De geur van inkt
vier jaren Japan
Ella Molen
De overgang van het Afrikaanse Abidjan naar Tokyo in Japan kon niet groter zijn. Maar Ella Molen werd daar 25 jaar geleden geplaatst vanwege haar werk bij het Ministerie van landbouw en visserij - ze is geen ambassadrice -.
Ella gaat naarstig op zoek naar een woning vlakbij het kantoor maar dat zijn voornamelijk piepkleine appartementjes met een uitzicht op een muur of autobaan. Ze kan haar geluk niet op als de makelaar haar een huis toont in Denenchoofu, een buitenwijk van Tokyo. Het huis is ruim en heeft een prachtige tuin met bomen. Ze is gelijk verliefd op het huis. Achteraf blijkt dat alleen al het noemen van de naam Denenchoofu ontzag oproept. Dat is het soort Wassenaar/Aerdenhout van Japan. Maar dat wist Ella Molen op dat moment nog niet. Het huis zal een van de weinige dingen zijn die Ella Molen in Japan als positief ervaart.
Ze gaat Japanse taallessen volgen bij mevrouw Sasaki, een vrouw die veel meer doet dan lesgeven. Zij helpt Ella wegwijs maken in Japan en neemt haar mee naar de enorme winkels, zo groot dat je er rustig een week in kunt ronddwalen volgens Ella en wijst haar op bezienswaardigheden.
Het is ook mevrouw Sasaki die Ella helpt aan een adres als ze sumi-e (inktschilderen op rijstpapier) wil gaan volgen. Ella is gelijk gek op de geur van de inkt. Haar medecursisten zijn tot haar teleurstelling echter mensen van rond de tachtig jaar. Logisch volgens mevrouw Sasaki, jonge mensen hebben geen tijd, die moeten werken en voor hun kinderen zorgen.
Overal waar Ella komt is ze een bezienswaardigheid, ze is een gajin, een buitenlander. Alle Japanse mensen willen Engels spreken met haar zodat ze hun Engels kunnen oefenen. Ook stellen ze altijd en eeuwig dezelfde vragen. "Waar kom je vandaan? Hoe vind je Japan? Wat is je favoriete Japanse maaltijd? Wat vind je van een kimono? Spreek je Japans? Hou je van saké? Hou je van bonsai?" enz. enz.
Op de jaarlijkse volwassenwordingsdag waar twintigjarige vrouwen in hun mooiste kimono naar een tempel gaan en wat Molen-san, zoals ze genoemd wordt, wel eens wil zien, komt ze op een onverwacht mooie, rustige plek midden in Tokyo. Daar treft ze een tempel en rustige straatjes met authentieke houten huisjes. Een vriendelijke jongen, Sathosi genaamd, die ze daar toevallig ontmoet, vertelt haar over de tempel en leidt haar verder rond. Hij heeft een muziekstudio en laat Ella nu goed kunnen zingen én gitaar spelen. Ze wisselen adressen uit. Ze zal hem later nog treffen.
Ze ontmoet tijdens een uitstapje ook de zeer vriendelijke meneer Wada, die overal foto's van maakt. Hij stuurt de foto's naar Ella en nodigt haar uit bij hem thuis. Ella wordt ongelooflijk hartelijk ontvangen door het echtpaar Wada. Ze sloven zich enorm uit om het haar naar haar zin te maken. Mevrouw Wada heeft uitgebreid eten gemaakt. Ze laten zien hoe je katten kunt vouwen van papier enz. Maar Molen-san is er niet echt blij mee. "In de trein naar huis, uitgewrongen door een dag van verven, vouwen, en verbale martelingen, probeer ik mijn onvriendelijke gedachten te bedwingen en haal alle lieve dingen naar boven die ik die middag heb mee mogen maken." schrijft ze.
Deze negatieve reactie op veel Japanse hartelijkheid kom je continue tegen in dit boek. Je zou denken, grijp deze unieke kans om zo'n bjjzonder land te verkennen. Wees blij dat mensen zich zo voor je uitsloven. Wie krijgt zo'n mogelijkheid om in Japan te wonen, in een prachtig huis in een schitterende wijk?
Halverwege het boek werd het dan ook vrij vervelend om verder te lezen. Niets is goed, alles is zwaar, akelig, de mensen zijn vervelend, de taal is verschrikkelijk, ze krijgt geen goed contact met de Japanse mensen enz. Maar met zo'n negatieve en licht cynische houding kan het ook haast niet anders. Nergens straalt Molen-san een nieuwsgierigheid of hartelijkheid uit naar haar nieuwe land en zijn bewoners, in feite lezen we nauwelijks iets over het leven in Japan zelf. Wel hoe onaangenaam ze het daar vindt. Alleen haar huis bevalt haar goed.
Wat haar werk inhoudt kom je evenmin te weten, daar vertelt ze niet over, op één werkbezoek na dat haar ook al niet beviel. De Japanse mensen willen haar die dag alles laten zien en het naar haar zin te maken, maar ze klaagt vooral over de lange dag, het vermoeid zijn, het onvermoeibare doorgaan van de Japanse mensen, de taal, de vele drank enz. Geen enkele compassie of interesse in de mensen of wat haar getoond wordt. Alles blijft afstandelijk en zo gaat het het hele boek door. Niemand is aardig, niemand is leuk, niemand is naar haar zin.
Ze begint zicht pas een beetje prettig te voelen als ze contact krijgt met Zuid-Amerikanen. Maar haar houding naar Japan en de inwoners blijft erg stug, star, bijna neerbuigend en weinig respectvol. Je krijgt de indruk dat Japanse meisjes alleen maar giechelen, roze jurkjes aanhebben en zwart pagehaar hebben. Japanse mannen zijn voornamelijk dronken als je het mag geloven. Ze heeft pas plezier als ze kan zingen en gitaar spelen maar daar heb je Japan niet voor nodig.
Jammer ik had me verheugd op dit boek, in de hoop meer te weten te komen over het dagelijkse leven in Japan, maar ik raakte zelfs op het eind een beetje gedeprimeerd van zoveel negativiteit. Het verhaal zelf is niet slecht geschreven maar de toon mag in een volgend boek wel wat medemensvriendelijker zijn.
ISBN 9789461851727 | Paperback | 242 pagina's | Uitgeverij Grenzeloos | juli 2016
© Dettie, 20 juli 2016
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER