Zorgeloos genieten
Natuurdagboeken en hun schrijvers
Marga Coesèl
Zorgeloos genieten gaat over natuurdagboeken en Marga Coesèl onderscheidt deze in drie typen:
- Het natuurjournaal
- Natuurdagboek nieuwe stijl
- Natuurcolumns in dag- en weekbladen
In het natuurjournaal wordt schriftelijk de waarneming van planten- en diersoorten vastgelegd. Het is in feite het traditionele natuurdagboek.
In natuurdagboeken wordt vooral de natuurlijke omgeving beschreven waarbij persoonlijke indrukken van het verblijf in de natuur qua sfeer en emotie het belangrijkst zijn.
In natuurcolumns richt de schrijver zich veelal tot de lezer waarbij kennis van de natuur overdragen het hoofddoel vormt.
In dit boekje wordt vooral het natuurjournaals nader bekeken.
Het natuurjournaal is geen echt dagboek maar meer een noteren van waargenomen planten- en diersoorten. Het os meer een geheugensteuntje. Persoonlijke belevenissen over dagelijkse beslommeringen komen er niet in voor. Er werden veelal schriften of notitieboekjes voor gebruikt.
Marga Coesèl deed onderzoek naar deze journaals en geeft haar indrukken en ervaringen in dit boekje weer.
Begin vorige eeuw waren deze journaals handgeschreven en al dan niet voorzien van tekeningen van de waargenomen vogels, eieren, planten en dergelijke. De fraaie foto's laten prachtige voorbeelden zien. Tegenwoordig wordt voor dit soort zaken veelal Waarneming.nl gebruikt.
De oudst bekende dagboeken zijn van onderwijzer, schrijver en natuurbeschermer Jac. P. Thijsse. Hij begon al op zijn achttiende zijn logboek bij te houden.
Op 13 februari 1884 noteerde hij in zijn eerste waarneming:
Sedert eenige dagen is de zon weer zichtbaar. Het weer is zacht. Kornoelje, els en hazelaar bloeien in de stadsparken, tulpen en crocussen in onze bloempotten. Nu ga ik er eens op uit om te zien hoe de Natuur bij Amsterdam er uitziet.
De diverse journaalschrijvers hebben allen hun eigen interessegebied. De een is vooral geïnteresseerd in nesten en vogeleieren, de ander noteert alleen de waargenomen vogels of planten.
Namen als o.a. Jan Verwey, zoon van Albert Verwey, Hans Warren, Peter van Straaten, Gerrit Brouwer, Jan Pieter Strijdbos, Kees Hana passeren de revue. Als rode draad is Jacq P. Thijsse opgevoerd. Hij is immers de aanjager en oprichter van het blad De Levende Natuur. Dat blad vormde het podium waarop bijv de jonge waarnemers zich konden presenteren.
Al met al is het een mooi vormgegeven en interessant boekje geworden over een bijna voorbije periode. Nu wordt bijna alles digitaal vastgelegd inclusief foto's.
Achterin het boek staat nog beknopte informatie over de andere twee vormen van de natuurdagboeken en heel veel informatie over schrijvers van natuurdagboeken.
ISBN 9789464711783 | Hardcover | 96 pagina's inclusief foto's | Uitgeverij Noordboek | 8 maart 2024
Afmeting 16,8 x 18,9 cm
© Dettie, 17 maart 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Walen werken wél!
Een daad van verzet tegen de foute clichés over Wallonië.
Thomas Dermine
Dit boek is de vertaling van ‘Wallonie-Flandre. Au delà des clichés’. De auteur begint in september 1998, toen hij op de Abdijschool in Dendermonde zijn humaniora begon zonder Nederlands te kennen. Hij kreeg er meteen de bijnaam ‘luie Waal’. En in 2004 werd hij aan de ULB door de Brusselaars ook weggezet als ‘boerke’. Gelukkig waren er nog andere ‘boerkes’, o.a. twee Vlamingen. Daarna mocht hij verder studeren in Harvard. In 2017 nam Paul Magnette hem in dienst voor de economische reconversie van Wallonië. In 2019 werd hij directeur van de studiedienst van de PS en in 2020 staatssecretaris.
In dit boek verzet hij zich tegen allerlei clichés die in Vlaanderen leven over de Walen en tegelijk toont hij zijn geloof in de toekomst van Wallonië. Hij stelt en bewijst nadien dat de inkomenskloof niet meer groter wordt, dat Wallonië geen economische woestijn is en dat de transfers omgekeerd zijn voor de pensioenen.
Tussen 1780/1830 en 1914 was Wallonië de economische motor van België en het behoorde toen bij de top van Europa. WO I en de crisis van de jaren 30 troffen de Waalse economie hard. Tijdens het interbellum begon Vlaanderen aan zijn inhaalbeweging. De glasindustrie vestigde zich in Vlaanderen, dat toen meer staatssteun kreeg dan Wallonië.
Vanaf 1950 begon het verval van Wallonië. Het aantal mijnwerkers halveerde er van 110.000 in 1958 naar 50.000 in 1961, wat voor een zware schok zorgde. Tussen 1958 en 1984 verdwenen 130.000 Waalse arbeidsplaatsen, enkel in de mijnbouw. Vanaf de jaren 60 volgde de neergang van de staalfabrieken. Het aantal werknemers daalde in deze sector van 65.000 in 1974 naar minder dan 10.000 eind jaren 80. Rond 1965 telde Wallonië voor het eerst meer werklozen dan Vlaanderen.
De welvaartskloof is nu groot: ca. 28% of 40.000 euro per jaar per inwoner in Vlaanderen tegenover 29.000 euro in Wallonië, maar sinds 2007 vergroot hij niet meer (p. 53).
De auteur vraagt zich dan af of Wallonië zelf verantwoordelijk is voor die neergang. Hij antwoordt dat alle Europese mijnbouwregio’s achteruit gingen, ook de Limburgse, maar die doen het wel beter dan Luik en Henegouwen, deels door meer dynamisme, deels door meer investeringen.
De vooruitgang van Vlaanderen is niet uitzonderlijk en is vergelijkbaar met die van de regio’s Rotterdam, Hamburg, Barcelona en Milaan. Volgens Dermine investeerde de Belgische regering na WO II méér in Antwerpen en zijn haven dan in Wallonië. Maar hij toont dat niet aan met cijfers.
Dat doet hij wel met de buitenlandse investeringen, waarbij Antwerpen dubbel zoveel kreeg als de andere provincies (p. 71).
De autosector vestigde zich vanaf 1954 vooral in Vlaanderen: Genk, Antwerpen, Gent, Vilvoorde (en Vorst), wellicht om vlotter te kunnen exporteren. Dermine zegt niet waarom die merken niet naar Wallonië kwamen en ook niet waarom de rijke families Frère (Charleroi) en Boël (La Louvière) niet voor de Waalse reconversie zorgden. Hij geeft wel toe dat de economische aanpak in Wallonië te defensief was, door uitsluitend de traditionele sectoren te beschermen, terwijl Vlaanderen in de toekomst investeerde. De regionalisering was goed voor Wallonië: de kloof werd niet meer groter. Maar om Vlaanderen in te halen, moet Wallonië 22 à 40 jaar lang een dubbele groei van bijna 3% kennen (p. 72-75).
Vlaanderen is goed voor 58,3% van de Belgische economie, Brussel voor 18,4%, Wallonië slechts voor 23,3% met 31,7% van de bevolking. Wallonië telt zowel de rijkste als de armste provincie: Waals-Brabant tegen Henegouwen, met gemiddelde inkomens van resp. 54.400 en 24.500 euro. Het is dus geen economische woestijn.
In Vlaanderen is Antwerpen de welvarendste provincie, met een gemiddeld inkomen van 47.000 €. 403.000 pendelaars uit Vlaanderen en Wallonië bezetten 50,6% van de Brusselse arbeidsplaatsen (p. 88-92).
Sinds 2005 focust het Waals Gewest met succes op bepaalde sectoren: biotechnologie, farmacie, logistiek en andere hoge technologie. De neergang van de industrie heeft zich voortgezet in de 21ste eeuw: Caterpillar (3.630 banen) en Duferco (3.190 jobs) zijn gestopt, Arcelor heeft een deel van zijn 7.790 banen geschrapt. 10.000 banen, vooral voor handarbeiders, gingen verloren, 11.000 nieuwe kwamen er bij in andere sectoren, maar die waren voor geschoolden en die kwamen voor 88% van buiten de regio Charleroi (p. 99-103).
Dan volgt de discussie over de ‘luie Waal’. Dermine beweert dat meer Walen buiten hun gewest gaan werken dan Vlamingen. 59.400 Walen werken in Vlaanderen, dubbel zoveel als de 27.000 buitenlanders uit Frankrijk, Nederland, Duitsland en Luxemburg. Er werken 33.800 Vlamingen in Wallonië (p.122-123). Er werken ook meer Walen buiten België dan Vlamingen: 53.000 tegenover 36.000. Ze leggen ook meer kilometers af, doordat Wallonië groter is dan Vlaanderen: 16.900 km² tegen 13.600 km².
Bovendien duurt een treinrit van Charleroi naar Brussel dubbel zo lang als die uit Gent, dat even ver van Brussel ligt.
Maar het aantal werklozen bedraagt in Wallonië 8,6% of 131.000, in Vlaanderen is dat 3,6% of 95.000. En het aantal langdurig werklozen, vooral laaggeschoolden, ligt in Wallonië veel hoger: 28% tegen 10,2% in Vlaanderen. Dermine is helaas tegen het beperken van de uitkeringen in de tijd: zo kunnen ze dus levenslang werkloos blijven en zijn er velen die geen werk zoeken. Hij vindt wel dat Wallonië in het onderwijs meer aandacht moet besteden aan het vak Nederlands.
In Vlaanderen is de vergrijzing hoger dan in Wallonië: 35,7% tegen 32,5% en daardoor kosten de pensioenen en de gezondheidszorg er meer sinds 2003. Depressies nemen meer toe in Wallonië (49 tegen 38%), burn-out meer in Vlaanderen (47 t.o. 21%). De levensverwachting is in Wallonië iets lager dan in Vlaanderen: 80,3 tegen 82,7 jaar. Werkloos zijn weegt blijkbaar meer op het welzijn van de Waal dan van de Vlaming.
De transfers dan. Die nemen al enkele jaren af, ze zijn beperkter dan in andere Europese landen en Brussel transfereert zowel naar Wallonië als naar Vlaanderen doordat 50,6% van de werkende mensen buiten Brussel wonen. In 2019 ging er 6,2 miljard van Vlaanderen en 0,9 miljard van Brussel naar Wallonië of resp. 935 en 759 euro per inwoner. De Walen kregen zo gemiddeld 1.948 euro per persoon. Sinds 1995 dalen de transfers, doordat Vlaanderen sneller vergrijst en dus meer geld krijgt voor pensioenen. Waals-Brabant is hier de netto-bijdrager, Limburg en West-Vlaanderen zijn de netto-begunstigden (p. 147-155).
De Vlaams-nationalistische ritten naar Wallonië in 2005 en 2015 met vrachtwagens vol met 12 à 15 nep-miljarden berusten dus op mythes.
De Vlaamse export gaat voor 14% naar Wallonië, tegen 10% naar Duitsland en Frankrijk en 9% naar Nederland. Een welvarend(er) Wallonië is dus goed voor Vlaanderen.
De kern van het probleem is: hoe kunnen we de arbeidsparticipatie in Wallonië aanzwengelen? Vooral de oude industriebekkens van Henegouwen en Luik staan voor enorme taken. Dermine pleit voor zes werkpunten: herindustrialisatie, deelnemen aan de groene transitie en aan toerisme dicht bij huis, investeren in betere leefomstandigheden om zo meer bedrijven en mensen aan te trekken, het onderwijs meer afstemmen op de behoeften van de markt en op de knelpuntberoepen (ingenieurs, technisch geschoolde arbeiders), de langdurig werklozen activeren, een beter economisch partnerschap sluiten met Vlaanderen door meer Vlaamse investeringen in Wallonië en meer Waalse arbeiders naar Vlaanderen te sturen, een Waals verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkelen en het besef dat niet elke onderneming gedoemd is om te verdwijnen.
Beoordeling
Dermine heeft degelijk werk geleverd en bewijst de meeste stellingen ook met cijfers en grafieken van het Nationaal Instituut voor de Statistiek en van Eurostat. Die grafieken zijn in zwart-wit en soms onduidelijk, zoals op p. 149 en p. 150. Zijn wens om de arbeidsparticipatie op te drijven zal wellicht tegengewerkt worden door zijn eigen partij, de PS en door de PTB, die niet beseffen dat België de komende vier jaar 27 miljard moet besparen van Europa en die allebei ijveren voor levenslange werkloosheidsuitkeringen, met daarna ook een pensioen, zelfs als je nooit gewerkt hebt. En voor 4 i.p.v. 5 dagen werken met 40% meer loon! Op die manier zullen er weinig bedrijven geneigd zijn om zich nog in Wallonië te vestigen.
Hij vergeet ook te zeggen dat Wallonië sinds 1970 bijna altijd meer uitgegeven heeft dan wenselijk is: de schuld bedraagt er 12.000 euro per persoon, in Vlaanderen 4.800, wat nog veel te veel is.
Kennis van economie is wenselijk, b.v. om het verschil te snappen tussen arbeidsparticipatie (effectief werkend) en werkzaamheids-graad (werkend en werkzoekend) (p. 108-110). Een Frans woordenboek is niet nodig, een Engels soms wel.
ISBN 978-94-647-5976-1 | Paperback | 216 pagina's grafieken, bibliografie, noten | Uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts, Gent | oktober 2023
Jef Abbeel, Turnhout, 7 maart 2024 www.jefabbeel.be
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Ben je bezopen?
Fimme Bakker
Hoe cynisch is het als je als zwaar verslaafde een zoon bent van een psychiater die gespecialiseerd is in verslaving. Toch is dat wat gebeurde in het gezin van Fimme Bakker.
Het is gek genoeg iets wat vaker gebeurt, een loodgieter heeft bijvoorbeeld thuis een eeuwig lekkende kraan en bij Fimme thuis was vader zo bezig met zijn cliënten dat hij niet zag wat er onder zijn ogen gebeurde. Het punt is natuurlijk wel dat verslaafde mensen heel goed zijn in het verbergen van hun verslaving totdat het compleet uit de hand loopt.
Het was Fimme zelf die op gegeven moment om hulp vroeg en daarna aan zijn traject begon om van zijn verslaving af te komen en daar schrijft hij over in dit boek.
Het is geen verhaal over hoe erg het was en welke ontberingen hij heeft doorstaan om tot het punt te komen om zijn verslaving ter hand te nemen.
Eerder kun je spreken van een trajectbeschrijving over het overgaan tot niet meer gebruiken.
Wat Fimme benadrukt is dat je ten eerste onder ogen moet zien dat je een probleem hebt met verdovende middelen. Die middelen kunnen bijv. drank, drugs, xtc etc zijn.
Hij laat zien wanneer er sprake is van 'pleziergebruik' of werkelijke verslaving.
Bij verslaving komt het er vooral op neer dat je constant met de middelen bezig bent, is het niet in je hoofd dan wel in het gebruiken. Het constant op zoek zijn naar het middel en er eventueel mensen voor wilt liegen en bedriegen om toch aan het middel te komen. Alles staat in het teken van dat middel en de zaken daarbuiten zijn van minder belang.
Is het middel niet ter beschikking dan kun je agressief worden, anders worden dan men vroeger van je gewend was.
Hoewel de titel doet vermoeden dat het om een drankverslaving gaat is dat bij Fimme niet het geval. Hij begon al heel jong - op veertienjarige leeftijd - met canabis en dat beviel zo goed, dat hij al snel meer en andere middelen ging gebruiken. Het maakte hem eigenlijk niet zoveel wat hij gebruikte uit als hij maar in zijn 'roes' kon komen. Daar ging hij jaren mee door totdat hij besefte dat het zo niet langer meer kon en om hulp vroeg. Hij ging uiteindelijk naar een verslavingskliniek in Thailand - Fimme is dan 20! - Daar lukte het wonderwel om van de middelen af te blijven.
Maar daarna begint het pas echt. Mensen moeten wennen aan de nieuwe Fimme, die niet meer drinkt of gebruikt, de échte vrienden waarderen het maar er is ook nog een grote wereld buiten de vaste vriendenkring. De verleidingen liggen constant op de loer.
Fimme krijgt in verschillende vormen hulp die ervoor zorgen dat hij kan wennen aan de nieuwe wereld zonder drugs.
Ook is hij is zoekende om een draai te vinden zonder het vluchten in drugs. En dat is waar het boek in feite over gaat.
Hij geeft adviezen en tips. Laat zien dat je je niet achter anderen of moeilijke situaties moet verschuilen maar daadwerkelijk jouw probleem bij kop en kont moet aanpakken.
Inzicht krijgen in het waarom van het gebruik is bijna essentieel. Bij Fimme speelt het gedrag van vader Bram die op belangrijke momenten niet aanwezig was, en een moeder die aanvankelijk weinig begrip toonde, het gesprek niet aanging een belangrijke rol.
Ook benadrukt Fimme dat uitvinden wat jij nu werkelijk wilt en daar voor gaan belangrijk is.
Gelukkig heeft Timme dat ook gevonden.
Het boek is redelijk afstandelijk geschreven maar is wel to the point.
Na elk hoofdstuk is er ook een korte samenvatting zodat je ook snel kunt kijken wat de essentie van het hoofdstuk is.
Vader Bram schreef het nawoord, wat niet echt begripvol overkomt. Het komt eerder over als toch een beetje gekrenkt zijn in zijn trots. Maar vader en zoon spelen nu wel samen in een gelijknamig theaterprogramma, waarbij Bram het voorprogramma vormt.
Fimme schreef het boek voor mensen die net als hij verslaafd zijn (geweest) en hulp zoeken. Het is vooral een boek zonder opsmuk dat je begeleidt op de weg naar leven zonder verslavende middelen. Het taalgebruik had soms wel iets eenvoudiger gemogen, toch is het zeer te hopen dat verslaafde mensen dit boek gaan lezen, het zal ze op weg helpen.
ISBN 9789493272699 | Paperback met flappen | 151 pagina's | Uitgeverij Lucht | 26 januari 2024
© Dettie, 5 maart 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Hart voor de zorg 11
VerpleegThuis
Teun Toebes
Het boek van de eenentwintigjarige Teun Toebes is in feite één lange pleidooi voor een betere omgang met mensen met dementie.
Hij zegt o.a. "Wie wil er na een leven vol vrijheid en zelfbeschikking terecht komen in een systeem van minderwaardigheid en uitsluiting? Wie wil zijn laatste jaren slijten als iemand die niet meer gezien wordt als individu maar als onderdeel van een groep zieke mensen die toch niets meer doorhebben?"
Vooral dat laatste stoort Teun Toebes. Want mensen die dementeren zijn lang niet allemaal zoals de verhalen je doen geloven. Zij weten en zien veel en voelen zich minderwaardig en gepasseerd omdat er niet mét hen over zaken gesproken wordt maar óver hen. Alsof alle mensen in het verpleeghuis hetzelfde zijn en alle mensen dezelfde graad van dementie hebben.
De interesse voor dementie ontstond bij Teun toen hij als verpleegkundige tijdens een verplichte stage terecht kwam op een gesloten verpleegafdeling die was ingericht voor mensen met dementie. Daar leerde Teun ook dat mensen met dementie dezelfde behoeftes hebben als mensen in de 'buitenwereld'. Maar zo gauw iemand de diagnose dementie krijgt, veranderd alles. De 'patient' wordt anders benaderd, alsof ze gek zijn, niet meer weten wat ze doen en er niet meer toe doen. Maar het zijn nog steeds dezelfde mensen.
Later werd een dementerende tante van Teun opgenomen in het verpleeghuis waar Teun werkte. Tante was haar hele een pittige tante geweest maar in het verpleeghuis kreeg diezelfde karaktertrek het stempel 'moeilijk' terwijl tante gewoon zichzelf was. Maar tante kreeg kalmerende pillen... Dat hoorde bij de behandeling waardoor mensen vaak veranderen in een kasplantje.
Uiteindelijk raakte Teun Toebes zo gefascineerd en betrokken bij dementerende mensen dat hij besloot te verhuizen en een kamer te betrekken in het verpleeghuis, er waren toch kamers vrij vanwege gebrek aan personeel. Zo leerde hij het werkelijke leven in het huis kennen. Wat hem vooral verwonderde waren de prachtige gesprekken die hij voerde met de bewoners. Zij wisten heel goed waarom ze in het tehuis zaten en waren zich zeer bewust van de beperkingen die hen opgelegd werden.
Teun ontdekte ook dat de vrijheid enorm beknot was en de omgeving vrij troosteloos. Hij vindt het erg dat gebouwen van de verzorgingshuizen er vaak echt als een instelling uitzien en niet als een thuis, terwijl dat het voor de patiënten wel is. De inrichting is vaak koel en kleurloos. De instellingen staan vaak in kale buitenwijken staan, waar voor de bewoners niets te beleven valt, behalve het uitzicht op de binnenplaats. Ook komen de bewoners zelden buiten. Sommigen zitten vastgegespt aan hun stoel wat ze onrustig maakt omdat ze zich opgesloten voelen.
Van de kant van de verpleging uit is het allemaal praktisch en weldoordacht maar voor de bewoners is het heel anders. Er worden muziekmiddagen georganiseerd met bijv. muziek van André Rieu. Waarom geen muziek van de Rolling Stones, vraagt Toebes zich af. Dagjes weg of vakanties vinden niet meer plaats. Alsof mensen ineens niet meer weg willen of vrij hun gang willen gaan. Niet iedere dementerende is een agressieve, hulpeloze, wegloper. En waarom mogen er geen huisdieren in het huis?
Alles blijkt om veiligheid en hygiëne te draaien, wat wel voor te stellen is, maar waardoor enorme beperkingen in het doen en laten ontstaan.
Zelfs gevangenen mogen meer volgens Toebes, zij móeten zelfs naar buiten.
Teun plaatste op de binnenplaats een caravan waar hij met de bewoners vakantie vierde. Hij nam bewoners mee om wat te gaan drinken, een ijsje te eten, organiseerde een barbecue, ging met de bewoner op bezoek bij hun familie. Maar vooral zag hij zijn medebewoners als buren, als gewone mensen met gewone behoeftes en verlangens waardoor zij ook opener werden en hun werkelijke gedachtes deelden met hem.
Tijdens het lezen voel je de bevlogenheid van Teun Toebes om iedereen duidelijk te maken dat dementerende mensen een andere behandeling verdienen, een menswaardiger behandeling. Toebes zegt niet dat de verzorgers hun werk slecht doen maar wel dat het systeem mensonwaardig is. Er wordt met enorme liefde over de bewoners gesproken en de wil om zaken voor hen te verbeteren spat ervan af.
Het is een prachtig boek geworden dat met een lach en een traan geschreven is.
Zie ook de documentaire die Toebes maakte https://teuntoebes.com/documentaire
en https://www.facebook.com/teunentoebespraat/videos/662083679446086?locale=nl_NL
en https://www.facebook.com/teunentoebespraat/videos/733437037457544?locale=nl_NL
en https://www.youtube.com/watch?v=9lxPqxsgUKA
en https://www.youtube.com/watch?v=53Tj2DyqUWs
ISBN 9789029544382 | Paperback | 200 pagina's | De Arbeiderspers | 15 augustus 2023
© Dettie, 21-02-2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Plato van Athene
Een leven als filosoof
Robin Waterfield
Plato (ca. 427 v. Chr.-347 v. Chr.) is een Griekse filosoof. Hij staat bekend als een van de invloedrijkste denkers in de Westerse filosofie. Hij was een leerling van Socrates en op zijn beurt was hij de leraar die Aristoteles opleidde. De Atheense Academie die Plato heeft opgericht, was het eerste instituut voor hoger onderwijs in het Westen.
Over zijn leven is weinig bekend. Deze biografie van Robin Waterfield is een poging om met schaarse puzzelstukjes een beeld te geven van Plato als persoon en als schrijver.
De grote lijn is dat Plato uit een welgestelde familie kwam en schreef over uiteenlopende onderwerpen als staatsinrichting, wetgeving, rechtspraak, ethiek en kunst.
Plato schreef in de vorm van dialogen. Dit bood hem de gelegenheid om een onderwerp van verschillende kanten te belichten. De dialoogvorm dwong gesprekspartners via het spel van vraag en antwoord grondig na te denken over hun eigen uitgangspunten. Het is een zoektocht naar wat waar is en waarheid gaat uit boven een mening. Iets moet waar zijn niet alleen voor mijzelf, maar ook voor anderen en die waarheid mag niet tijdgebonden zijn. Hiermee snijdt Plato de pas af aan de verpulvering van waarheid: het relativisme dat eenieder zijn eigen waarheid heeft.
Een kernpunt in de theorie van Plato is zijn Ideeënleer. Er is de wereld die we met onze zintuigen waarnemen en die constant verandert. Daarnaast is er een eeuwige, onveranderlijke wereld van Ideeën.
Waterfield is heel goed ingelezen in zijn onderwerp en schrijft goed. Hij weet overtuigend voor het voetlicht te krijgen hoe actueel het denken van Plato is. De schrijver deelt een plaagstootje uit met zijn opmerking dat we het ons niet kunnen veroorloven om Plato weg te zetten “als de zoveelste dode witte man” (blz. 27).
Dat is waar. Plato bond politieke leiders aan het voorschrift dat zij over ruime deskundigheid moesten beschikken en het algemeen belang als richtsnoer dienden aan te houden. Volksmenners en populisten ondermijnen de democratie als zij groepen tegen elkaar opzetten en als zij minderheden niet respecteren. Het gehalte van een democratie wordt bepaald door de wijze waarop ruimte wordt geboden aan minderheden. Plato’s pleidooi om politieke leiders via scholing op te leiden tot hun toekomstig ambt, maakt het lastiger voor ongeschikte personen om aan de macht te komen.
Plato hamerde op het belang van eenheid en stabiliteit. In een verdeelde samenleving ‘ontstaan staten binnen een staat die vijandig tegenover elkaar staan’ schrijft hij (blz. 51). Als we het daarmee eens zijn, mogen we ons wel grote zorgen maken over de staat waarin een aantal Westerse democratieën zich nu bevinden. Plato was ervan overtuigd dat mensen niet uit zichzelf het goede doen. Mensen hebben een rechtstaat nodig waarin rechten en plichten zorgvuldig omschreven zin en in balans zijn met elkaar.
Een kind van zijn tijd was Plato met zijn acceptatie van slavernij en zijn opvatting dat mannen intelligenter zijn dan vrouwen. Hij vindt zelfs dat vrouwen geniepiger en onbetrouwbaarder zijn dan mannen. Maar zijn visie op homoseksualiteit zullen veel mensen weer bijvallen. In meerdere dialogen laat Plato zich positief uit over de mannelijke homoseksuele liefde. Homoseksualiteit wordt niet gezien als een afwijking van de heteroseksuele norm. Dat hoeft niet te betekenen dat Plato zelf homo was, waarschuwt Waterfield.
Plato overleed op de leeftijd van ongeveer 76 jaar. Zijn volgelingen waren in diepe rouw gedompeld. Zij zagen Plato als een reus die met zijn denken de begrenzingen van de menselijke natuur was ontstegen. De invloed van zijn filosofie is in ieder geval tot op de dag van vandaag merkbaar. De Atheense Academie bleef nog eeuwenlang open tot keizer Justinianus de poorten in 529 sloot. Het onderwijs werd voortaan in handen gelegd van de christelijke kerk.
Het is boeiend om te lezen hoe Waterfield de biografische gegevens van Plato vermengt met een uiteenzetting van zijn opvattingen. Zijn boek is uitstekend geschikt als inleiding op leven en werk van deze grote filosoof. Maar ook voor meer gevorderden biedt dit boek veel nieuwe gegevens.
Het boek is voorzien van kaarten, een tijdlijn, een uitgebreide bibliografie, een notenapparaat en register, en ook enkele afbeeldingen.
Robin Waterfield (1952) is classicus en vertaler van onder meer het integrale oeuvre van Plato. Hij schreef diverse boeken over Griekenland in de oudheid. Waterfield werkte aan de universiteiten van Newcastle en St. Andrews. Hij is nu zelfstandig schrijver.
Wilma Paalman heeft het boek prima vertaald.
ISBN 9789025316372 | Paperback | Omvang 368 blz. | Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep | 16 januari 2024
© Henk Hofman, 19 februari 2024
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
Nasrdin
Nasrdin Dchar
'Ik ben een Nederlander. Ik ben heel trots op mijn Marokkaanse bloed. Ik ben een moslim. En ik heb een fucking Gouden Kalf in mijn hand.'
Deze woorden spreekt Nasrdin Dchar terwijl hij op het podium staat met het gouden beeldje in zijn hand dat hij kreeg voor zijn rol in de film Rabat. Het is dan 2011. De prijs werd voor de eerste keer toegekend aan een Nederlands-Marokkaanse acteur.
Zijn ouders streken in de jaren zeventig neer in Steenbergen, als tweede Marokkaanse familie in die stad. In de jaren ’70 werden zij nog niet bekeken met de argusogen die vandaag de dag gericht zijn op mensen van buiten Nederland. Hulp werd van alle kanten aangeboden, ze werden vriendelijk bejegend.
Zijn loopbaan is indrukwekkend:
Dchar is bekend van onder meer de televisieseries Shouf Shouf!, Deadline (Vara), De Troon en De vloer op. In 2010 was hij in de bioscoop te zien in de boekverfilming Tirza. Ook speelde hij in Lotus, Süskind en Wolf.
Naast zijn televisie- en filmwerk staat Dchar het gehele seizoen op het toneel. Hij heeft producties gedaan bij onder andere Theatergroep Made in da Shade (tegenwoordig productiehuis MC), Het Waterhuis (tegenwoordig Siberia), Het Toneel Speelt, en hij is een vaste gastacteur bij het Ro Theater.
In 2012 deed hij een solovoorstelling over zijn moeder, die hij in 2015 opnieuw speelde in het theater. In 2017 eerde hij zijn vader met eenzelfde soort voorstelling, DAD geheten. Hij maakte het drieluik af met een voorstelling over zijn vrouw.
Dit alles vertelt hij in zijn biografie, waarin ook een talent voor schrijven naar voren komt.
Het verhaal wordt verteld in de tegenwoordige tijd, ook al speelt alles in het verleden. Dat plus de korte hoofdstukken zorgen er voor dat het geheel vlot leest.
En natuurlijk het feit dat het leven van Nasrdin niet een leven is dat de gemiddelde lezer zelf ondervindt. We lezen hoe vooroordelen het hem niet altijd gemakkelijk maakten, hoe hij met vallen en opstaan is gekomen tot dat podium waar hij het Kalf kreeg. Over zijn ouders, over het geloof, en de dubbele cultuur. En we leren hem kennen als een man met wilskracht, die staat voor wie hij is, wie hij wil zijn.
ISBN 9789048863600 | Paperback | 256 pagina's | Uitgeverij Hollands Diep | november 2023
© Marjo, 13 februari 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Verdwenen Stad
Hoe de Joodse bevolking met de tram uit Amsterdam werd gehaald
Willy Lindwer en Guus Luijters
Na de Tweede Wereldoorlog was Amsterdam vrijwel ontdaan van zijn Joodse bewoners. Na vier eeuwen Joods leven kwam er een abrupt einde aan Joodse aanwezigheid in ‘Mokum’. Het deporteren van duizenden Joodse medebewoners lukte de Duitsers dankzij de medewerking van Nederlandse ambtenaren, Nederlandse politie, het trampersoneel, verraders en collaborateurs. In moeilijke omstandigheden zullen veel mensen buiten schot proberen te blijven. Dat valt te begrijpen. Grootschalige actieve medewerking aan terreur gaat echter verder dan wegkijken en is diep triest.
Het weghalen van Joden uit hun huizen gebeurde niet alleen bij nacht en ontij. Ook overdag reden overvolle trams volgepropt met Joden, bewaakt door Duitsers met het geweer in de aanslag, door de straten van Amsterdam. Op bladzijde 11 van dit boek staat daarvan een bizarre foto. Wandelaars op straat kijken opzij naar een langsrijdende tram. De inzittenden wacht een enkele reis naar kamp Westerbork en vandaar naar de vernietigingskampen in Oost-Europa. Deportatie als onderdeel van het dagelijks leven.
Dit boek maakt wat duidelijk: Er is veel waarvoor Nederlanders zich zouden moeten schamen en weinig om trots op te zijn. In 1947 werd het devies Heldhaftig, Vastberaden, Barmhartig toegevoegd aan het stadswapen van Amsterdam. De werkelijkheid was er ver vandaan. Moge dit devies de huidige stadsbestuurders aansporen om nu wel de schaars geworden Joodse inwoners te beschermen tegen hernieuwd oplaaiend antisemitisme.
De auteurs beschrijven eerst hoe de Amsterdamse tram werd ingezet om uit alle delen van de stad Joden te vervoeren naar verzamelplekken, zoals de Hollandsche Schouwburg. Met de trein gingen de Joden vanaf het Centraal Station of het Muiderpoortstation naar kamp Westerbork. Alleen naar Sobibor vertrokken uit Westerbork al zestien treinen met Joden. De meeste Joden waren een half uur na aankomst vergast.
Het volgende deel van dit boek wordt besteed aan een analyse van de ingediende facturen voor alle tramritten. Welke haltes werden gebruikt? Wat waren de routes? Wat hebben de tramritten gekost? Waarmee betaalden de Duitsers? [Ze betaalden met geroofd Joods bezit]. Schrijnend is dat in een van de laatste tramritten het gezin van Otto Frank zat. En heel erg is dat de laatste factuur door de Duitsers niet is betaald en na de oorlog werd gedeclareerd bij de gemeente.
In het derde deel van dit boek staan negentien interviews met overlevenden en ooggetuigen. Die zijn erg boeiend. De secretaresse van de Joodse Raad vertelt dat ze zich verzet heeft tegen de medewerking van de Raad aan de Duitse maatregelen. Dit ‘om erger te voorkomen’. Haar standpunt was dat de Duitsers het vuile werk zelf maar moesten opknappen. Uit het hele boek blijkt overduidelijk dat het argument van meewerken ‘om erger te voorkomen’ niet deugt. Ook een les voor onze generatie, in het bijzonder voor bestuurders. Een andere geïnterviewde vertelde hoe het gezin uit huis werd gehaald. Voor de deur stonden mensen drie, vier rijen dik toe te kijken. Niemand die iets zei. Weer een ander verhaalt hoe buren om een mooie lamp kwamen vragen “want u gaat toch naar Polen”.
Vervolgens gaan twee hoofdstukken over de ‘schuldige plekken’ in de stad. Hiermee worden de plekken bedoeld waar zich vreselijke taferelen hebben afgespeeld, maar waar nu in de meeste gevallen niets meer aan herinnert. Tramhalte Beethovenstraat bijvoorbeeld, waarvandaan 18.000 mensen vertrokken naar het Centraal Station. Of het adres van verhuisbedrijf Puls. Deze verhuizers kwamen uit de lege huizen alle spullen ophalen. Niets was hun te min, alles werd meegenomen. Ze moesten snel zijn, anders hadden buren de huizen al leeggehaald.
Het boek wordt afgesloten met een chronologische lijst van alle deportaties en een lijst van alle gebruikte bronnen.
Het is een hartverscheurend boek. Het was normaal geworden om onschuldige kinderen, volwassenen en bejaarden te vermoorden en te beroven.
Als een lezer de stad goed kent, heeft dat een toegevoegde waarde. Het maakt het nog indringender als je de plekken kent waar zich in de bezettingsjaren gruwelijke taferelen hebben afgespeeld. De inhoud van dit boek is buitengewone waardevol voor politici, onderwijsgevenden, journalisten en voor iedereen die zegt: “Nie wieder Auschwitz”. Daarom is het zeer te waarderen dat auteurs en uitgever dit boek hebben laten verschijnen.
Willy Lindwer (1946) is filmregisseur en auteur. Zijn ouders overleefden de oorlog door onderduik. Zijn familie in Oekraïne is uitgemoord. Lindwer woont in Israël. Dit boek verschijnt tegelijk met de gelijknamige documentaire De Verdwenen Stad.
Guus Luijters (1943) was redacteur bij het Parool. Zijn columns over Klein geluk in de stad werden zeer gewaardeerd door de lezers. Hij schreef tal van boeken en novellen.
© Henk Hofman, 16 maart 2024
ISBN | 9789463822893 | Paperback | Omvang: 366 blz. | Uitgeverij Balans | 4 maart 2024
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
Als een ramp ons raakt
Berthold Gersons
‘Emoties zijn belangrijk om tegenslagen en bijvoorbeeld het verlies van dierbaren te verwerken. Als die emoties worden tegengehouden of onderdrukt, treedt er stagnatie op.’ (_)‘
'Getroffenen (d.w.z. van een ramp) verliezen hun dagelijkse houvast van een vertrouwde wereld en raken daardoor van slag en ontregeld. Als mensen daarin blijven steken, kunnen blijvende psychische klachten ontstaan, zoals depressie en PTSS, waarvoor professionele hulp nodig is. Daarbij moet ruimte geboden worden om te vertellen wat er beleefd werd en teloorging en wat dat aan verdriet en boosheid heeft opgeroepen. Dat wordt verwerken genoemd. Pas dan kan de draad van het leven weer opgepakt worden, niet om te vergeten wat er verloren ging en gemist wordt, maar om verder te kunnen gaan.’
Berthold Gersons is trauma-expert en verbonden aan het ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum. Als geen ander weet hij waar hij het over heeft. Hij werkte al in de jaren zeventig met mensen die in een crisis verkeerden.
Zijn ervaring bleek een grote hulp bij de rampzalige gebeurtenissen, die ons land troffen. Zijn hulp en advies werden gevraagd bij rampen waarbij Nederlanders betrokken waren:
De Bijlmerramp.
De vliegramp in Faro in Portugal.
De vuurwerkramp in Enschede.
De cafébrand in Volendam.
De MH17-crash in de Oekraïne.
en ook de coronacrisis.
Gelukkig heeft een traumatische ervaring niet voor iedereen blijvende gevolgen.
Er wordt van een stoornis gesproken als ‘normale’ reacties, de heftige emoties, niet overgaan na een maand of drie. Deze mensen kunnen PTSS ontwikkelen, in een depressie wegzakken, naar drank of drugs grijpen.
Het gaat daarbij niet alleen om direct betrokkenen, maar ook om nabestaanden, hulpverleners en omstanders. Dus is psychische hulp noodzakelijk.
Gersons heeft een basaal draaiboek ontwikkeld dat kan helpen bij een ramp. Hoe vang je slachtoffers op, hoe zorg je ervoor de hulpverleners weten wat ze doen, hoe organiseer je lotgenotensteun en een eventuele behandeling. Ook staat daar in hoe belangrijk een antwoord op de schuldvraag is, en dat er voor de verwerking een monument nodig is om te kunnen herinneren, te gedenken.
Dat de ene ramp de andere niet is, wordt snel duidelijk. Maar ook dat de hulpverlening in de loop der jaren verbeterd is, men weet beter waar op te letten. Een belangrijk element is het wantrouwen dat ontstaat: wie is er schuldig aan deze ramp? Is een onderzoek oprecht of worden er feiten onder de pet gehouden? Is de overheid, in welke vorm ook, aansprakelijk?
Prof. Dr. Berthold Gersons (1945) is emeritus hoogleraar psychiatrie van het UMC in Amsterdam en stond aan de wieg van de NtVP (Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma). Hij adviseert in de hoedanigheid van trauma- en rampenexpert bij nationale rampen.
ISBN 9789463823388 | Paperback | 176 pagina's | Uitgeverij Balans | februari 2024
© Marjo, 9 maart 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Feminisme is voor iedereen
bell hooks
Dit boek is bedoeld als inleiding op het feministische denken. De focus van het boek ligt op de Westerse samenlevingen, inzonderheid de Verenigde Staten. De auteur bell hooks (de naam wordt zonder hoofdletters geschreven) verzet zich tegen het patriarchale systeem, pleit voor gelijkheid tussen genders en ziet gender en seksualiteit als sociale constructies.
De auteur splitst dit thema op in negentien aspecten. Om er enkele te noemen: bewustwording van de onderdrukking van vrouwen, Sisterhood en het belang van solidariteit tussen vrouwen, feministisch onderwijs, reproductieve rechten die moeten waarborgen dat de vrouw over haar eigen vruchtbaarheid gaat, werkende vrouwen die daarmee bijdragen aan de onafhankelijkheid van vrouwen, ras en gender, feministisch opvoeden met als doel rolpatronen te doorbreken, man en feminisme legt uit dat de mannelijke identiteit niet moet wortelen in seksisme, feministische sekspolitiek legt het accent op wederzijdse vrijheid, feminisme en spiritualiteit ruilt ‘patriarchale spiritualiteit ’in voor ‘een scheppingsspiritualiteit waarin godinnen centraal staan’ met een verwijzing naar het boeddhisme en hindoeïsme, feminisme en de visie op de toekomst.
Uit deze opsomming blijkt dat feminisme het hele spectrum van de samenleving bestrijkt. De titel van het boek geeft dat treffend aan. Feminisme zoekt naar inclusiviteit en rechtvaardigheid voor iedereen, rekening houdend met de diverse achtergronden van mensen. Het wenkende perspectief is ‘een wereld, waarin het juk van het patriarchaat is afgeworpen, waarin gelijkheid en rechtvaardigheid de norm zijn en waarin het feminisme door iedereen wordt gedragen en omarmd (blz. 11).’
Dat ideaal komt de lezer op meer plaatsen in dit boek tegen. Het streven is ‘een wereld zonder overheersing …, een wereld waarin we allemaal onszelf kunnen zijn …, een wereld waarin we ons volledig kunnen ontplooien zodat we een liefdevolle gemeenschap zullen opbouwen (blz. 19).’
Ik plaats enkele kanttekeningen bij het boek.
De focus van het boek ligt op wat op tal van plaatsen de ‘witte racistische kapitalistische patriarchale westerse cultuur’ wordt genoemd. Daarmee wordt voorbijgegaan aan het feit dat racisme en seksisme, onderdrukking en achterstelling net zo goed voorkomen in communistische staten, in het Indiase kastenstelsel en in moslimlanden.
Een ander aandachtspunt is de concentratie op maatschappelijke structuren. Het zijn mensen die de vormgeving van de maatschappij bepalen. Dat werpt de vraag op of we niet moeten beginnen met het bevragen van de menselijke natuur. Na duizenden jaren van waarneembare menselijke activiteit is die mens er nog steeds niet in geslaagd de harmonieuze maatschappij te ontwerpen waar het feminisme voor pleit. Vandaag de dag lijkt het erop dat we zelfs de tegengestelde kant op bewegen.
Een derde uitgangspuntpunt waar vragen over zijn te stellen betreft de opvatting dat we niet geboren worden als man of vrouw maar door opvoeding tot man of vrouw gemaakt worden. bell hooks heeft het over ‘sociale constructies’. Dit doet geen recht aan het ingrijpende verschil in biologische gesteldheid tussen mannen en vrouwen. Pas het grootschalig toepassen van anticonceptie, waaronder in het bijzonder het gebruik van de ‘pil’ genoemd moet worden, en de legalisering van abortus gaf en geeft vrouwen veel meer speelruimte. De begrenzing die de natuurlijke biologische gesteldheid met zich meebrengt, kan alleen met middelen die de wetenschap verschaft verlegd worden.
Er is nog een punt dat het waard is om de aandacht op te vestigen. Modern historisch onderzoek wijst uit dat de achterstelling van vrouwen in voorgaande eeuwen niet overdreven moet worden. Ze waren niet zo rechteloos en niet zo machteloos als vaak wordt gedacht en voorgesteld. Zie bijvoorbeeld het boek van Jonas Roelens en Nathan van Kleij Middeleeuwse medemensen. De clichés over de donkere eeuwen voorbij (een recensie is ook op Leestafel.info te vinden).
Kortom: dit boek is met passie geschreven en geeft een goed inzicht in de drijfveren van het feminisme, maar wel vanuit een eenzijdig zwart-witschema.
bell hooks (1952-2021) was een Amerikaans schrijver, hoogleraar en politiek activist. Zij richtte zich vooral op het thema ras, patriarchaat, kapitalisme en genderidentiteit. Ze heeft meer dan 30 boeken geschreven, gaf lezingen en werkte mee aan documentaires.
Het boek is prima vertaald door Anne Marie Koper en Meritha Paul-van Voorden.
ISBN 9789464560084 | Paperback | Omvang 152 | Uitgeverij Walburgpers Zutphen | 15 november 2023
© Henk Hofman, 2 maart 2024
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
Putinism
Post-Soviet Russian Regime Ideology
Mikhail Suslov
Over Poetinisme verscheen in 2018 al een degelijk boek van Katlijn Malfliet. Dit van Soeslov is actueler, ruimer, maar ook moeilijker. Het bespreekt ook de politieke denkers van het verleden zoals de Slavofielen, het nieuwe conservatisme, het idee van de Roesski Mir/Russische wereld, het project Eurazië, de rol van de orthodoxe kerk, de messianistische taak van Rusland als ‘katechon’/tegenhouder van het kwaad.
In 2018 noemde Malfliet het Poetinisme nog een verfijnde vorm van autocratie en zag ze, zoals de meesten, geen militair gevaar. Nu mogen we dat ‘verfijnd’ wel weglaten en het militair gevaar is vandaag groter dan ooit. In 2014 werd in Rusland nog vreedzaam betoogd met Oekraïense vlaggen tegen de annexatie van de Krim en tegen de inmenging in Novorossija, de pro-Russische regio’s in de Donbas. Nu worden honderden mensen opgesloten die enkel maar bloemen neerleggen voor Navalny.
In 2018 was het internet nog vrij, sinds 2022 niet meer. Malfliet had toen nog veel lof voor Poetin, die voor orde en welvaart zorgde en door de Russen op handen gedragen werd (en nu nog door de meesten).
Er zijn dus genoeg verschilpunten met het boek van Soeslov en redenen om het ook te lezen.
Soeslov is professor in Kopenhagen en verwijt het Poetinisme dat het hem zijn vaderland heeft afgenomen, dat het een dodelijke oorlog tegen Oekraïne is begonnen i.p.v. ervoor te zorgen dat de inwoners een hogere levensstandaard krijgen en niet langer tien jaar eerder sterven dan in de rest van Europa. Nu is de levensverwachting 66,5 jaar voor de mannen, 76,4 jaar voor de vrouwen, gemiddeld 71 jaar (n.v.j.a.).
Hij zegt dat het Poetinisme al ontstond rond 2009-2012, toen een snelle evolutie plaatsvond naar anti-westers, anti-liberaal, naar isolationisme en militarisme (p. 4). Het bevat ook elementen van fascisme en imperiale hybris (p. 15).
Zijn boek is gebaseerd op ca. 1.500 teksten van Russische besluitvormers, denktanks, regeringskranten en adviseurs van Poetin. Het valt me op hoeveel denktanks en regeringskranten er zijn in Rusland. Soeslov zegt dat de meeste Russen instemmen met het Poetinisme en hij toont dat ook aan met een tabel van hun waarden (p. 28-29). De helft van de bevolking is niet geïnteresseerd in politiek en is bereid om vrijheid en mensenrechten in te ruilen voor een hogere levensstandaard. Velen spreken wel over traditionele waarden en Rusland als unieke beschaving, maar tegelijk zijn er veel echtscheidingen en abortussen. Oekraïne noemen zij decadent en Westers. De jeugd hecht wel meer belang aan mensenrechten, vrede, vrijheid, rechtvaardigheid en minder aan de Sovjet-nostalgie.
Lees verder, zie http://www.leestafel.info/mikhail-suslov
Versailles
Vier eeuwen in het beroemdste kasteel ter wereld
Johan Op de Beeck
Als je ooit al rondgelopen hebt in dit wereldberoemde kasteel, dan ben je reuze blij dat iemand de moeite genomen heeft om eens uit te zoeken hoe het eigenlijk ontstaan is en hoe het in de eeuwen daarna verder ging.
Johan op de Beeck heeft dat voor ons gedaan, het moet een heidens karwei geweest zijn.
Want het eerste dat je opsteekt van alle informatie is wel dat er steeds van alles veranderd is!
Iedere nieuwe bewoner van de stichter tot aan de bezetter(s) hebben er een stempel op gedrukt.
Is er dus überhaupt nog wat te zien van hoe het in de beginjaren er uit zag?
Het begon allemaal in 1623, toen Louis (of Lodewijk als je dat wil) XIII een jachtpaviljoen liet bouwen. In Versailles, dat toen een klein gehucht was, op zo'n 20 kilometer van Parijs. Louis XIII - als ook zijn opvolgers - waren dol op de jacht, het was dus prettig om een pied-à-terre te hebben, dichter bij het bos dan Parijs, waar hij het hof voerde in het Palais Royal.
Pas in 1661 besloot Louis XIV, de Zonnekoning, het jachtslot uit te bouwen tot een majestueus geheel, een kasteel waarin je verdwaalt, en van de ene verbazing in de andere valt.
Het werd zijn levenswerk. Jarenlang - Louis XIV was 72 jaar lang de heerser over Frankrijk - werd de ene verbouwing na de andere, de ene verfraaiing na de andere uitgevoerd. Steeds was de koning zelf degene die de beslissingen nam, al liet hij het werk natuurlijk over aan architecten.
Het paleis heeft een lange en ingewikkelde geschiedenis, vanaf het moment dat Louis XIV besloot Versailles tot zijn woning te maken tot aan het heden, waarin het een nog steeds indrukwekkend museum is.
Helaas niet meer in de staat waarin het verkeerde in de zeventiende eeuw. Daarom is het des te boeiender om te lezen hoe het geweest is.
Bij gebrek aan een tijdmachine, of zelfs maar een fotoalbum, moeten we het doen met de beschrijvingen van Op de Beeck, en de afbeeldingen die hij uit de archieven gevist heeft.
Het paleis bezat 226 (!) woningen en dubbel zoveel appartementen voor een persoon. Men schat dat er op het einde van de regeerperiode van Lodewijk XIV dagelijks tussen de 3000 en 10.000 hovelingen woonden, waarbij - naar gelang de status van je persoontje, er nogal eens verhuisd werd.
Verbijsterend is het te lezen dat de koninklijke vertrekken, inclusief de slaapkamers, 24 uur per dag toegankelijk waren voor iedereen! En dat er eigenlijk helemaal geen sanitaire voorzieningen waren.
De enige die dat wel had was de koning zelf, maar hij zal zeker last gehad hebben van de slechte – eigenlijk niet-bestaande – hygiëne van degene die hem omringden.
Op een gegeven moment werden er dan weer wel geheime gangen gebouwd, voor een beetje privacy!
Johan Op de Beeck vertelt, zoals alleen hij dat kan, boeiend over de vele bewoners, vooral natuurlijk over de koningen, hun vrouwen (koningin of maîtresses) en andere leden van het hof. Over hun manier van leven, het gekonkel en de machtsspelletjes die aan de orde van de dag waren. En natuurlijk over hun invloed op de verbouwingen.
Het boek concerteert zich op de zeventiende eeuw, maar dat was dan ook de periode waarin Versailles floreerde.
Het begin van het einde was de revolutie. Die van 1789, waarbij Louis XVI gedwongen werd van Versailles naar Parijs te verhuizen. Sinds 1792 is het een museum, hetgeen overigens niet verhinderde dat er nog bewoning was: Napoleon woonde er en later bivakkeerden de Duitse bezetters er.
Johan Op de Beeck was journalist en nieuwsanker bij de VRT, TV Limburg en Kanaal Z. Hij maakte tv-documentaires en presenteerde talkshows en debatprogramma’s. Vandaag is hij publicist en communicatieadviseur. Eerder schreef hij onder andere over de Zonnekoning, en over Napoleon (die natuurlijk ook figureren in dit boek).
ISBN 9789492626608 | Hardcover | 448 pagina's | Uitgeverij Horizon | oktober 2023
© Marjo, 15 februari 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER