Folterfabriek Buchenwald
Overleven en collaboreren in een Duits concentratiekamp
Jan Willem Stutje
Buchenwald was tijdens de Tweede Wereldoorlog een concentratiekamp in de bosrijke omgeving van Weimar. In eerste instantie was het kamp vooral bedoeld voor politieke gevangenen, die een rode driehoek op de gevangeniskleding droegen, en criminele gevangenen, die een groene driehoek droegen.
In alle kampen, ook in Buchenwald, stelden de Duitsers kapo’s aan om toezicht te houden op het werk in de keuken, de ziekenzaal, de slaapbarakken en de fabriekshal. Zo werden slachtoffers daders en medeplichtigen van de Duitse beulen.
Kapo’s waren dus gevangenen die toezicht hielden op andere gevangenen en die resultaat moesten laten zien aan de SS’ers. Als ‘beloning’ genoten ze privileges, zoals betere voeding, kleding, een eigen kamer en alcohol. De drang om te overleven was enorm groot zodat morele bezwaren terzijde werden geschoven. Het systeem stelde de Duitsers in staat om met weinig mankracht grote aantallen gevangenen onder de duim te houden.
Toch waren de kapo’s niet te benijden. Ze konden elk moment vervangen worden en waren altijd afhankelijk van de grillen en luimen van de SS.
In dit boek richt de auteur zich op het kapo-systeem in Buchenwald. Centrale figuur in het boek is Ernst Federn (1914-2017) die van 1938-1945 opgesloten zat achter het prikkeldraad van Buchenwald. Hij was een Oostenrijkse psychoanalyticus en aanhanger van het gedachtegoed van Leon Trotsky. Trotsky werd door Stalin in 1940 vermoord omdat hij een ‘revisionist’ zou zijn. In het kamp stonden stalinisten (de meerderheid) op voet van oorlog met de trotskisten.
Na de oorlog schreef Federn verschillende boeken over het leven in Buchenwald. Daar gold het recht van de sterkste en het leven was er een hel: de vele appels, het gebrul van SS’ers en kapo’s, de overvolle barakken, de gekmakende tijdsdruk, het bevel om alles in looppas te doen, de slopende dwangarbeid.
“Elke barak herbergde 1200 tot 1400 mensen, zelfs dicht opeengepakt konden ze in het middenpad niet staan. Ruimte om te eten was er niet… Lijken lagen overal verspreid… Zieke Häftlinge werden massaal vermoord door het toebrengen van dodelijke injecties. Rode Kapo’s handhaafden de orde. Wie niet direct gehoorzaamde, tekende een doodvonnis” (blz. 132).
Het is een wonder dat Federn de oorlog heeft overleefd. Hij moest niet alleen op zijn hoede zijn voor de SS, maar ook voor de stalinisten onder de gevangenen die hem als trotskist verafschuwden. Bovendien was Federn van Joodse afkomst. In feite had hij alles tegen.
Hoewel getraumatiseerd door het vreselijke leven in Buchenwald zette hij zich in zijn geschriften af tegen de gedachte dat het Duitse volk in zijn geheel schuldig was aan Hitlers gruwelregime.
In 1948 emigreerde Federn samen met zijn vrouw naar de Verenigde Staten. In 1973 gaf hij als ‘ervaringsdeskundige’ advies aan de Oostenrijkse regering over een hervorming van het gevangeniswezen.
Folterfabriek Buchenwald geeft nieuwe inzichten over het leven in de nazikampen.
In de eerste plaats blijkt het gebruikelijke beeld van gevangenen aan de ene kant en onderdrukkers aan de andere kant niet te kloppen. In de praktijk zijn er onderling tal van rivaliserende groepen gevangenen die strijden om de baantjes en de gunst van SS’ers. Omdat ze goed georganiseerd waren en zich gedisciplineerd gedroegen, trokken de stalinisten in Buchenwald vaak aan de touwtjes. Tegenstanders werden verdacht gemaakt bij de Duitsers of uit de weg geruimd. Rode kapo’s ranselden medegevangenen af. Zo deden gevangenen en hun beulen in gruwel niet voor elkaar onder. Uit teleurstelling over deze gang van zaken brak Federn na de oorlog met het marxisme.
Een tweede verdienste van dit boek is dat Stutje ingaat op de naoorlogse discussie over de Holocaust. Was de Holocaust alleen een gevolg van racisme, antisemitisme en nationalisme? Toen steeds beter bekend werd hoe de Holocaust georganiseerd was, brak het besef door dat die bij uitstek mogelijk was in een moderne, industriële, technocratische en bureaucratische maatschappij. Daarmee waren de vernietigingskampen geen “tragische ontsporing”, maar ingebed in een Europese traditie ontstaan na het tijdvak van Verlichting en Rationalisme.
In de derde plaats legt de auteur de onderschatting van de morele en geestelijke terreur van het door en door leugenachtige naziregime bloot. Het stelt volgens hem de geallieerde zwijgzaamheid over de terreur en het lot van de Joden in een onverdraaglijk daglicht.
In de vierde plaats bespreekt Stutje hoe na de oorlog de communistische DDR-regering Buchenwald beoordeelde en omging met overlevende gevangenen met een communistische achtergrond.
Het boek van Stutje stemt niet optimistisch over menselijk gedrag en vermogen tot empathie in tijden van crisis. Het eigenbelang stond altijd voorop, schrijft Stutje ergens. De schrijver wil echter niemand voor het gerecht slepen. Hij hoopt dat zijn boek vervolgden en onderdrukten in onze tijd helpt om een overlevingsstrategie te ontwikkelen.
Het boek is voorzien van Noten, een Bronnenlijst en een Register. De uitgever heeft het boek een stevig formaat meegegeven dat prettig in de hand ligt.
Jan Willem Stutje is historicus. Hij werkte aan de universiteiten van Brussel, Groningen en Gent. Hij schreef biografieën van Paul de Groot, Ferdinand Domela Nieuwenhuis en Hendrik de Man.
ISBN 9789044656329 | Hardcover | Omvang 292 blz. | Uitgeverij Prometheus | 12 september 2024
© Henk Hofman, 10 oktober 2024
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.