Het nieuwe land
Het verhaal van een polder die perfect moest zijn
Eva Vriend
Eerst even wat algemene informatie:
De provincie Flevoland kenmerkt zich door veel open ruimte en een strakke indeling. De provincie bestaat uit twee delen: de Noordoostpolder (met de gemeenten Noordoostpolder en Urk) dat met land verbonden is aan het vasteland, en de Flevopolder, het grootste kunstmatige eiland ter wereld: Noordoostpolder Oostelijk Flevoland met de gemeenten Lelystad en Dronten en Zuidelijk Flevoland met de gemeenten Almere en Zeewolde. De Flevopolder is met bruggen (onder andere Stichtse Brug, Hollandse Brug en Ketelbrug), een spoortunnel (Drontermeertunnel) en een dijk (Houtribdijk) verbonden met het vasteland. De provincie ligt gemiddeld ongeveer 5 meter onder de zeespiegel. Om overstroming te voorkomen zijn er drie grote gemalen, plus twee grote vaarten, de Hoge Vaart en de Lage Vaart. Ook is er midden in Flevoland een dijk aangelegd met sluiscomplexen.
Ook de natuurgebieden, De Hollandse Hout en de Oostvaardersplassen zorgen voor opvang van water.
Hoe kwam deze enorme inpoldering tot stand?
Al aan het eind van de negentiende eeuw probeerde ingenieur Lely Nederland warm te maken voor het afsluiten van de Zuiderzee. In 1918 werd de Zuiderzeewet aangenomen: de Zuiderzee moest drooggelegd worden. Na de watersnood van 1916 werd begonnen met een proefdijk. Niet de Afsluitdijk dus, maar de Amsteldiepdijk, een dam die ligt tussen Van Ewijcksluis en Wieringen. In 1924 ontstond het Amstelmeer. Wieringen kreeg een directe verbinding met het vasteland van Noord-Holland. Van dit project werden vele lessen geleerd, nuttig toen dan in 1927 eindelijk begonnen werd met het bouwen van de Afsluitdijk, klaar in 1932.
Daarna kon worden begonnen met de inpoldering van het vanaf toen geheten IJsselmeer, waar de bodem bestond uit vruchtbare zeeklei. De Noordoostpolder werd ingepolderd tussen 1950-1957, Flevoland was klaar in 1968.
Een enorm karwei wat zorgde voor veel werkgelegenheid. En woningen, waar ook grote behoefte aan was. Boerenbedrijven: in een gezin met meer dan een zoon was slechts voor een van hen de boerderij weggeld. Er was een grote behoefte aan nieuwe bedrijven. Later kwamen daar de Zeeuwen bij die hun land kwijtgeraakt waren bij de Watersnood. En de boeren die onteigend werden vanwege bijvoorbeeld de aanleg van Schiphol.
Allemaal mensen die zich mochten aanmelden om in aanmerking te komen voor een boerderij (die met een liniaal ingetekend werden, in meerdere aantal hectaren)
Er waren veel meer inschrijvingen dan er bedrijven beschikbaar waren. Zo kwam er een selectieprocedure tot stand. De samenleving werd maakbaar bevonden: alleen de besten kwamen in aanmerking, behalve enorme vragenlijsten kwam er huisbezoek. Alleenstaanden kwamen niet in aanmerking, evenmin huishoudens waar het boeltje niet in orde was. Of waar de toekomstige boer geen idee had van wat voor soort gewassen hij zou kunnen telen.
Wel werd er rekening gehouden met de verschillende zuilen. Een volledig katholieke, of hervormde groep boeren bij elkaar was niet gewenst. Dat hield in dat er in een dorp dat gebouwd werd meerdere kerken en anders voorzieningen moesten komen. Veel polderwerkers deden hun best bij de inpolderingswerkzaamheden om maar in aanmerking te komen voor een aantal hectaren. Soms lukte dat, soms niet. De criteria waren streng, en men zou ze nu zeer dubieus vinden. Waarbij de kanttekening gemaakt kan worden dat vanaf het moment dat de selectieprocedure afgeschaft werd de politie ineens handen vol werk kreeg.
Eva Vriend schreef hierover 'Het Nieuwe Land'. Haar grootouders waren zo gelukkig dat ze een boerderij toegewezen kregen. In 1951, het jaar dat haar opa werd ingeloot, waren er 3018 kandidaten voor slechts 135 boerderijen.
Eva Vriend probeert uit te zoeken waarom de een wel land kreeg en een ander afgewezen werd. In Nieuw Land Erfgoedcentrum zoekt ze in de archieven naar papieren die dat aantonen, Helaas bleek veel ervan vernietigd te zijn: privacygevoelig. Als je leest wat er opgemerkt wordt op de enkele formulieren die Vriend welk wist te achterhalen, dan begrijp je dat wel. Het oordeel kon snoeihard zijn.
"Een stugge, zeer onvriendelijke man. Zijn ontwikkeling is gering", oordeelde een ambtenaar over een kandidaat. Een ander "lijkt me een inhalige schraper", een derde was "goedwillend en plichtsgetrouw", maar ook "slecht ontwikkeld en dom". Allemaal afgewezen.
Vriend ontdekt hoe hard deze afwijzingen aankwamen, meer misschien nog omdat de mensen die een ‘nee’ te horen kregen niet wisten waarom, maar het ieder jaar wel opnieuw mochten proberen. Om dan steeds opnieuw afgewezen te worden, dat doet wat met een mens.
De vraag die Vriend stelt is: was de strenge selectie gerechtvaardigd?
Haar conclusie is dat het een heidens karwei was en dat het op een voor die tijd goede manier is aangepakt. Inderdaad: als je zoiets zou moeten doen met al die inspraakmogelijkheden van nu, dan zou je volgende eeuw nog niet klaar geweest zijn!
‘Dat ben ik mijzelf steeds meer gaan realiseren: je hebt een plan, maar uiteindelijk loopt het leven altijd anders. Het blijft mensenwerk.’
Eva Vriend (1973) schreef dit deels autobiografische boek in haar hoedanigheid van boerendochter en kleindochter van een geluksvogel, maar ook als journalist, historicus en docent journalistiek. In 2013 werd haar boek samen met een aantal andere titels genomineerd voor de Libris Geschiedenisprijs.
Het zijn heel veel feiten, maar toch leest het lekker, mede door de persoonlijke verhalen van enkele betrokkenen. Met fotokatern.
ISBN 9789460038747 | Paperback | 304 pagina's | Uitgeverij Balans | juni 2014
© Marjo, 9 maart 2021
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER