlucht van haar man en kinderen. Dat herhaalde zich nog 7 à 8 keer in 2017, telkens ’s nachts.


In 2017 werd beslist dat Kazachen 8 dagen per maand in een Chinees gezin moesten gaan wonen en werken. De Chinese man mocht dan beschikken over het lichaam van de Kazachse meisjes en vrouwen. Foto’s van die seksscènes werden op het internet gezet, wat de Kazachen zeer vernederend vonden (p. 185-195).


In november 2017 werd Sauytbay dan zelf in een kamp gestopt. Daar werd ze dus kroongetuige. Ze moest er Chinese les geven aan 56 tot 112 kale gevangenen, van 13 tot 84 jaar oud, van analfabeten tot academici, allemaal levende lijken. Wie weigerde ‘Chinees’ te worden, werd zwaar gefolterd of verdween spoorloos. Ze mochten zich maar één keer per maand wassen, gedurende twee minuten, onder cameratoezicht. De Kazachse en Oeigoerse vrouwen moesten ook pillen slikken om onvruchtbaar te worden. Soms werd een Kazachs meisje verkracht in volle publiek, door meerdere Chinese bewakers na elkaar (p. 227-256).


In 2018 slaagde ze erin te ontsnappen uit China naar Kazachstan, waar ze haar man en kinderen na twee jaar terugzag (p. 266-274). Maar ook daar werd ze opgepakt, ondervraagd, geslagen en opgesloten. Er kwam een proces, waar ze vertelde hoe het eraan toegaat in de Chinese strafkampen. Onder nationale en internationale druk kwam ze vrij. Als wraak werden dan haar jongste zus en haar zieke moeder van 70 jaar in China gearresteerd.
In Kazachstan kreeg ze geen asiel, maar ze mocht in juni 2019, na de machtsoverdracht van Nazarbajev aan Tokajev, naar Zweden vertrekken.


In 2020 kreeg ze uit de handen van Mike Pompeo een internationale prijs voor haar dapperheid.


Ze betreurt dat geen enkel moslimland de strafkampen en de vervolging van moslims (en andere gelovigen) in China bekritiseert. 23 westerse landen doen dat wel. Sommige landen noemen het een genocide, wat overdreven is. 
En ze zegt: “Na dit boek kan niemand nog beweren dat hij of zij niet wist wat er in Oost-Turkestan gebeurt.” (p. 338).


Alexandra Cavelius citeert in het nawoord de Chinese minister van Onderwijs, Chen Baosheng (2020): “In 2049 zal in heel de wereld het onderwijssysteem bepaald worden door de CCP. China zal voorschrijven wat er onderwezen moet worden. Alle scholieren zullen Chinees spreken.” (p. 346-347). Dat weten we nu dus ook.


Beoordeling

Dit verslag van een kroongetuige werpt een heel ander licht op China dan de boeken over het economische succesverhaal. Het kan niemand onberoerd laten. En sommige getuigenissen zoals dat van de Oezbeekse lerares Qelbinur Sidiq, getrouwd met een Oeigoer (De Tijd, 8 mei 2021 / La Libre Belgique, 29/05/2021), vertellen nog ergere zaken over de dwangarbeid, de martelingen, sterilisaties en verkrachtingen. China ontkent dit en zegt dat er enkel terroristen en religieuze extremisten gederadicaliseerd en heropgevoed worden. Zie hiervoor “Chinasquare.be” van 10 mei 2021.


Een kaart met de plaatsnamen ontbreekt: mijn ‘Atlas of China’ had ik dus geregeld nodig.


ISBN 978-94-638-2142-1  | Paperback | 351 pagina's met foto's | Uitgeverij Balans, A’dam/Pelckmans, Kalmthout, april 2021
Vertaald uit het Duits door Inge Pieters

© Jef Abbeel, mei 2021 www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER