Non-fictie

Marc Jansen

Belaagd paradijs
Een geschiedenis van Georgië
Marc Jansen


Poetins invasie in Oekraïne is niet zijn eerste: het Russische leger viel eerder al binnen in Tsjetsjenië, Georgië en Syrië. In 1990-1991 hielp Rusland al bij de afscheiding van Abchazië en Zuid-Ossetië.


Georgië is een overwegend christelijk land in de Kaukasus, met een lange geschiedenis die tegelijk rijk is aan mythes. Het aards paradijs lag daar, Prometheus was er aan een rots geketend, het Gulden Vlies waar Jason en zijn Argonauten naar zochten, met de hulp van de Colchische tovenares Medea, was ook daar te vinden. Dat vlies was de huid van een gouden ram en het kon zieken genezen bij oplegging. Zeker is dat Stalin en Beria vandaar kwamen en dat Stalin er nog geëerd wordt.


Jansen geeft eerst een chronologisch overzicht van de geschiedenis: Georgië werd door vele volkeren veroverd en verwoest. Rond 317-337 bekeerden de Georgiërs zich tot het christendom. De ergste veroveraars waren wellicht de Turken in 1060: ze plunderden, verkrachtten en vermoordden (p. 27). Op 12 augustus 1121 konden de Georgiërs de Turken verslaan: die slag herdenken ze nog altijd. De 11de en 12de eeuw noemen ze hun ‘gouden eeuw’: muziek, schilderkunst, bouwkunst en literatuur floreerden. Sjota Roestaveli, de dichter van het nationale epos, leefde wel vooral in de 13de eeuw (1166-1245/1250) (p. 31-36).
Rond 1220 en opnieuw in 1393 vielen de Mongolen binnen met dezelfde wreedheid als de Turken.


In de 17de eeuw en in 1795 brachten de Perzen nog eens 60 à 70.000 Georgiërs om en deporteerden ze 100.000 boeren naar Iran (p. 37-39). In 1801 werd Georgië geannexeerd bij Rusland. De naam Georgië betekent wolvenland en komt via het Russisch van het Arabisch-Perzische Goerdzjistan.
De inwoners noemen zichzelf Karten of Kartveli, hun taal Kartoeli, hun land Sakartvelo (de plek van de Georgiërs), naar hun oervader Kartlos.


Stadhouder Vorontsov maakte van Tiflis een oase van Europese cultuur en Italiaanse opera. Vanuit Rusland kwam een beperkte vorm van toerisme op gang, met o.a. Poesjkin in 1829 en Lermontov in 1837: hij werd verbannen naar het ‘warme Siberië’ (p. 45-55).


De bekendste en beruchtste Georgiër is Stalin (1878-1953). Zijn geboortehuis in Gori (70 km ten noordwesten van Tbilisi) is nu een museum. Tussen 1902 en 1913 werd hij zes keer verbannen naar Siberië, maar telkens vluchtte hij. Georgische mensjewieken speelden een rol in de Februari- revolutie, maar ze verzetten zich tegen de Oktober-revolutie. In januari 1918 werd in Tbilisi de eerste universiteit van de Kaukasus opgericht. Op 26 mei 1918 verklaarden ze Georgië onafhankelijk, maar in februari 1921 werd het land veroverd door het Rode Leger en werd het een Sovjetrepubliek. In 1924 kwam de bevolking in opstand, maar die werd door Stalin bloedig onderdrukt en 130.000 inwoners naar Siberië gebracht. De adel en de orthodoxe kerk werden geliquideerd, kerken en kloosters vernield, priesters geëxecuteerd en de landbouw met geweld gecollectiviseerd (p. 75-86).


In de jaren 20 werd de Georgische taal en cultuur nog met rust gelaten, maar in de jaren 30 werd alles gerussificeerd en dan nog wel door de Georgiërs Stalin en Beria. De Grote Terreur sloeg ook daar toe. Tijdens de WO II vochten een half miljoen Georgiërs mee in het Rode Leger; 300.000 sneuvelden! Er sneuvelden ook nog 572 Georgiërs op Texel bij hun opstand tegen de Duitsers in 1945. Die worden nog elk jaar herdacht (p. 86-100).


In 1943-44 werden allerlei volkeren gedeporteerd naar Siberië, o.a. 100.000 islamitische Georgiërs. En in 1949 enkele tienduizenden Grieken, die al 2.500 jaar aan de Georgische kust woonden (p. 101).


De ‘Geheime Rede’ van Chroesjtsjov (1956) viel in slechte aarde bij vele Georgiërs. Van 1972 tot 1985 was Sjevardnadze partijchef in Georgië. Er werd betoogd tegen de verwaarlozing van de kloosters en voor het behoud van het Georgisch als officiële taal. Toen Gorbatsjov in 1985 zijn campagne tegen alcoholisme startte, moesten in Georgië duizenden hectaren wijngaarden verdwijnen (p. 112).


De Abchaziërs en Osseten vroegen al in de jaren 80 aansluiting bij Rusland, omdat ze zich niet thuis voelden bij de nationalistische Georgiërs. In april 1989 vielen 21 doden en honderden gewonden bij een vreedzame betoging van Georgiërs voor meer autonomie. Na de verkiezingen van oktober 1990 kwam er een niet-communistische regering en op 9 april 1991 riep het parlement de onafhankelijkheid uit. In 1992 werd het lid van de UNO, van een aantal Europese organisaties en in 1994 van het ‘Partnership for Peace’ van de NATO (p. 113-121). Het Engels neemt steeds meer de plaats in van het Russisch.


In 1992 telde het land 5,5 miljoen inwoners, maar 1,2 miljoen emigreerden naar Rusland en elders voor werk en een beter salaris. Door het verlies van Abchazië en Zuid-Ossetië telt het nu slechts 3,7 miljoen inwoners op 70.000 km².


In december 1991 was er een gewapende opstand tegen president Gamsachoerdia. Die vluchtte naar buurland Tsjetsjenië. Sjevardnadze nam in 1992 zijn taak over, maar de verdeeldheid bleef en Georgische nationalisten wilden 70.000 Armeniërs, Grieken en andere minderheden verdrijven.


Bij de afscheiding van Abchazië en Zuid-Ossetië vielen een paar duizend doden en in 1993 nog eens 7.000 bij executies in Abchazië. 250.000 Georgiërs moesten uit Abchazië vluchten. Sjevardnadze kon de orde niet herstellen, hij moest Russische hulp inroepen om overeind te blijven en in 2003 trad hij af bij de ‘Rozenrevolutie’, die Saakasjvili aan de macht bracht. Hij pakte de corruptie aan en zorgde voor economische groei. Zijn pogingen om lid te worden van de NATO en de EU mislukten.


Op 7 augustus 2008 viel Georgië binnen in Zuid-Ossetië, maar het Russische leger verjoeg de Georgiërs voorgoed uit Zuid-Ossetië en uit Abchazië en zorgde voor massale vernielingen in Georgië.


Poetin vergeleek het Georgische leger met nazi’s, wat hij in 2022 herhaalde voor Oekraïne. Hij vindt dat beide landen bij Rusland horen. Het ‘onafhankelijke’ Abchazië beslaat 8.600 km² en telt 240.000 inwoners; Zuid-Ossetië is 3.900 km² groot en telt 53.000 inwoners (p. 138).


In 2020 werd Georgië zwaar getroffen door de tweede golf van corona. In september-november was er dan oorlog tussen de buurlanden Azerbeidzjan en Armenië, met 5.000 doden en de verdrijving van tienduizenden Armeniërs als gevolg. Rusland versterkte zijn greep op de zuidelijke Kaukasus.


De auteur besluit: Georgië noemt men het hof van Eden, maar dat is het nooit geweest. De economie is zwak, de politici maken permanent ruzie, de tolerantie tegenover de vele minderheden is erg klein en de verering van Stalin blijft overeind.


Het boek eindigt met een zeer uitgebreide chronologie die reikt tot januari 2021, een nuttige verklarende woordenlijst, een degelijke bibliografie, een lijst met geografische namen en een personenregister.


Het boek van Montefiore over Stalin (p. 172) bestaat ook in het Nederlands.


Beoordeling
Marc Jansen heeft met veel deskundigheid een helder en kritisch beeld getekend van een ingewikkeld land met een rijke geschiedenis dat worstelt met zichzelf en maar moeizaam tot rust en bloei komt. De kaart zit verstopt in de kaft vooraan. Ze is onmisbaar, want vele plaatsnamen zijn onbekend. Gegevens over oppervlakte en inwoners krijgen we pas op p. 122-123. Aanbevolen voor wie dit land (en Poetin) beter wil leren kennen.

ISBN 978-90-282-2307-3 | Paperback | 195 pagina's incl. Foto’s, chronologie, woordenlijst, bibliografie, geografische namen, register| Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam/ElkeDagBoeken, Antwerpen, 2021

©Jef Abbeel, 25 mei 2022, www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Grensland
Een geschiedenis van Oekraïne
Marc Jansen


De wrede oorlog van Poetin met de miljoenen vluchtelingen heeft ons doen beseffen dat Oekraïne dichtbij ligt.
Dit boek is een heruitgave van de edities van 2014-2015, maar het loopt slechts tot einde 2016.


Jansen begint zijn geschiedenis in de Oudheid, met volkeren zoals de wrede Scythen en even wrede Tauriërs, Griekse kolonisten, Goten, Hunnen, Bulgaren, (p. 12-15). De Slaven waren er vanaf de 6de eeuw. In 862 arriveerden de Zweedse Varjagen o.l.v. Rurik. Hij legde de grondslag voor de staat Kiev-Roes, waaruit Oekraïne, Rusland en Wit-Rusland zijn voortgekomen. 988 was een belangrijke datum: toen bekeerde vorst Vladimir zich tot het christendom. In de 11de eeuw was het land zelfs groter dan nu: 800.000 km² en Kiev telde toen 40.000 inwoners, zoveel als Parijs en méér dan Londen. Maar vanaf 1223 vielen de Mongolen binnen en in 1240 werd Kiev verwoest. Vanaf 1328 werd Moskou de hoofdstad en de erfgenaam van Kiev. In 1362-63 slaagde Litouwen erin de Mongolen te verslaan en het grootste land van Europa te worden! In 1569 sloot het een unie met Polen. Via Polen kwam Oekraïne in contact met de renaissance, het humanisme, de Contrareformatie en kwamen er jezuïetencolleges.


Vanaf de 15de-16de eeuw wonnen de Kozakken aan invloed. In 1649 kregen ze zelfs een zelfstandige staat, maar in 1654 legden ze de eed van trouw af aan de tsaar. Voor de Russen was deze ‘hereniging’ een eerste stap op weg naar inlijving. In 1667 werd Oekraïne na tien jaar oorlog verdeeld tussen Polen en Rusland, met de Dnjepr als scheidingslijn. Rond 1650 werd de Kozakken-vesting Charkov gesticht, wellicht vernoemd naar hun hoofdman Charko.


In 1709 werd de troepen van Zweden-Oekraïne en Kozakken bij Poltava (ten zuidoosten van Kiev) verslagen door Peter de Grote. Hij wou toegang tot de Zwarte Zee, maar Rusland kwam niet verder dan de Zee van Azov . Catharina de Grote had meer succes: in 1774 verwierf Potjomkin toegang tot de Zwarte Zee. En in 1783 veroverde Potjomkin de Krim, Tataars voor ‘mijn heuvel’.
Potjomkin stichtte Jekaterinoslav, nu Dnipro (1776), Cherson (1778) en Sebastopol (1783). De Krimoorlog zorgde voor ruim 600.000 doden. Bovendien emigreerden 150.000 of twee derde van de  Krim-Tataren naar het Ottomaanse rijk (p. 57).
Tussen 1772 en 1795 werd Polen verdeeld: Rusland kreeg 62% (p. 60). Binnen Rusland kregen de Joden een beperkt woongebied toegewezen. De rijkste waren de Bronsteins, met Leiba Bronstein of Lev Trotski (p. 62). Rond 1917 was 1 op 5 inwoners Jood (p. 66).


Het Oekraïens nationalisme ontstond in het begin van de 19de eeuw met een eigen woordenboek, grammatica, geschiedschrijving én met de gedichten van Taras Sjevtsjenko (p. 70-73). Maar vanaf 1863 verbood de Russische overheid Oekraïense boeken voor de godsdienst en de zondagsscholen en in 1876 het Oekraïens toneel, liederen en onderwijs (p. 76). In het Habsburgse rijk en aan de universiteit van Lemberg (Lviv) kreeg het Oekraïens meer kansen. Maar de Oekraïners bleven arm en weinig ontwikkeld. Rond 1900 waren ze met 26 miljoen: 22,4 in Rusland, 3,8 in Oostenrijk-Hongarije. Ze waren de grootste nationale minderheid in Europa. Maar ze misten een eigen staat, elite en middenklasse. De meesten waren arme boeren, die wel voor 90% van het Russisch graan zorgden en voor 20% van de wereldbehoefte. 15 à 20% waren koelakken of relatief rijke boeren (p. 83).


Steenkool en ijzererts lagen in het zuidoosten. De industrialisatie was hier zeer succesvol. De arbeiders waren vooral Russen en Europeanen, weinig Oekraïners. Idem voor de stadsbewoners: slechts 18% waren Oekraïners. De Russen domineerden in het bestuur. De 2 miljoen Joden waren belangrijk voor de handel en de intellectuele beroepen. In 1887 werden voor hen quota ingevoerd in het onderwijs. De pogroms van 1881 en 1905 waren vooral het werk van jaloerse Griekse handelaars (p. 84-85).  
In WO I moesten 3,5 miljoen Oekraïners in Russische dienst vechten tegen 0,25 miljoen volksgenoten in Oostenrijkse dienst (p. 89).


Na de Oktoberrevolutie ontstond de Oekraïense Socialistische Sovjet Republiek met 26 miljoen inwoners op 450.000 km². Nooit eerder hadden de Oekraïners zo een bestuurlijke eenheid gehad. Maar de economie lag in puin, als gevolg van de oorlog, de burgeroorlog en het communisme. De industriële productie was met 90 procent verminderd. Dan volgde er in 1921-22 nog een grote hongersnood in de SU met 5 miljoen doden, van wie honderdduizenden in Oekraïne. Pas in 1927 bereikte het BNP weer de omvang van 1913 (p. 103-107).


In 1922 beheersten slechts 11% van de inwoners de Oekraïense taal. Ambtenaren moesten Oekraïens leren, dat de taal van de overheid en van het onderwijs werd. De minderheden (Russen, Joden, Duitsers, …)  mochten hun taal gebruiken in hun onderwijs en cultuur. Maar de kerken, synagogen, moskeeën en het Holenklooster (de zetel van de Oekraïens-Orthodoxe Kerk)  werden door de bolsjewieken gesloten (p. 104-106).
Rond 1927 kwamen er nieuwe fabrieken en een dam op de Dnjepr, de grootste van Europa. Oekraïne werd een geavanceerd industrieland.


Vanaf 1929 begon Stalin zijn kruistocht tegen de boeren: 200.000 bedrijven werden geliquideerd, 850.00 koelakken gedeporteerd, alle graan werd meedogenloos opgeëist bij huiszoekingen. Gevolg: de Holodomor of massale uithongering in 1932-33 (p. 108-109). Toen de partijchef van Charkov dat meldde aan Stalin, werd hij beschuldigd van fabels en ontslagen. Stalin wees buitenlandse hulp af en ging verder met de export van graan, boter, spek, eieren, vis, groenten! Jansen spreekt van 2,5 tot 4 miljoen doden in Oekraïne en 5,5 tot 6,5 in heel de SU. Anne Applebaum (Rode Hongersnood, p. 272) raamt het aantal doden in Oekraïne op 3,9 miljoen plus 0,6 miljoen minder geboortes, dus 4,5 miljoen of 13 à 15% van de bevolking (31 miljoen).


Veel Oekraïners menen dat Stalin bewust een anti-Oekraïense campagne voerde, zeker tegen de intellectuele elite, de kerk en de boeren. Idem tegen de Polen, Duitsers en Grieken in Oekraïne (p. 112-113). De 6 miljoen Oekraïners in Polen werden niet uitgeroeid, maar ze hadden er weinig rechten.
Het Molotov-Ribbentroppact van 23 augustus 1939 kende het oosten van Polen en dus ook West-Oekraïne toe aan de SU. Zo kreeg de Oekraïense Sovjet Republiek er 93.000 km² en 8 miljoen mensen bij. In 1940 kwam er nog 16.000 km² en 1,3 miljoen mensen bij van Roemenië.


Bij de inval van 21 juni 1941 viel Oekraïne snel in Duitse handen. Veel Oekraïners zagen de Duitsers als bevrijders van de gehate bolsjewieken, maar de Duitsers sloten hun nationalistische leiders Stetsko en Bandera op in een concentratiekamp. De Duitsers wilden van Polen, Wit-Rusland en Oekraïne een agrarische kolonie maken, zonder Slavische Untermenschen en met 10 miljoen Duitse en Nederlandse boeren.
De Oekraïense Joden werden massaal geëxecuteerd, met als toppunt Babi Jar bij Kiev, waar in 36 uur 33.771 Joden werden vermoord op 29-30 september 1941. Vele Oekraïners waren medeplichtig, tegelijk staan er 2.544 op de lijst van de Jodenhelpers.

Roemenië veroverde het zuidwesten van Oekraïne, met Odessa als hoofdstad, en ze moordden daar 220 à 260.00 Joden uit plus 10 à 20.000 zigeuners.  In totaal werden 1,6 miljoen van de 2,7 miljoen Oekraïense Joden gedood tijdens de oorlog (p. 131-134). Doordat de Oekraïners behandeld werden als Untermenschen, werden velen al snel anti-Duits. En enkele miljoenen vochten mee in het Rode Leger. (p. 138-139).
In 1944 werd Oekraïne weer heroverd door het Rode leger, inclusief de Krim, waar de 182.000 Krim-Tataren en 46.000 Grieken, Bulgaren en Armeniërs gedeporteerd werden naar Azië (p. 141).


In Jalta was besloten dat de SU de in 1939 bezette gebieden mocht behouden. Polen verloor zo bijna de helft, maar kreeg compensatie in Duitsland. Oekraïne kreeg zo een stuk van Polen, Roemenië en Tsjecho-Slowakije en werd zo voor het eerst een natiestaat van 580.000 km² en 41 miljoen mensen. Stalin had daar onbedoeld voor gezorgd. Er volgde een massale volksverhuizing.


Geen land werd tijdens de oorlog zwaarder getroffen dan Oekraïne: 700 steden en 28.000 dorpen werden verwoest, 5,3 à 6,5 miljoen mensen kwamen om. Er kwam helaas ook een einde aan het multiculturele samenleven van Polen, Joden en Oekraïners (p.146-148).
In West-Oekraïne werden tussen 1944 en 1952 een half miljoen opstandelingen door de Russen opgepakt, van wie er 150.000 gedood werden. Chroesjtsjov beweerde op 25 februari 1956 tijdens zijn ‘geheime’ speech dat Stalin overwoog om alle 40 miljoen Oekraïners te deporteren, maar het niet deed omdat ze met te veel waren (p. 143).


In 1946 leidde een catastrofale droogte tot een derde hongersnood, met opnieuw honderdduizenden doden.


In de jaren 50-80 kregen de Oekraïners wel hoge posten in de CPSU, dank zij Chroesjtsjov en Brezjnev.


Tijdens Gorbatsjov ontstond in 1988 in Oekraïne, vooral in het westen en in Kiev, een volksbeweging voor meer democratie en meer aandacht voor de Oekraïense taal en cultuur. In 1989 werd het Oekraïens dan de officiële taal, maar het Russisch bleef toegelaten. In november 1990 stelde Gorbatsjov een nieuw Unieverdrag op dat aan de republieken grote soevereiniteit gaf. Maar op 19 augustus 1991 kwam er een putsch tegen Gorbatsjov en zijn Unieverdrag. De putsch mislukte, maar versnelde de desintegratie.


Op 24 augustus 1991 riep het Oekraïense parlement de onafhankelijkheid uit met 346 stemmen tegen 1. De bevolking keurde dit goed met 90% (p. 166-167). Daarna ontbonden Jeltsin, Kravtsjoek (Oekraïne) en Sjoesjkevitsj (Wit-Rusland) de SU. Veel veranderde er niet: de oude nomenklatoera bleef de politiek en de economie beheersen. De kernwapens werden in 1994-96 onder Amerikaanse druk overgedragen aan Moskou.


De economie stortte helaas in: het bbp van 1999 was maar 41% van dat van 1991: Europa noch Rusland hadden interesse voor de verouderde producten van de Oekraïense industrie: raketten, tanks, schepen, vliegtuigen, tractoren. Een kleine groep oligarchen werd schatrijk, de rest arm: 75% leefde onder de armoedegrens (p. 171-172). En de bevolking daalde van 52 miljoen in 1991 naar 45 miljoen in 2012. De levensverwachting van de mannen was 63, die van de vrouwen 75. Drie miljoen mensen verlieten het land.


In 1997 sloot Oekraïne opnieuw een verdrag met Rusland, waarin andermaal de territoriale integriteit werd erkend. De Zwarte Zeevloot ging voor 80% naar Rusland, dat de haven van Sebastopol mocht huren. Corruptie en zelfverrijking vierden helaas hoogtij: in 2013 was Oekraïne er Europees kampioen in. Oligarchen en rode directeuren profiteerden van de privatiseringen, waarbij staatsbezit verkocht werd aan vriendenprijsjes. Vanaf 1999 ging de economie beter: gemiddeld was er een groei van 7,5% tussen 2000 en de financiële crisis van 2008 (p. 181-183).


Bij de verkiezingen van 2004 werd Joesjtsjenko eerst vergiftigd, daarna slachtoffer van fraude ten gunste van de Russisch-gezinde Janoekovitsj. De verkiezingen werden overgedaan en Joesjtsjenko won met 52% (p. 180-181). Maar in 2005 werd Janoekovitsj premier, waardoor er snel een einde kwam aan de Oranjerevolutie. Ze had wel een positief effect: grotere persvrijheid en (meestal) eerlijke verkiezingen.


De financiële crisis van 2008 trof Oekraïne zwaar: in 2009 kromp de economie met 15%, duizenden staalarbeiders en mijnwerkers verloren hun baan, enkel een lening van het IMF kon het land overeind houden (p. 183-185).


In 2010 werd Janoekovitsj president verkozen. Hij maakte meteen komaf met de oppositie: Joelia Timoesjenko e.a. vlogen de gevangenis in. Hij zorgde ook dat het Russisch de tweede taal werd en gebruikt mocht worden in het oosten en zuiden, ten nadele van het Oekraïens (p. 187).


De keuze tussen Rusland en de EU was moeilijk: 21% van de export ging naar Rusland, 22% naar de EU, maar Rusland dreigde met importverbod toen Oekraïne in november 2013 voor de EU wou kiezen. Janoekovitsj tekende het verdrag dus niet en vanaf 24 november 2013 kwamen er massale demonstraties op Euro-Maidan. In februari 2014 ontaardden die in geweld, waarbij meer dan 75 burgers werden doodgeschoten. Het parlement zette Janoekovitsj af. Blijkbaar had die ook de schatkist leeggeroofd. Hij vluchtte naar Rusland (p. 187-199).


De auteur onderbreekt dan zijn chronologisch overzicht om stil te staan bij de vraag of er één Oekraïne bestaat of twee. Ten westen van de Dnjepr is er een sterk Oekraïens nationaal bewustzijn en kijkt men naar de EU, ten oosten en in het zuiden is dat veel minder en is men meer op Rusland georiënteerd (alleszins tot 2022). Zo loopt de scheidingslijn tussen Europa en Azië schijnbaar dwars door Oekraïne. Na de vlucht van Janoekovitsj beweerde Moskou dat er in Kiev ‘neonazi’s’ en ‘Bandera-aanhangers’ door een putsch aan de macht waren gekomen. Als reactie werd in februari-maart 2014 de Krim geannexeerd, wat in een referendum goedgekeurd werd.


En in april 2014 riepen de separatisten met Russische hulp de volksrepublieken Donetsk en Loegansk uit. Tegelijk hield het Russische leger massale militaire oefeningen aan de grens met Oekraïne om desnoods de Russisch-taligen te beschermen tegen de ‘fascisten van Kiev’. In een referendum was ook hier de bevolking voor zelfstandigheid of onafhankelijkheid. Gelukkig kwamen Charkov en Odessa niet in opstand. De meeste mensen in Oost-Oekraïne houden niet van Kiev, maar ze geven wel de voorkeur aan het voortbestaan van één Oekraïense staat boven een fusie met Moskou (p. 220-225).


In mei 2014 werd Petro Porosjenko met 55% president gekozen, ook in het oosten. Hij ondertekende het associatieverdrag met de EU, tot ongenoegen van Rusland. Op 17 juli 2014 werd de vlucht MH17 neergeschoten door rebellen met een Russische Boek-raket. Gevolg: 298 doden! Rusland ontkende en blijft alles ontkennen.

Ondanks de akkoorden van Minsk bleef men vechten in de Donbas met als balans in 2022: 14.000 doden en 2,5 miljoen vluchtelingen.


Het boek eindigt helaas al in januari 2017 met het aantreden van Trump. Hopelijk vindt de auteur de tijd om in een volgende uitgave de periode 2017-2022 en de huidige oorlog eraan toe te voegen.


Beoordeling

Jansen heeft een bijzonder degelijke Oekraïense geschiedenis geschreven vanaf de Oudheid tot nu, met de nadruk op de 20ste en 21ste eeuw. Hij is zeer goed op de hoogte van de cultuur, godsdienst, economie en van de Joden in Oekraïne. Hij heeft er nuttige kaarten bijgevoegd, een lijst met geografische namen en hun ligging, een personenregister en een zeer uitvoerige chronologie.
Aanbevolen lectuur voor al wie de huidige oorlog wil begrijpen.


ISBN 978-90-282-6191-4 | Paperback | 282 pagina's incl kaarten, foto’s, tijdtafel, bibliografie | Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam/Vrijdag, Antwerpen, maart 2022

© Jef Abbeel, 4 april 2022   www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER