Bekommernis
zorg voor instandhouding van het leven vanuit bevrijdingsfilosofisch perspectief
Will Heefer
Bevrijdingsfilosoof Will Heeffer is er rotsvast van
overtuigd dat we met z’n allen vastszitten in een opdeling van de wereld
in centrum en periferie. Een opdeling die voortkwam uit de
wereldsysteemtheorie van Immanuel Wallerstein. Bovendien lopen we al
decennia lang gebukt onder schuldenproblematiek en
afhankelijkheidsrelaties. In plaats van te luisteren naar academici uit
the global south, mensen die de dupe zijn van dat denken, wordt over hen
door mensen uit het centrum gesproken.
Het
is de westerse visie die richtinggevend is voor het reilen en zeilen in
de wereld. Het is een westers perspectief op beschaving en vooruitgang
dat moet worden gevolgd, wil men de ondergang van de mensheid voorkomen,
zo wordt gezegd. In zijn boek pleit Heeffer er voor dat de dominant
geworden westerse beschavingsopvatting fundamenteel dient te worden
herzien. De tomeloze arrogantie van westerse academici staat wat extra
aandacht voor denkers uit the global south in de weg. Dat is zowat het
voornaamste punt dat hij met dit boek wil maken.
(…) om nog een
ander veel voorkomend misverstand uit de weg te ruimen: in de
bevrijdingsfilosofie gaat het niet primair over het realiseren van
vrijheid, maar om de realisatie van sociale rechtvaardigheid waarbinnen
respectvolle wederkerigheid een ijkpunt is. Zonder de realisatie van een
bestaanszekerheid voor iedereen is vrijheid noch welbevinden mogelijk.
Waar armoede heerst, bestaat geen vrijheid, daar bestaat alleen maar
noodzakelijkheid. (pagina’s 109-110)
Het gaat hem allemaal
om gedrag. En dat gedrag houdt in dat al wat niet aan de westerse norm
voldoet als onbeschaafd en onontwikkeld wordt aangezien. Zo is het
kapitalisme evenwel niet meer maar zeker ook niet minder dan de
manifestatie van een civilisatieproces dat vanaf 1492, het jaar dat
Christopher Columbus landde op Guanahaní, wereldwijd werd uitgedragen.
Het is een bijzonder kwalijke manifestatie van een beschavingsopvatting
die voortkomt uit het dominant worden van westerse zienswijzen en
kennisontwikkeling nadat het kolonialisme vanaf toen wereldwijd de
vleugels uitsloeg. De auteur is er dan ook onomstotelijk van overtuigd
dat het kapitalisme in feite gewoonweg een ander woord is voor een
marktdenken zoals dat is voortgekomen uit de mondiale kolonisatie en neo
-kolonisatie.
De
Latijns–Amerikaanse bevrijdingsfilosofie wil zich bevrijden uit de
voetangels en de klemmen van een westers denken dat uitgaat van het
eigen gelijk. Ze wil een ander pad bewandelen dan de weg die voortkomt
uit het eurocentrisme. Dat begrip staat voor een westerse opvatting over
beschaving en wetenschap dat wereldwijd, vanaf 1492, met
imperialistisch machtsvertoon is uitgedragen. (pagina 10)
De auteur pleit er
voor om bijzonder kritisch te zijn voor de westerse - eurocentrische -
vooronderstellingen en pleit hartstochtelijk voor een herwaardering van
de relatie centrum / periferie. Onze oogkleppen moeten eindelijk af.
Instandhouding van
het leven vanuit bevrijdingsfilosofisch perspectief en een effectieve
verandering van het bestaande systeem, een uitgesproken systeembreuk,
vraagt van ons allen een mentaliteits- en gedragsomslag. De
nietsontziende opgang van het neoliberalisme en de opgevoerde digitale
revolutie hebben de desastreuze destructie van onze planeet zienderogen
versneld.
Een van Heeffers
fundamentele stellingen is dat niet het kapitaal de aarde heeft
leeggeplukt, het kapitalisme an sich ‘gebruikt’ niets, maar dat het de
mens is die geld heeft gecreëerd en er een wereld vanuit
winstaccumulatie op heeft uitgebouwd. Het is de mens die plukt vanuit
een opvatting die door het Westen is geformuleerd als: We hebben het
recht om te doen wat we doen omdat de aarde van ons is.
Na de
beschavingsopvattingen van de aristocratie en de denkbeelden van de
kerk, werd de burgerlijke beschavingsopvatting immers dé norm waarop
iedereen zich diende te richten. Al het ander was onontwikkeld,
primitief, barbaars of onbeschaafd. En nog altijd wil het Atlantische
bondgenootschap normerend zijn over hoe men zich in het geglobaliseerde
‘dorp’ dient te gedragen.
“Een van de belangrijkste theologische
vraagstukken in de middeleeuwse wetenschap was de zoektocht naar
godsbewijzen. Wat waar is, werd vastgesteld door theologische disputen: quod erat demonstrandum (wat bewezen moest worden en aldus bewezen werd)”. (pagina 11)
We mogen ons
bijgevolg niet blindstaren, schrijft hij, op de academische arrogantie
van het plenum westers georiënteerde auteurs en wetenschappers en het
prestige dat zogezegd wordt ontleend aan publicaties in gezaghebbende
westerse tijdschriften. Afrikaanse, Aziatische en Zuid-Amerikaanse
wetenschappers spreken naar zijn aanvoelen terecht over een westerse
arrogantie die voorbijgaat aan kennis die vanuit de andere culturen
wordt aangereikt. Het moet maar eens gedaan zijn met zoveel
navelstaarderij.
De
bevrijdingsfilosofie, schrijft Heeffer bij wijze van afsluiting van zijn
boekje, wijst ons finaal de weg om kennis in te zetten op het
voortbestaan van het leven in totaliteit. Wij mensen zijn erfgenamen en
erflater zolang we in staat zijn om Moeder Aarde te respecteren en niet
te misbruiken. Wij zijn met haar en met elkaar verbonden en zijn van
wederzijdelijkheid afhankelijk. Het gaat fout, als in het leven
toe-eigenen centraal komt te staan.
Een aangrijpend moto dat zowel thema's als hoop, moed en rechtvaardigheid omvat.
Afijn. Iedereen snakt
vandaag de dag immers naar een sprankje hoop en het niet altijd even eenvoudig om aanhoudend hoopvol te
blijven. Het kan dan ook geen kwaad om even een rustpauze in te lassen
en met bijzondere aandacht dit boekje te lezen van een
bevrijdingsfilosoof van echt goede wil. Doen, gewoon doen, ook al ben je niet
per se een sandaalloper, plattelandsjongen, baarddrager of ouwe hippie
met geitenwollen sokken en heb je in feite niks vandoen met wat
wereldvreemde, non-conformistische sociale hervormers.
Wil Heeffer studeerde
tandheelkunde en filosofie. Hij is dertig jaar werkzaam geweest in de
sociale tandheelkunde waarbij bleek hoe waardevol de inzet op preventie
is. Daarnaast werkte hij jarenlang als wetenschapsjournalist. Filosofie
studeerde hij in Tilburg, Amsterdam en Rotterdam. Hij was bevriend met
Heinz Kimmerle, grondlegger van de interculturele filosofie in Nederland
en volgde cursussen die Jürgen Habermas in voormalig Joegoslavië gaf.
Cuba bracht hem in contact met het werk van José Martí. Naast romans en
poëziebundels publiceert hij essays en artikelen over de
Latijns-Amerikaanse filosofie.
ISBN 9789465090924 | Paperback | 144 pagina's | boek-scout | 28 juni 2024
© Benny Madalijns, 7 december 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Carbs, carbs, carbs
Meike Krüger
‘Bizar lekker koken met noedels, aardappels, pasta, rijst, bonen, brood en deeg’ staat op de omslag. In de inleiding legt Meike Krüger uit waarom koolhydraten uit het verdomhoekje moeten komen.
We hebben ze nu eenmaal nodig!
‘Ze geven energie om te denken, praten en bewegen en misschien nog wel het belangrijkst: we worden er gelukkig van. Dat zit zo: als je koolhydraatarm eet, maakt je brein na verloop van tijd minder serotonine aan. Dit wordt het gelukshormoon genoemd, omdat het zo’n essentiële bijdrage levert aan een opgewekt humeur.’
Ze pleit ervoor 40% van de benodigde calorieën uit koolhydraten te halen, en wijst op landen als Japan en Italië, waar men de maaltijden veelal samenstelt met behulp van verse producten, plus koolhydraten. En waar niet zoals in Amerika, waar men veel ultrabewerkt voedsel eet, veel mensen lijden aan obesitas. Dit gezegd hebbende gaan we over tot de recepten. Het boek wordt onderverdeeld in secties met noedels, aardappels, pasta, rijst, peulvruchten, brood en deeg, die steeds beginnen met een extra inleiding. Daarnaast is er een deel waarin de basisingrediënten worden besproken, en er zijn handige indexen.Ieder recept is voorzien van een mooie foto, en natuurlijk staat er bij wat je nodig hebt, en hoe je het moet maken. Ook de bereidingstijd staat er bij.
Aan de slag dus…
Maar, wat je al zag bij de ingrediëntenlijst: iemand die gewend is te koken zoals onze (groot)ouders dat deden, en een standaard Hollandse maaltijd bereiden, ontdekt dat heel veel van de benodigdheden niet in het keukenkastje staat.
Nduja, bomba-rijst, foie Royale, gekonfijte citroen, kala namak…enz. Wil je dus een van de gerechten gaan maken, dan is de eerste stap: naar de supermarkt of beter, de toko!
Heb je eenmaal alles klaargezet, dan blijken de recepten niet zo ingewikkeld, ook niet als de naam van het gerecht dat doet vermoeden.
Pikante udon-noedels met schelpjes en Thaise basilicum of smeus met gepocheerd ei, Hollandse garnalen en zeekraal. Pommes Anna met chilicrisp-azijn ziet er ook heel lekker uit!
En de Creoolse paella, hm, je hebt er wel heel veel voor nodig, maar dat is met een ‘gewone’ paella ook. Gewoon proberen dus.
Het gedeelte met peulvruchten is voor ondergetekende heel aantrekkelijk, mmm, Indiase kikkererwtensalade!
En bij de broodafdeling is de tomatentaart met ansjovis vast heel lekker.
Bij veel van deze recepten kun je heel goed je eigen inzicht gebruiken. Je kan ze, als ze dat nog niet zijn vegetarisch maken. Of andersom.
En al ontbreken er tips om bepaalde ingrediënten te vervangen, dat kan natuurlijk ook altijd!
Meike Krüger is kookboekauteur en werkt als psychotherapeut en GZ-psycholoog in de psychiatrie.
ISBN 9789048875177 | Hardcover | 192 pagina's | Uitgeverij Carrera | november 2024
© Marjo, 5 december 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
De Gottschalls
Een familiegeschiedenis, 1700-1950
Lizette Eijsbouts
De familie Gottschall is afkomstig uit het dorp Klein-Gerau, nabij Frankfurt. De stamvader, Mendel Göttschel, werd er in 1710 geboren. Aan hert begin van de 19e eeuw werd de naam veranderd, Gottschall was makkelijker uitspreekbaar.
De familie is orthodoxe Joods, maar zijn met weinigen in het dorp. Ze passen zich aan, en leven ‘volksvroom’. Dat wil zeggen dat ze toch op de zaterdag, ook al is dat sjabbat, werken en op zondag rusten, net als de christenbevolking dat doet.
In 1920 waren het de grootouders van de schrijfster die in het dorp woonden: Hermann Gottschall en zijn vrouw Rebekka Kahn. Zij waren middenstanders, Hermann Gottschall had een kleine worstfabriek en ze hadden een winkeltje aan huis.
Hun vredige leven veranderde door de komst van één man…
Hoewel je kunt stellen dat Joden al van oudsher te maken hebben gehad met vijandigheid en haat, variërend van discriminerende overheidsmaatregelen tot georganiseerde moordpartijen, staat ons natuurlijk vooral de periode voor ogen waarin Hitler aan de macht geraakte. In 1920, meer dan 100 jaar geleden, werd er in Duitsland een partij opgericht, de NSDAP, die aan de basis ligt voor alles wat in de jaren daarna met het Joodse volk gebeurde. Als in 1929 de zoveelste economische crisis ontstaat – en van een recessie krijgen de Joden al van oudsher de schuld! – profiteert Hitler daarvan. In 1933 wordt hij Rijkskanselier.
Lizette Eijsbouts vraagt zich af hoe het toch kon dat deze man zoveel aanhang kreeg. Ze concludeert: hij vertelde verhalen. Hij spiegelde het volk een nieuwe wereld voor: een tijd zonder honger, zonder crisis, een Duitsland waarin het leven goed was. De ware bewoners, zei hij, hadden blond haar en blauwe ogen, dat waren de edelgermanen. En niet de Joden, die er immers heel anders uitzagen.
Hij ging daarmee voorbij aan de waarheid:
Al vanaf de zesde eeuw trokken Joodse handelaren naar West-Europa. Zij vormden de eerste gemeenschappen langs de Rijn. Dat waren dus niet de edelgermanen, zoals Hitler beweerde.
Maar dit is wat een mens doet: hij zoekt een zondebok. Als het niet goed gaat, moet er iemand aangewezen worden die schuld heeft. En dat waren die Joden.
Het wordt bekend verondersteld wat er daarna gebeurde: de haat tegen de Joden nam toe, er werden allerlei maatregelen uitgevaardigd die hen het leven zuur maakte. Eerst in Duitsland, en toen Hitler West-Europa veroverde ook in andere landen.
Eijsbouts vertelt hoe het haar familie verging, terwijl ze ingaat op de achtergrond: hoe kwamen de gebeurtenissen tot stand.
De broers Herbert en Arthur Gottschall, oom en vader van de schrijfster, vluchten naar Amsterdam. Hun ouders doen ook een poging, maar tegen die tijd wil Duitsland niet meer dat ‘die rijke Joden’ vertrekken. Met steeds meer regels, steeds meer papierwerk, willen ze voorkomen dat al dat geld verdwijnt.
We weten dat Joden ook in Nederland niet veilig waren. Arthur weet te ontsnappen, met zijn vrouw, om later als bevrijder met de Prinses Irenebrigade terug te komen in Nederland, waar zij een gezin stichten en nooit meer over die oorlogsjaren spreken.
Lizette Eijsbouts (1955) is journalist, copywriter en schrijver, en zij komt tot de conclusie dat ze over haar familie moet schrijven. Dat proces, het naspeuren van alle verhalen en archieven, dat lezen we in dit boek. Feiten, natuurlijk, maar doordat zij over haar eigen familie schrijft en regelmatig inbreekt in haar eigen tekst met een opmerking ‘ze moeten nog steeds gehoopt hebben…’ ‘hoe zouden ze zich gevoeld hebben…’ wordt de tragiek indringend.
Als ze het heeft over hoe de Joden opgejaagd werden, hoe ze omgebracht werden, lopen de rillingen over je lijf.
En na de oorlog is de ellende nog niet voorbij. De Nederlandse regering wil dat alle Duitsers het land verlaten, dat men Joods is, en zoveel meegemaakt heeft, dat maakt niet uit…
Het vreselijke is natuurlijk dat er nog steeds mensen zijn die op een dergelijke mensonterende manier omgaan met andere mensen. Want een zondebok moet gevonden worden.
Met onder meer een stamboom, foto's en een tijdlijn.
ISBN 9789048871629 | Paperback | 488 pagina's | Uitgeverij Murrow | oktober 2024
© Marjo, 24 november 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
De taal van oorlog
Een persoonlijk relaas over de Russische invasie
Oleksandr Myched
Stel je voor: je leeft in vrede en harmonie met je dierbaren in een mooi huis in een mooie omgeving. Kun je je dan voorstellen dat je leven op z’n kop wordt gezet doordat een stel barbaren je land binnenvalt en je te maken krijgt met moord, verkrachting en plundering?
In Oekraïne kon men zich begin 2022 niet voorstellen dat Poetin zijn dreigementen waar zou maken. Maar het gebeurde wel! Daarmee kwam een wreed einde aan een vreedzaam en genoeglijk leven voor de bevolking.
Het was en is een traumatische ervaring. Ineens daalde het besef in “dat oorlog zwaar en doodeng is” (blz. 31). Waar strijden de Oekraïners voor? Voor de verdediging van het moederland? Voor rechtvaardigheid en democratie? Volgens de schrijver is het uiteindelijk allemaal voor de kinderen. “Het enige wat telt is dat onze kinderen een moederland hebben, rechtvaardigheid en democratie” (blz. 36).
Niet veel mensen hadden verwacht dat Oekraïne het lang zou volhouden. Onverwacht boekte het land grote successen in de strijd tegen Rusland. Volgens Myched was het geheim achter dit succes de flexibele inzet van kleine tactische eenheden. Een gewaagde aanval op een zwakke plek in de Russische linie, snel terugtrekken en op een andere plek toestaan. Daarmee werd de vijand uit balans gebracht. De Russen hadden zich niet druk gemaakt om de bevoorrading van hun troepen omdat ze geloofden in een snelle overwinning.
Grondgebied dat het Oekraïense leger heroverde was levensgevaarlijk. Overal hadden de Russen mijnen achtergelaten en boobytraps aangebracht. In woningen zat de boobytrap verstopt in speelgoed, in een piano, onder een kussen of in een huishoudelijk apparaat. Voordat burgers konden terugkeren naar hun huizen moest elk huis doorzocht worden op explosieven.
Russische soldaten lieten niet alleen mijnen achter. Ze hadden zich ontlast in slaapkamers, op een bed, in de badkamer en de huiskamer. Een gewoonte die stamt uit de Tweede Wereldoorlog toen de Russen in 1945 Berlijn innamen.
Nog erger zijn de Russische wreedheden waar in dit boek veel voorbeelden van worden gegeven. Het ergste zijn de verkrachtingen die door merg en been gaan. De leeftijd van de slachtoffers loopt uiteen van vier tot tachtig jaar.
Het brengt de schrijver tot de uitroep: “Wie heeft dit tuig op aarde gezet en grootgebracht?”
De impact van deze oorlog is dus enorm groot. Ouders schrijven op de rug van kleine kinderen een naam, een adres en telefoonnummer. Voor het geval ze kwijtraken. In straten hangen vellen papier met oproepen van mensen op zoek naar familie. Angst, verdriet, rouw, het zal nog generaties lang doorwerken.
Helaas hebben de Russen geleerd van hun vele fouten uit de eerste fase van de oorlog. Oekraïne staat nu zwaar onder druk. Het moreel van soldaten en burgers is nog steeds niet gebroken. Velen blijven geloven dat een eindoverwinning mogelijk is.
Myched schreef dit boek in een bijtend proza. Woede, wraakzucht en liefde voor het vaderland vermengen zich met elkaar. Hij verlangt naar het moment dat hij alle ellende achter zich kan laten. Maar de laatste zin luidt: “Ik wil het nooit vergeten”.
Dit boek laat zien wat het betekent om in oorlogstijd te moeten leven. Wat Oekraïne overkwam, kan ook hier gebeuren. De ontberingen zijn zo groot dat de vraag zich voordoet: hoe is het mogelijk dat mensen dit volhouden? Misschien heeft de schrijver het bij het rechte eind: je strijdt voor de toekomst van je kinderen.
Oleksandr Myched woonde tot februari 2022 in Kyiv. Hij dient nu in het Oekraïense leger. Hij heeft negen boeken op zijn naam staan.
9789464564358 | Paperback | Omvang 272 blz. | Uitgeverij Mazirel Pers | 1 november 2024
Vertaald door Tobias Wals.
© Henk Hofman, 15 november 2024
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER
Ave Caesar
Wie hij was en wat hij vandaag nog altijd betekent
Johan De Ryck
De auteur is classicus en was 30 jaar lang journalist bij de VRT. Hij begint met een pittige inleiding, waarin hij terecht kritiek uit op de mislukte pogingen van vier socialistische ministers (Vermeylen, Claes, Calewaert, Ramaekers) en hun fanatieke kabinetschef Colenbunders in de jaren 70 om de klassiek humaniora de nek om te draaien.
Zijn boek bestaat uit vijf delen:
I - De geschiedenis van Rome en van Caesar
II -De figuur Caesar en zijn betekenis voor Gallië
III - Caesars gevleugelde uitspraken
IV - De Juliaanse kalender
V - De huidige alomtegenwoordigheid van Caesar.
Het Romeinse Rijk heeft ongeveer 2.200 jaar bestaan, van 753 v.C. tot 1453 n.C. en Rome, afgeleid van Romulus, dankt daar zijn titel van ‘Eeuwige Stad’ aan De Latijnse taal, die is genoemd naar de landstreek Latium, die op haar beurt refereert naar de stam de Latijnen (p. 31). De auteur vertelt hier ook over Aeneas, Rhea Silvia, Romulus, de wolvin, de Sabijnse maagden, een hele galerij helden.
Vanaf de eerste Burgeroorlog (81 v.C.) schakelt hij over van verhalen naar politieke gebeurtenissen, waarbij Caesar en Augustus als voornaamste personen fungeren.
Dan beschrijft hij de figuur van Caesar, zijn goddelijke afkomst, zijn eigenschappen, zijn entourage en zijn tegenstanders en vooral zijn betekenis voor Gallië. De auteur toont zich daarbij zeer kritisch voor Caesars immorele daden.
De gevleugelde uitspraken van Caesar gaan al ruim 2.000 jaar mee. De auteur stipt wel aan dat niet alle mooie uitspraken van Caesar komen. Si vis pacem, para bellum (Vegetius) en Divide et impera (onbekende auteur) zijn niet van hem. Hier komen ook de gladiatoren ter sprake met ‘Ave Caesar, morituri te salutant’.
De belangrijkste bijdrage van Caesar was zijn kalender, die vanaf 45 v.C. ingevoerd werd en in Rusland tot 1917 gebruikt werd. Hier krijgen we ook de geschiedenis van de kalender, de naamgeving van de maanden en uitleg over de keizersnede. In 1582 verfijnde paus Gregorius XIII de Juliaanse kalender. Sindsdien heet hij de Gregoriaanse.
De schrijver geeft nog een aantal Latijnse gezegden, waarmee Bart De Wever vaak goed scoort. Ze komen gedeeltelijk van Caesar. Hij stelt ook een aantal boeken en internetlinks over Caesar voor, de uitgaven van zijn teksten, musea, openluchtparken, verwijzingen naar Caesar bij het leger, in de keuken, in entertainment, films en muziek. Kortom: de lezer krijgt een ruim aanbod.
Beoordeling
De Ryck is enorm veelzijdig en zeer belezen. Hij kan heerlijk en meeslepend vertellen. De tekst is verfraaid met passende schilderijen uit de 16de-20ste eeuw en verwijzingen naar schrijvers en politici. Hij is goed op de hoogte van het wetenschappelijk onderzoek en van de actualiteit. Van de lezer verwacht hij wel een ruime historische, culturele en taalkundige kennis. Wie zijn of haar Latijn vergeten is, legt er best een Latijns woordenboek bij.
Deels achter de rug van de schrijver zijn er wel enkele foutjes in geslopen.
Op p. 48 staat “451 n.C.”; dat moet 451 v.C. zijn. Op p. 59 en 138 staat “dictator perpetuo”: dat is niet fout, maar ‘in perpetuum’ lijkt me correcter. Cleopatra was geen “30 jaar ouder” dan Caesar (p. 85), maar 30 jaar jonger. “Het gens Aurelia dat”(p. 88) moet zijn: de gens Aurelia die. “Confederatio Helvetica” (p. 98) moet zijn: Confoederatio Helvetica. Bij “Si vis pacem, para bellum”(p. 117) zegt hij er net bij dat de uitspraak van Vegetius afgeleid is. “Kai se teknon” (p. 139) moet zijn: kai su, o teknon (Ook jij, mijn zoon). Caedere vertaalt hij met “snijden”(p. 170). Het is eerder: afhakken, doden. “Voor zij die willen” moet zijn: voor hen die willen.
Hij prijst terecht het Latijns-Nederlands woordenboek van Geerebaert, maar dat is al decennia niet meer te koop. Dat van Harm Pinkster is nog wel beschikbaar en ook degelijk. Op p. 193 spreekt hij over de “Franse bezetter” in 1748, maar van 1714 tot 1794 hoorden onze gewesten bij Oostenrijk.
Bij de musea en openluchtparken (p. 200) mis ik dat van Xanten, waar jaarlijks vele scholen uit België en Nederland naartoe trekken.
Tot slot: de Caesars Club in Turnhout is geen “champagnebar” en geen “exclusieve privéclub met een trouw en vast klantenbestand” zoals op de site van het gebouw staat (p. 208), maar een huis van plezier met meisjes en kamers voor ieder die thuis ontrouw is en daar betaalt.
De lezer zal zich geen moment vervelen.
ISBN 978-94-649-8707-2 | Paperback, 223 pagina’s, foto’s, kaarten | Uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts, Gent | oktober 2024
© Jef Abbeel, Turnhout, 11 november 2024 www.jefabbeel.be
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Filosofisch Dagboek
366 inspirerende en intrigerende fragmenten uit de westerse filosofie
Samensteller: Bart Wallet
Inleiding: Paul van Tongeren
Volgens de samensteller neemt dit dagboek de lezer mee naar een eindeloze hoeveelheid onderwerpen waar we mee te maken hebben in ons persoonlijk leven en in onze samenleving. Dat is niet overdreven gesteld. Een reeks aan denkers en thema’s passeert de revue. Van Augustinus zijn negen teksten opgenomen. Van Nietzsche tien teksten en van Sartre zes teksten. Maar ook minder bekende auteurs komen aan bod. Bijvoorbeeld Francis Bacon, Michail Bakoenin en Georges Bataille. Cornelis Verhoeven is eveneens minder bekend bij het grote publiek. Van hem zijn twaalf teksten opgenomen. Wikipedia wijst Verhoeven aan als vermoedelijk de meest oorspronkelijke denker van ons taalgebied in de twintigste eeuw.
De thema’s die aan bod komen zijn al even divers. Het gaat over moraal, de waarheidsvraag, vrijheid, menselijke autonomie, eenzaamheid, migratie, menslievendheid, de massamens en noem maar op.
Deze veelheid aan denkers en thema’s zal veel lezers verrassen en aanspreken. Het boek is dus opgezet als een dagboek en dat maakt het ‘behapbaar’ om elke dag een tekst te lezen. Het is knap van de auteur om steeds weer een fragment te kiezen van 1 tot 2 bladzijden dat toch een afgerond geheel is en zoveel stof biedt tot overdenken. Paul van Tongeren schrijft in zijn Inleiding dat de tekst door aandachtig lezen moet ‘indalen’. Zoals een koe het gras herkauwt zo moet de lezer de tekst herkauwen.
Geen van de filosofen die in dit boek voorkomen is nog in leven maar hun teksten zijn nog verrassend actueel. Een paar voorbeelden daarvan staan hieronder.
Bruno Latour schrijft over de onverbiddelijke logica van migratie. Europa is eerst bij alle volken binnengevallen. Nu komen alle volken op hun beurt naar Europa.
Theodor Adorno houdt een pleidooi voor vrije seks waar we in het tijdvak van ‘MeToo’ de keerzijde van hebben ontdekt.
Ayn Rand wijst erop dat de overheid zo nodig met geweld de openbare orde moet handhaven anders ontaardt de maatschappij in een chaotische toestand van bendeterreur. Met de hedendaagse demonstraties, die regelmatig uitlopen op rellen, wordt die overheidstaak op de proef gesteld.
Karl Popper geeft een prachtige definitie van liefde. “Iemand liefhebben impliceert dat je hem gelukkig wilt maken”. Maar, waarschuwt hij, als je het als je opdracht ziet om anderen gelukkig te maken en een hemel op aarde wilt creëren leidt dat onveranderlijk tot de hel en tot intolerantie. Dat is de valkuil van elke ideologie die mensen gelukkig wil maken desnoods tegen hun wil. Ook John Locke en John Stuart Mille wijzen elke dwang in geloofszaken af, want dat loopt uit op terreur. Voltaire weet die houding van intolerantie in één zin te typeren. “Geloof wat ik geloof en wat jij niet kunt geloven, of je zult sterven”. Treffend is ook de opmerking van Cornelis Verhoeven: de folteraar kan een idealist zijn. Daarom zijn bepaalde vormen van idealisme levensgevaarlijk.
De gekozen voorbeelden hierboven laten hopelijk zien hoe pakkend dit boek is. Niet elke tekst zal vanzelfsprekend elke lezer aanspreken. Maar elke lezer zal genoeg aantreffen dat wèl aanspreekt.
Het boek is fraai uitgegeven. De afbeelding op de cover vat ik op als een prisma waarvan de stralen alle kanten opgaan. Met het leeslint kan de lezer zijn vorderingen bijhouden. Er is gekozen voor een duidelijke drukletter op mooi wit papier. De Index achterin geeft een opsomming van de thema’s gerangschikt per auteur. Kortom: auteur en uitgever hebben een prachtig boek tot stand gebracht, heel geschikt om cadeau te geven en uitstekend bruikbaar in het onderwijs als introductie op vraagstukken met een maatschappelijke relevantie. Als het jaar voorbij is, is dit boek niet verjaard, maar behoudt het als naslagwerk zijn waarde.
Vakwerk verdient lof. En die komt dit Filosofisch Dagboek in ruime mate toe.
Bart Wallet (1977) is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.
Paul van Tongeren (1950) is hoogleraar wijsgerige ethiek in Nijmegen.
ISBN 9789463403603 | Hardcover | 601 pagina’s | Uitgeverij Damon | 26 november 2024
© Henk Hofman, 7 december 2024
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
De Tindermoord
Sébas Diekstra
Als er een jonge vrouw vermoord is, wordt Diekstra gebeld: of hij als slachtofferadvocaat de familie wil bijstaan?
Eerder deed hij dat voor onder andere de familie van Ivana Smit (het fotomodel dat in Kuala Lumpur overleed), voor de vader van Sharleyne (het meisje dat door haar moeder van een balkon zou zijn geduwd) en voor nabestaanden van de zogenoemde Almelose kruisboogschutter.
Zijn taak houdt in dat hij het contact met de politie voor de familie onderhoudt en ook tijdens de rechtszaak voor hen optreedt.
Nu gaat het om Mieke Oort, een 21-jarige studente in Leeuwarden. Haar familie woont in Amerika.
Mieke is door messteken om het leven gebracht door haar ex-vriend Thomas. Voor Mieke was de relatie voorbij, maar Thomas blijkt dit duidelijk niet te accepteren. Hij stalkt haar, dreigt ook.
Als Thomas tot twee keer toe een zelfmoordpoging doet wordt het voor haar nog moeilijker om hem links te laten liggen. En helaas is Mieke niet resoluut genoeg. Wel in woorden: ze zegt duidelijk in appjes dat ze geen relatie wil, maar ze zwicht geregeld voor zijn aandringen en blijft hem af en toe ontmoeten.
Het begon met een swipe naar rechts: op Tinder zocht Mieke nieuwe contacten. De keuze viel op Thomas. En dat werd haar dood, nauwelijks zes maanden nadien. Thomas is 26, zonder een echte loopbaan of studie. Maar wel met een heleboel dromen. Een ervan wordt Mieke. Dat zij hem niet wil, dat ze hem niet meer dan aardig vindt, kan hij niet verkroppen.
En dat eindigt met de dood van Mieke.
Sébas Diekstra vertelt hoe de (niet-bestaande) relatie verloopt. Met behulp van de vele appjes en gesprekken met bekenden heeft hij de hele relatie in kaart gebracht. In een goedlopend verhaal volgen we Mieke en Thomas, ook na de moord waarbij overigens Miekes nieuwe vriend ook gewond raakte. Hij overleefde het.
Waarom moest Mieke dood? Wat voor persoonlijkheid is die Thomas?
Zijn er (onnodige) fouten gemaakt? Had de dood van Mieke voorkomen kunnen worden?
Het was al in zijn jeugd bekend dat Thomas een autistische stoornis had. Hij had last van stemmingswisselingen, en was nauwelijks in staat om relaties met anderen aan te gaan.
Mieke weet dat natuurlijk niet.
Maar, en dat is vooral voor de nabestaanden belangrijk: krijgt hij een welverdiende straf? Met het eindoordeel eindigt dit verhaal. Niet echter voor de nabestaanden, de nieuwe vriend, en ook niet voor Thomas.
Femicide: bijna wekelijks sterft er in Nederland een vrouw door geweld. Meestal is de dader haar partner of een ex. En vaak zijn er fouten gemaakt, is er geen aandacht besteed aan meldingen...
Dionne Slagter die een voorwoord schreef, maakt met Diekstra een serie podcasts ‘Ooggetuigen’. Met een nawoord van Saskia Belleman, rechtbankverslaggever.
ISBN 9789021343174 | Paperback | 192 pagina's | Uitgeverij Alfabet | oktober 2024
© Marjo, 1 december 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Vincent van Gogh
Zijn leven
Marian Hoefnagel
Er zijn al veel boeken verschenen over Vincent van Gogh, toch is dit boek anders dan de andere boeken. Uitgeverij Eenvoudig Communiceren geeft namelijk een serie Leeslichtboeken uit voor mensen die niet zo makkelijk lezen en toch graag een boek pakken dat hen boeit. Dit betekent dat deze boeken in gewone taal geschreven zijn zonder lange, ingewikkelde zinnen.
Dit is alleen maar toe te juichen natuurlijk. Zelf heb ik al veel over Vincent van Gogh gelezen, inclusief zijn brieven aan zijn broer Theo van Gogh. Toch heb ik in dit boek veel dingen gelezen die ik nog niet wist en dat is altijd leuk.
Het boek is in chronologische volgorde geschreven en begint bij de jeugd van Vincent. Hij heeft het geluk dat hij in een gezin opgroeit dat geen armoede kent. Hij woont in een goed huis, zijn ouders hebben twee koks, een tuinman en een dienstmeisje en Vincents vader is dominee. Een belangrijk man in het Brabantse dorp waar Vincent opgroeit.
maar met Vincent zelf gaat het niet zo goed. Hij kan geen rust vinden en maakt veel ruzie op school, daarom krijgt hij les bij hem thuis door een lerares. Zijn moeder geeft hem tekenles. Vincent blijft wel een zorgenkind omdat hij moeite heeft met mensen omgaan. Het liefst is hij buiten in de natuur.
Later moet Vincent naar kostschool, wat hij niets zo leuk vindt. Hij is heel intelligent maar toch lukt het leren op de HBS waar hij na zijn kostschooltijd naartoe gaat niet goed. Op 16 jarige leeftijd krijgt hij een baantje bij zijn oom in Den Haag. Die heeft een kunsthandel genaamd Goupil...
Daar begint als het ware de opleiding van Vincent al omdat hij in die winkel veel over kunst en schilderen leert. Later komt Theo hem opzoeken en die gaat ook werken bij Goupil maar dan in Brussel. Inmiddels schrijven de broers als een tijdje met elkaar, soms wel drie brieven per week!
Het karakter van Vincent is echter niet makkelijk, hij is soms te eerlijk tegen klanten en wordt daarom naar Goupil in Londen gestuurd, ook daar bezoekt Vincent veel musea. Maar het gaat weer niet goed met Vincent en hij kan gaan werken bij Goupil in Parijs. Vincent is erg zoekende , hij weet niet zo goed wat hij wil worden. Hij studeert voor dominee, maar ook deze opleiding gaat opnieuw niet goed. Uiteindelijk besluit hij om kunstenaar te worden, dan kan hij weergeven hoe arme mensen, waar hij zeer begaan mee is, leven.
Vincent heeft geluk met zijn broer Theo, want hij is degene die Vincent in zijn hele carrière steunt. Hij zorgt voor voldoende geld, woningen, verf en nog veel meer. Helaas zit Vincent zichzelf nog steeds in de weg. Hij beleeft vlagen van geluk maar ook van diepe wanhoop en zijn lijf en geest laten het steeds meer afweten...
Het verhaal over het leven van Vincent is eigenlijk wel bij liefhebbers bekend maar wie er niet zoveel vanaf weet heeft met dit boek een heel fijne beschrijving in handen. De taal is inderdaad eenvoudig gehouden maar het is wel heel boeiend geschreven, er zit vaart in en medeleven met de rebelse en enthousiaste Vincent. Als er al moeilijke woorden in staan, wat niet veel voorkomt, dan zijn die onderstreept en aan het eind van het hoofdstuk kun je de uitleg lezen.
Het fijne is dat bij de verhalen over het werk van Vincent ook afbeeldingen staan, zodat we kunnen zien waar de schrijfster het over heeft.
Echt een heel prettig boek voor zowel de kenner als de lezer die nog weinig weet over het leven van Vincent van Gogh.
Het boek is in samenwerking met het Van Gogh Museum uitgegeven.
ISBN 9789086967643 | Paperback | 78 pagina's | Uitg. Eenvoudig Communiceren | 24 september 2024
© Dettie, 17 november 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Maak er iets moois van!
Wat een Holocaust-overlevende jou over levenslust kan leren
Gidon Lev met Julie Gray
De Tsjechische Gidon Lev is nog maar 6 jaar als hij samen met zijn familie naar het concentratiekamp Theresienstadt wordt gedeporteerd. Hij verblijft daar tot het einde van de oorlog. Samen met zijn moeder gaat hij in mei 1945 naar een herstellingsoord en na verloop van tijd vertrekken ze naar Praag in de hoop dat ze daar verenigd zullen worden met hun naaste familieleden. Helaas ziet Gidon niemand van zijn familie meer terug. Hoe heeft hij alle traumatische ervaringen die hij in zijn vroege jeugd opgedaan heeft, verwerkt? Hoe komt het dat hij ondanks al het verdriet toch zo positief in het leven staat?
Zoals in het voorwoord staat, geven psychologen aan dat mensen die onvoorstelbaar lijden ondergaan hebben, vaker hoopvoller zijn dan mensen die dat niet hebben meegemaakt. Dit geldt ook voor Gidon. Hij bracht zijn kindertijd door in het donker, voor hem is hoop het leven zelf. Die noodzaak van hoop in zijn leven brengt Gidon tot uitdrukking in zijn leven en in dit pure boek.
Gidon neemt je als lezer aan de hand mee door zijn jeugd, maar maakt daarbij steeds ook sprongen naar het hier en nu. Hij heeft 40 jaar lang niet gesproken over wat hij meegemaakt heeft in het concentratiekamp, maar merkt dat als hij eenmaal begint te vertellen dit heel goed is voor hem en zijn toehoorders. Hij zegt: ‘Ik hoop dat mensen gaan nadenken over hoe onze herinneringen bewaard kunnen blijven en gebruikt kunnen worden om toekomstige generaties te onderwijzen.’
Ook mijmert hij over de vraag wat wij geleerd hebben van de Holocaust. Tot zijn spijt moet hij zeggen dat we er nog niet van geleerd hebben. Maar er is nog tijd. En er is altijd hoop. Maar we hebben meer nodig dan hoop, we moeten onszelf onderwijzen en actie ondernemen.
Zo staat het verhaal van Gidon Lev vol krachtige leuzen die ons tot nadenken zetten en ons aansporen om te omarmen dat wij, mensen, elkaar in onze verscheidenheid nodig hebben. De kern van het boek is: We moeten tolerantie en begrip omarmen als we deze prachtige wereld samen willen blijven delen.
Laten we daar met elkaar naar streven!
ISBN 978 90 239 6249 6 | NUR 402 | paperback | 217 pagina’s | Uitgeverij Mozaïek | november 2024
Vertaald door Connie van de Velde
© Els ten Voorde, 11 november 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Zout kind
Negentien en naar zee
Marianne den Hartog
Als jongste dochter van een man die niets liever deed dan zeilen, heeft Marianne het niet van een vreemde. Ze is zeilfanaat met hart en ziel.
Op school deed ze niet erg haar best, zodat haar vader er geen vertrouwen in had wanneer ze aankondigde dat ze naar de zeevaartschool wilde. Niettemin zette hij een handtekening toen Marianne een velletje papier onder zijn neus schoof, en gaf zo toestemming: zijn zeventienjarige dochter ging naar de zeevaartschool in Amsterdam!
Dat was in begin van de jaren tachtig, een tijd dat een meisje nog geacht werd een echtgenoot te vinden en een gezin te stichten. Maar Marianne heeft een droom. Ze is ‘gefascineerd door de belofte van verre reizen weg van een dichtgetimmerde toekomst.’
Ze heeft zelfs een bucketlist: het Panamakanaal doorvaren en een keer de oceaan over, niet als passagier, maar met een zeilboot, zelf aan het roer!
Nadat ze haar diploma als stuurman heeft behaald, vaart ze twee jaar op een kleine boot, een coaster, waar ze haar vaaruren maakt. Het is hard werken aan boord van de Maas, waar ze tot haar teleurstelling meer dient als ‘keukentrut’ dan dat ze zeilervaring opdoet. Maar op een kustvaarder kom je niet ver.
Tussen de verhalen door vertelt ze ook over haar jeugd, over de zomers op een zeilboot, waarmee het gezin over de Waddenzee zwierf. Over een tijd waarin er niet de moderne communicatiemiddelen waren, geen moderne navigatietechnieken. Over een vader die zijn dochters niet ontzag omdat het meisjes waren, over een moeder die zonder morren met haar echtgenoot meeging.
Na de reizen met de Maas, besloot Marianne tot een carrièreswitch: ze ging een opleiding doen om verpleegkundige te worden. De liefde voor de zee, voor het zeilen bleef, en na zeven jaar in het AMC begon ze haar eigen bedrijf: een zeilmakerij.
En nu is ze ook nog kunstenaar en schrijver.
Heeft ze haar bucketlist af kunnen strepen? Zelfs meer dan dat. In dit boek vertelt ze over haar avonturen, over het verschil tussen het zeilen van toen en nu. Veel zeilterminologie staat achter in het boek uitgelegd, al blijven er termen over: een randmeer? Kontlast? Google is er goed voor.
Voor een landrot zijn de belevenissen van Marianne den Hartog onvoorstelbaar. Het boek leest als een avonturenroman.
Marianne den Hartog is een duizendpoot. Behalve dat ze bedreven is in zeilen, heeft ze als verpleegkundige gewerkt. Ook is ze een eigen zeilmakerij begonnen in Muiderberg. Totdat de kunst haar in zijn greep kreeg: ze maakt vazen in mozaïek, naast andere voorwerpen. En als laatste (tot nu toe dan) is ze begonnen aan een boek. Dat werd ’Zout kind- Negentien en naar zee’.
https://www.mariannedenhartog.nl
ISBN 9789463657020 | Paperback | 191 pagina's | Uitgeverij Elikser | september 2024
© Marjo, 8 november 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER