Non-fictie

Michel Krielaars

Dit volk heeft zijn God op aarde
Ooggetuigen van de Russische geschiedenis
Hans Driessen, Michel Krielaars en Eva Peek


Dit is een uitgebreidere versie van “Ooggetuigen van de Russische geschiedenis”, dat in 2007 verscheen. De aanleiding is de oorlog van Rusland tegen Oekraïne, die bij velen de ogen heeft geopend voor terugkerende constanten: wreedheid, geklungel, blinde gehoorzaamheid aan en verafgoding van de leider, corruptie, onverschilligheid van vele Russen. Het lijkt wel alsof de Russen altijd een despoot nodig hebben, een idee dat Poetin ook graag verkondigt. De nieuwe titel komt uit de brieven van de Custine, de Franse gezant in Rusland van 1839 tot 1843. De getuigen zijn zowel Russen als buitenlanders.


Het boek begint in 1091 in Kiev met een fragment uit de Nestorkroniek, de oudste geschiedenis van Oekraïne en Rusland, geschreven in het Kievse Holenklooster. Moskou anno 1476-1477 werd gekenmerkt door 9 maanden bittere koude per jaar en mateloos drinken. Een wrede massa-executie van edelen in 1570 doet de lezer beseffen waarom Ivan IV de bijnaam ‘De Verschrikkelijke’ kreeg.


In 1697-98 bezocht Peter de Grote West-Europa om bij te leren, de Russische marine op te bouwen en om bondgenoten tegen de Turken te zoeken. Een Duitse dame getuigt over haar ontmoeting met deze “lange, mooie man”, die “wel wat beter gemanierd zou mogen zijn.” (p. 57). Hij liet de Europese geschiedenis vertalen uit het Latijn en eiste dat de vertaler ook de passages opnam waarin de Russen niet mooi voorgesteld werden (p. 71).


De brand van Moskou (1812) wordt beschreven door een Franse legerdokter. Hij werd aangestoken door vrijgelaten Russische gevangenen. Enkel het Kremlin en de kerken ontsnapten omdat ze van steen waren. Na de opstand van de Dekabristen in 1825 werden er vijf opgehangen; de andere 595 kregen 20 jaar dwangarbeid in Siberië. De ophanging verliep moeizaam: de galg was te hoog, de touwen te kort, dan braken er drie touwen en de koordenwinkel was dicht …


In 1839-1843 maakte de Custine een reis door Rusland. Hij constateerde allerlei wreedheden, waarbij het publiek liet begaan. Hij zegt: “Dit volk heeft nog steeds zijn God op aarde, de keizer wordt verafgood door zijn onderdanen.” (p. 116-120).


Tsaar-bevrijder Alexander II werd in 1881 vermoord, omdat zijn hervormingen niet snel genoeg gingen. Daarna veranderde Rusland weer in een dictatuur met een oppermachtige geheime politie. Nicolaas II werd in 1894 tsaar tegen zijn zin. Tijdens de feesten kwamen meer dan duizend mensen om het leven in het gedrang, maar het feest ging door.


Het meest aangrijpende getuigenis is dat van een pogrom in 1903, in Kisjinjov, nu Chisinau in Moldavië. Een politieagent en twee patrouilles soldaten keken toe toen relschoppers Joden afmaakten en van een dak naar beneden gooiden te midden van het hoongelach van de toeschouwers. De getuige zegt niet hoeveel er afgeslacht werden: het waren er 49, plus vele gewonden en groepsverkrachtingen.


Op ‘Bloedige Zondag’ (9 januari 1905) wilden hongerige arbeiders een petitie aanbieden aan de tsaar, maar ze werden beschoten en er vielen honderden doden. Raspoetin werd de rampzalige raadgever van de tsarina en van de tsaar. Hij bezocht meerdere prostituees per dag. In 1916 werd hij vermoord omdat hij tijdens de oorlog te veel macht kreeg. In maart 1917 trad de tsaar af. Het afscheid van zijn troepen verliep emotioneel.


John Reed beschrijft de plundering van het Winterpaleis en de gevangenneming van de Voorlopige Regering in oktober/november 1917. Hij zegt er niet bij dat die ministers geëxecuteerd werden.
Na de Oktoberrevolutie volgden jaren van vreselijke armoede, honger, nachtelijke huiszoekingen door de Tsjeka, waarbij onschuldigen opgepakt werden en nooit meer terugkeerden. Joerovski beschrijft hoe hij de tsaar en zijn zoon doodschoot en hoe zijn vuurpeloton de rest van de familie uitmoordde op 16-17 juli 1918. Hij zegt er niet bij dat het bevel van hogerhand kwam, nl. van Sverdlov en Lenin.


Een Joegoslavische communist beschrijft het ‘Arbeidersparadijs Moskou’ in 1926 : “In het meest achterlijke land van Europa is iedereen arm en in lompen gekleed”. Hij constateerde ook dat de partij iedere opposant uitroeide en dat er snel tienduizend bevoorrechten waren.


Nina Loegovskaja beschrijft de akelige huiszoeking in 1933, waarbij haar onschuldige vader opgepakt werd. Even akelig verliepen de huiszoekingen bij de koelakken en de massale hongersnood die volgde op de collectivisatie.
De Joegoslavische communist Djilas vertelt dat Stalin alle wandaden van het Rode Leger goedpraatte: vrouwen verkrachten, Duitse vluchtende vrouwen en kinderen doodschieten. Het herhaalde zich in 2022 in Boetsja.


De persoonsverheerlijking van Stalin kende geen grenzen: ‘het grootste genie’ was God geworden. Chroesjtsjov beschrijft de dood van Stalin en de tegenstand die hij in 1956 ondervond toen hij diens misdaden bekend ging maken.


In 1974 werd Solzjenitsyn verbannen omdat hij schreef dat de terreur al tijdens Lenin was begonnen. De kernramp in Tsjernobyl toonde hoe weinig voorzorgen er genomen waren.  Gorbatsjov vertelt hoe klungelig de staatsgreep tegen hem verliep in augustus 1991 en Jeltsin beschrijft hoe hij hem beëindigde.


Bij elke verkiezing koopt Poetins partij alle zendtijd op, zodat de bevolking enkel voor hem reclame krijgt. In 2012 was er groot protest tegen de vervalste verkiezingen, maar dat werd met massaal geweld onderdrukt. Sindsdien is de repressie enkel verergerd, met vele doden als gevolg. De annexatie van de Krim, met goedkeuring van Gorbatsjov,  bezorgde Poetin een grote populariteit. Sindsdien is hij een heilige. In januari 2022 had Rusland nog geëist dat de NAVO al zijn troepen zou terugtrekken uit Oost-Europa en geen nieuwe leden meer zou toelaten.


De inval in Oekraïne leidde tot duizenden oorlogsmisdaden, waarvan de 458 doden in Boetsja de bekendste slachtoffers zijn. Vele Russen geloven dit niet en zeggen dat het Westerse propaganda is. Wie de bloedbaden wel bekend durft te maken in Rusland, krijgt jarenlange gevangenisstraffen.


Beoordeling
Dit boek is een degelijk, maar selectief overzicht van bijna duizend jaar Russische geschiedenis. Een aantal  getuigenissen zijn zeer aangrijpend, maar sommige zijn weinig relevant. Het taalgebruik in de oudere teksten is vaak ouderwets. Bij elk van de 152 getuigenissen  staat een korte toelichting van de auteurs. Een kaart met de vele plaatsnamen ontbreekt: de lezer moet zelf zoeken naar Preobrazjenskoje (p. 59-64), Nyenschanz (p. 62), Otsjakov (p. 77), Guttstadt (p. 89) etc. Globaal is het een zeer boeiend boek.

 
ISBN 978-94-933-0481-9 | Paperback, 456 pagina’s | Uitgeverij Pluim |  Amsterdam/Antwerpen, augustus 2023

© Jef Abbeel, Turnhout, september 2023 www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Dit volk heeft zijn god op aarde
Ooggetuigen van de Russische geschiedenis
Samenstelling: Hans Driessen, Michel Krielaars en Eva Peek


De titel van dit boek is ontleend aan een uitspraak van de Franse gezant markies De Custine. Die constateerde tijdens een reis door Rusland in 1843 dat met medewerking van de alomtegenwoordige Russisch-Orthodoxe Kerk de tsaar door zijn onderdanen werd verafgood. Een persoonscultus die zich na de Russische Revolutie van 1917 heeft voorgezet: Lenin, Stalin en nu Poetin.


De 152 ooggetuigenverslagen omvatten de periode vanaf 1091 tot 2023. 26 verslagen bestrijken de jaren 1091-1812 (in 1812 valt Napoleon Rusland binnen). Daarop volgen 52 verslagen die het tijdvak vanaf 1812 tot de revolutie in 1917 omvatten. Dan blijven er 83 verslagen over voor de periode van 1917 tot heden. Het ligt voor de hand dat naarmate de tijd verstrijkt het aantal verslagen toeneemt.


Ondanks de veelkleurigheid in al die verslagen valt er volgens de inleiding op dit boek een rode lijn te ontwaren.
- In de eerst plaats is er de constante verhouding tussen heerser en onderdanen: de heerser wordt verafgood en er is geen ruimte voor oppositie.
- In de tweede plaats is er de combinatie van wreedheid en incompetentie. De inval in Oekraïne is daarvan het laatste voorbeeld.
- In de derde plaats valt de inhaligheid en corruptie op van de leiders van staat en kerk.
- In de vierde plaats het lijden van de bevolking onder alle misstanden.


Elk verslag wordt ingeleid met een beknopt introductie van de hand van de samenstellers. Het is heel knap zo trefzeker als in een paar regels de context en de kern van een verslag wordt aangegeven.


De ooggetuigenverslagen zijn goed gekozen.
Aangrijpend is het verslag van een pogrom in 1903 in een kleine plaats. Twee mannen en een meisje proberen over het dak van hun huis te ontsnappen aan hun belagers. Ze worden gepakt en naar beneden gegooid. Daar worden ze doodgeknuppeld te midden van het hoongelach van de omstanders. Je kunt het niet lezen zonder een schrijnende pijn in je hart te voelen.


Een jong meisje maakt de stalinistische terreur invoelbaar in haar verslag uit 1932. Leden van de geheime politie doorzoeken het huis op zoek naar belastend materiaal. Wat vinden ze? Wordt het gezin of in ieder geval de vader gearresteerd?


Van een geheel andere orde is het hilarische verslag van een etiquetteschool uit 1900. De Russen hadden het te druk om te overleven en hun omgangsvormen waren verruwd. Op de etiquetteschool worden vijftig onderwerpen behandeld om daar verbetering in aan te brengen. Van tafelmanieren en het voeren van telefoongesprekken tot en met de omgang van een vrouw met haar man.


Zeer verhelderend is een verslag uit 2022 van een Russische diplomaat die brak met het regime van Poetin. Hij laat zien hoe de desinformatie waarmee het publiek wordt gehersenspoeld een tweesnijdend zwaard is. Langzamerhand beginnen de leiders zelf ook te geloven in hun eigen propaganda. De NAVO was een bedreiging voor de veiligheid van Rusland en tegelijk was het Westen zo decadent dat een inval van Oekraïne er wel op gewaagd kon worden. Blijkens de sociale media geloven ook veel mensen in het Westen in dit frame en zijn feiten ondergesneeuwd in desinformatie. Iedereen construeert zijn eigen waarheid en de werkelijkheid verdwijnt uit beeld.


Het ene interessante verslag na het andere krijgt de lezer voorgeschoteld. De moord op Raspoetin met details die in de schoolkoeken ontbreken. De dood van Stalin. Een absurd verhoor van een dichter door een rechter in 1961. Het aftreden van Chroesjtsjov. Het waardevolle is dat we nu niet de reconstructie van een historicus lezen, maar de beleving van tijdgenoten. Mensen die erbij waren, het zelf meemaakten en er middenin zaten.
Kortom: een prima boek en dus een aanrader.


Hans Driessen (1947) is slavist. Michel Krielaars (1961) was chef Boeken van NRC en correspondent in Rusland. Eva Peek (1992) is redacteur Boeken bij NRC en de Nederlandse Boekengids.


ISBN 9789493304819 | Paperback | Omvang 456 blz. | uitgeverij Pluim | juni 2023

© Henk Hofman, 9 augustus 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER

 

Oorlog met Rusland
Michel Krielaars


Dit boekje begint met de oorlog van Poetin, maar eigenlijk is het een geactualiseerde en uitgebreide editie van ‘Het kleine koude front’ uit 2014.
Krielaars toont aan dat de genadeloze repressie in Rusland al bezig was in 2011-2012: na de frauduleuze parlementsverkiezingen van december 2011 waren 100.000 boze Russen op straat gekomen om het aftreden van Poetin te eisen. Ze werden uit elkaar geklopt.
NGO’s zoals Memorial, die sponsorgeld uit het buitenland kregen, moesten zich laten registreren als ‘buitenlands agent’, waardoor vele  Russen hen niet meer durfden te steunen. In 2021 werd Memorial, het geweten van Rusland, helemaal verboden.


In 2014 duldde Poetin niet dat Janoekovitsj (voormalig president van Oekraïne 2010-2014) een verdrag met de EU ondertekende, want de EU was een verlengstuk van de NAVO. Toen de Donbas zich losmaakte en Rusland de Krim veroverde, reageerde het Westen nauwelijks. Het werd pas wakker toen de separatisten de vlucht MH17 neerhaalden.


Krielaars schetst de snelle veranderingen in Oost-Europa in 1989-1991 en het optimisme dat toen in het Westen heerste: men besefte niet dat de meeste Russen geen behoefte hebben aan democratie en vrije markt. Vele Russen waren niet blij dat de archieven opengingen: toen bleek dat hun ouders of grootouders in de jaren 30-50 hun buren of familieleden bij de geheime politie aangegeven hadden (p. 27). Een ‘Neurenberg-proces’ kwam er nooit in Rusland: niemand werd gestraft.
Toen het onder Jeltsin nog slechter ging dan onder Gorbatsjov, groeide het heimwee naar de Sovjet-Unie. Miljoenen Russen werden werkloos, ingenieurs moesten overleven als verkoper of bordenwasser.
Het Westen meende dat het nooit nog iets te vrezen zou hebben van Rusland.


Tijdens de eerste tien jaar van Poetin steeg de welvaart, zeker in de steden. Hij koos voor de Chinese aanpak: staatskapitalisme met dictatuur, het recept dat Andropov al aan Gorbatsjov geadviseerd had. Het Westen werd steeds afhankelijker van Russische olie en aardgas, zodat Duitsland en Engeland zich lange tijd verzet hebben tegen sancties (p. 37).
Maar vanaf 2012 begon Rusland zich steeds meer tegen het Westen te keren. Poetin speelde handig in op de nostalgie naar Stalin en zijn misdaden werden gebagatelliseerd: 15 miljoen doden door de goelag of door een nekschot plus 6 miljoen door uithongering van Oekraïne: het was voor het goede doel (p. 29-33).


Tegelijk bleven Poetin en zijn adviseur Karaganov imperiale ambities koesteren: ze wilden het decadente Westen overal terugdringen. Poetin toonde dat al in 2008 met zijn inval in Georgië, omdat het ijverde voor toelating tot de NAVO en de EU, nadat George Bush op de NAVO-top in Boekarest in april 2008 had voorgesteld om Georgië en Oekraïne lid te laten worden. Poetin, die als gast was uitgenodigd,  zei toen tegen Bush: “George, Je weet toch dat Oekraïne helemaal geen staat is? Een deel is Oost-Europa, het andere is door ons weggegeven. Als het lid wordt van de NAVO, zal Rusland dat oosten en de Krim aanhechten”. Dat is hij dus sinds 24 februari 2022 aan het doen.
En mogelijk heeft hij nog andere gebieden op het oog zoals Noord-Kazachstan, Moldavië en Litouwen (de toegang tot Kaliningrad) (p. 54-55).


Poetin deed alsof hij rechten had in Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië en Kazachstan, omdat er Russisch-taligen wonen. In de Donbas zijn die Russisch-taligen pro Rusland, in Marioepol blijkbaar niet, want het verzet tegen de inval is daar groot. Poetin beweert dat hij zich bedreigd voelt door Oekraïne, omdat het land en zeker de jeugd voor democratie, vrije verkiezingen en eerlijke rechtbanken is. Toen Oekraïne in 2013-2014 de EU verkoos boven de ‘Euraziatische Unie’ van Poetin (Rusland, Wit-Rusland, Oekraïne, Kirgizië, Tadzjikistan, Kazachstan), werd Poetin razend en steunde hij de rebellen in de Donbas. Het leverde hem veel steun op van de nationalisten in eigen land (p. 52-53).


Toen Janoekovitsj in februari 2014 verdreven werd door betogers, liet Poetin de Krim bezetten en lijfde hij het schiereiland in (p. 55-56). In de Donbas ontstonden gevechten tussen separatisten en de regering. Volgens Krielaars zonder steun van de meerderheid van de bevolking. Ik denk dat de separatisten wel de steun van de bevolking hebben.


Volgens Krielaars begreep de EU niet dat er in Oekraïne een revolutie aan de gang was tegen Rusland. Tegelijk waren er Ruslandkenners die vonden en vinden dat Oekraïne  tot de invloedssfeer van Rusland moet horen: ze negeren dan dat het sinds 1991 een door Rusland erkende soevereine staat is en recht heeft op territoriale integriteit. Pas toen vlucht MH17 door rebellen werd neergehaald met een Russische Boek-raket, werd de EU wakker en legde ze sancties op, waar ook Merkel zich bij aansloot. Dit was het einde van 25 jaar goede relaties tussen Europa en Rusland (p. 59-60).


Sinds 2014 heeft de staatspropaganda van veel Russen weer antiwesterse ‘Homines Sovietici’ gemaakt en sinds de oorlog gaat dat proces nog intenser verder. Ze juichen alles toe wat Poetin doet, 85% keurde de inname van de Krim goed (zelfs Gorbatsjov en Navalny) en verder zwijgen ze zoals hun ouders zwegen tijdens Stalin toen mensen naar de goelag werden gedeporteerd en toen de ‘koelakken’ werden uitgemoord. Kritische intellectuelen worden weggezet als ‘verraders en vijanden van het land, buitenlandse agenten, vijfde colonne’. En wie het woord ‘invasie’ of ‘oorlog’ uitspreekt, riskeert 15 jaar cel (p. 61-64).


Nu steunt 69% van de bevolking de invasie in Oekraïne. De rode, gedesinformeerde ‘Homo Sovieticus’ is weer terug sinds 2014. Hij beseft niet dat ‘denazificatie’ en ‘demilitarisering’ leugens zijn om Oekraïne te onderwerpen. De orthodoxe kerk doet daar helaas aan mee: autocratie en orthodoxie gaan weer hand in hand. En de meerderheid stoort zich niet aan de rijkdom van Poetin, die op 200 miljard dollar wordt geschat (p. 68-69).


Krielaars beweert op basis van de New York Times dat de annexatie van de Krim beslist werd door slechts vijf man, allemaal ex-KGB-ers (p. 71-72).

Vaclav Havel waarschuwde al in 2009 in een brief aan Obama dat de inval van Rusland in Georgië in 2008 vergelijkbaar was met de toegevingen die in 1938 (Oostenrijk en Sudetenland) en 1939 (Polen en Baltische Staten) gedaan werden aan Hitler en Stalin. En in 2011 zei Havel dat de Russische buitenlandse politiek nu veel gewiekster en gevaarlijker is dan tijdens de Koude Oorlog (p. 76-78). De inval van 2022 bevestigt dat Havel gelijk had: een grootmacht vindt altijd een excuus om een buurland binnen te vallen.


Nu is Duitsland o.l.v. Olaf Scholz een historische koerswending ingeslagen door wapens te leveren aan Oekraïne en door een Duits leger op te bouwen. Door de invasie is het Westen eindelijk wakker geschud uit zijn droom, die ingegeven was door goedgelovigheid en hebzucht. De gewone Rus krijgt nu door de isolatie van zijn land weer de schaarste en de armoede van de Sovjettijd (p. 79-81). Poetin is de grote schuldige, maar het Westen draagt ook schuld, omdat het zich door hem liet misleiden. Krielaars noemt het Rusland van Poetin zelfs neofascistisch wegens zijn revanchisme, messianisme, machtsvertoon, feitelijke eenpartijstaat, uitschakeling van tegenstanders. Het Westen heeft deze evolutie niet gemerkt en krijgt er nu de dure rekening voor gepresenteerd. Poetin is volgens Krielaars al sinds 2020 de feitelijke baas in Belarus en sinds januari 2022 ook in Kazachstan (p. 87-89).


Krielaars vestigt zijn hoop op de 15% Westers georiënteerde Russen, bij wie hij vele vrienden heeft en die in de toekomst met hun 20 miljoen voor een Moskouse Maidan kunnen zorgen (p. 91). Hopelijk maken we dat nog mee en hopelijk mag Krielaars nog binnen in Rusland.


Beoordeling
Dit boekje is een krachtig en duidelijk pamflet tegen de oorlog van Poetin en co in Oekraïne. Laten we hopen dat onze Europese politici het grondig lezen en niet enkel naar de economische belangen kijken. Een kaart van Oekraïne ontbreekt.


ISBN 978-94-932-5691-0 | Paperback | 94 pagina's | Uitgeverij Pluim, Amsterdam/Antwerpen | maart 2022

© Jef Abbeel, maart 2022, www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

De klank van de heilstaat
Musici in de tijd van Stalin
Michel Krielaars


Toen de bolsjewieken in 1917 aan de macht kwamen in Rusland, veranderden niet enkel de politiek en de economie, maar evenzeer de cultuur. Kunstenaars, musici, schrijvers moesten zich 70 jaar lang ten dienste stellen van de socialistische staat en van het ‘socialistisch realisme’ door het leven van arbeiders, boeren en soldaten uit te beelden of door eenvoudige melodieën te creëren. De arbeiders en boeren moesten zichzelf erin herkennen. Vaak was het verre van realistisch, want het leven van de boeren en arbeiders werd veel mooier voorgesteld dan het was.


Michel Krielaars (°1961) is historicus en slavist. Hij beschrijft hoe musici zich moesten aanpassen als ze niet in de goelag wilden belanden en niet geëxecuteerd wilden worden. Muziek moest didactisch en optimistisch zijn. Muziek die als avant-gardistisch, westers of modern werd bestempeld, mocht niet uitgevoerd worden. Het aantal componisten en musici dat vervolgd werd, lag gelukkig veel lager dan de 1.500 schrijvers die tijdens Stalin geëxecuteerd werden.
Stalin hield van muziek en schreef zijn commentaar op de hoezen van de platen: “Goed, matig of rotzooi”.


Aan de hand van tien voorbeelden onderzoekt Krielaars welke musici wel en welke geen concessies deden en waarom.


Voor de joodse pianist Svjatoslav Richter (1915-1997) vindt hij geen bewijzen van toegevingen aan het regime. Sjostakovitsj daarentegen was heel zijn leven zeer bang van Stalin, hoewel hij de ene prijs na de andere kreeg. In 1948 werden hij en Prokofjev ervan beschuldigd dat ze componeerden om de vorm, wat ‘antidemocratisch was en vreemd aan de artistieke smaak van het Sovjetvolk’. Hun muziek was ‘kakofonisch, decadent en antivolks’. Bijna niemand durfde hem nog uit te voeren. Prokofjev weigerde berouw te tonen, maar werd niet gestraft door Zjdanov, na Stalin de machtigste man in de SU.


Richter had de eervolle plicht piano te spelen bij het lijk van Stalin. Na diens dood mocht hij eindelijk in het buitenland optreden, eerst binnen het Warschaupact, vanaf 1960 ook in de VSA en Frankrijk.


Sergej Prokofjev (1891-1953) was een wonderkind. Op zijn 22ste mocht hij al optreden in Parijs en Londen. In Frankrijk leefden toen 800.000 Russen.  Daarvan 45.000 in Parijs, die in 1917-1918 de revolutie waren ontvlucht (p. 73). In dat ‘Klein Rusland’ voelde hij zich thuis. Toch keerde hij in 1927, na 10 jaar, terug naar zijn geboorteland.
In Moskou en Leningrad liet hij zich betalen in dollars voor zijn optredens en voor de uitvoering van zijn composities (p. 81). De RAPM/Russische Associatie van Proletarische Musici verplichtte hem om ‘proletarische muziek’ te produceren: optimistisch, bombastisch, heroïsch, begrijpelijk voor een groot publiek. Vanaf 1932 omarmde Prokofjev het socialistisch realisme en in 1934 verheerlijkte hij het in de Izvestia: de Sovjetmuziek moest de grandeur van het tijdperk weergeven. De overheden beloonden de ‘zanger van het nieuwe Rusland’.


In 1936 veroordeelde Stalin de opera ‘Lady Macbeth van Mtsenk’ van Sjostakovitsj. Een golf van angst ging door de muziekwereld. Bij de generaals en maarschalken die toen aangehouden en geëxecuteerd werden, was ook Toechatsjevski, de beschermheer van Sjostakovitsj. 1,5 miljoen mensen werden gearresteerd, waarvan er 0,7 miljoen werden doodgeschoten.
In totaal liet Stalin 15 miljoen onschuldige mensen vermoorden (p. 100). Hierbij mogen we nog optellen de ca. 6 miljoen boeren die door de collectivisatie bewust uitgehongerd werden en zo stierven. En vele miljoenen onschuldigen die in de goelag stierven door dwangarbeid en andere oorzaken.


Prokofjev schreef een indrukwekkende ‘Cantate voor de 20ste verjaardag van de Oktoberrevolutie’, maar eigenaardig genoeg mocht die pas in 1966 uitgevoerd worden. In 1937 mocht hij voor de laatste keer door Europa en de VSA reizen. In de VSA kocht hij een privéauto, toen een ongekende luxe in de SU (p. 95). In 1943 kreeg hij de Stalinprijs: 100.000 roebel of 500 maandsalarissen (p. 102).
In 1948 werd Lina, zijn ex-vrouw, veroordeeld tot 20 jaar dwangarbeid in Siberië wegens haar bezoekjes aan buitenlandse ambassades. In dat jaar verbood de censuur zijn werken. In 1950 werd hij zwaar ziek en dank zij Molotov opgenomen in het Kremlin-ziekenhuis, het beste van de SU, met Joodse artsen (p. 114).
Hij overleed op dezelfde dag als Stalin. Die kreeg een rouwstoet van 1 miljoen mensen, Prokofjev van 15 personen. In het muziektijdschrift van de SU kreeg de dood van Stalin 115 pagina’s, die van de componist een korte melding op pagina 116. Door zijn dure leven eindigde hij in armoede en met schulden. Van alle Sovjet-componisten was hij de meest geniale en geliefde (p. 116).


Vsevolod Zaderatski kwam net als Prokofjev uit Oekraïne, ook hij werd in 1891 geboren en stierf eveneens in 1953. In 1915-1916 gaf hij muziekles aan Alexej, de zoon van tsaar Nicolaas II. Dat verleden zou hem blijvend achtervolgen. Daarom werd hij in 1920 verbannen naar Rjazan, van 1926 tot 1928 opgesloten, in 1934 opnieuw uit Moskou verbannen en in 1937 weer, nu naar Kolyma in het noordoosten van Siberië. In 1939 werd hij vrijgelaten. Hij stierf in 1953, een maand voor Stalin. Maar ook dan bleef zijn muziek verboden, hoewel die niet onder deed voor die van Prokofjev en Sjostakovitsj (p. 143).


De eveneens Oekraïense Klavdia Sjoelzjenko (1906-1984) was oorlogszangeres en actrice. Ze trouwde met de Joodse musicus Vladimir Koralli. Tijdens de oorlog zong ze in Leningrad en aan andere fronten om de soldaten moed te geven. Toch werden in 1946 minstens zes van haar liederen verboden tot in de jaren 60, o.a. ‘Het Blauwe Sjaaltje’. Brezjnev was een grote fan van haar. Bij haar dood in 1984 was heel de SU in de rouw. Ze kreeg een staatsgraf op het mooie kerkhof Novodevitsji.


De Pools-Joodse componist en pianist Mieczyslaw Weinberg/Moisej Vajnberg (1919-1996) werd pas na zijn dood op gelijke voet gesteld met Sjostakovitsj.  In september 1939 vluchtte hij van Warschau, waar 300.000 van de 800.000 inwoners Joods waren, naar Minsk, waar hij zijn tweede naam kreeg (p. 174-175).  Tijdens de oorlog had Stalin de Joden nodig, maar van 1946 tot 1953 vervolgde hij ze weer. In 1948 liet hij zelfs de populaire theaterregisseur Solomon Michoëls (schoonvader van Vajnberg) vermoorden, hoewel die tijdens de oorlog bij Joden in Amerika miljoenen ingezameld had voor de SU. In 1953 werden dertien toonaangevende Joodse artsen opgesloten en ook Vajnberg, enkel omdat hij Jood was en verwant met die artsen. Sjostakovitsj bemiddelde bij Beria en Vorosjilov voor zijn vrijlating. Die kwam er 50 dagen na de dood van Stalin en na drie maanden gevangenis. Hij was zo bang dat hij zijn cel amper durfde te verlaten. Daarna ging zijn gezondheid achteruit.


Zanger Vadim Kozin (ca. 1905-1994) was volgens Krielaars een ongrijpbaar persoon. Als openlijke homo stond hij sinds 1934 op een lijst van personen over wie tot 1982 niet geschreven mocht worden en zijn muziek mocht niet op radio of tv komen (p. 206). Eigenaardig genoeg mocht hij vanaf 1936 geregeld voor Stalin thuis komen zingen, o.a. zigeunerliederen. Zijn moeder was Roma. En Stalin zong dan mee. Zijn repertoire omvatte 2.000 liederen (p. 212). Hij vroeg zeer veel geld voor zijn optredens en gaf ook veel uit. In vele huishoudens stond zijn portret naast dat van Lenin, Stalin en Marx in het ‘Rode Hoekje’, de plek waar de foto’s van de communistische helden stonden.


In 1943 mochten hij en Marlene Dietrich zelfs optreden op de Conferentie van Teheran voor de jarige Churchill. En ook voor Roosevelt mocht hij zingen. Tijdens de oorlog trad hij veel op voor het Rode Leger: daarvoor kreeg hij van Stalin de Orde van de Rode Ster, de hoogste onderscheiding. Toch werd hij de dag daarna, op 16 mei 1944, gearresteerd en in 1945 verbannen naar Magadan in het Verre Oosten, waar tussen 1937 en 1945 twee miljoen dwangarbeiders in de goudmijnen werkten. Kozin had nog geluk: hij mocht daar zingen. Mogelijk omdat hij ook verklikker was (p. 226-227).


In 1950 kwam hij vervroegd vrij. Hij bleef in Magadan wonen en concerten geven in het Gorki Theater, gebouwd door en voor de gevangenen. Moskou en Leningrad bleven verboden gebied voor een homoseksueel. In 1960 werd hij in Magadan veroordeeld tot drie jaar gevangenis voor zijn homorelatie met een minderjarige jongen. Hij kon verder optreden, maar de media mochten over hem niet meer schrijven.
In 1993 kreeg hij de eretitel ‘Volksartiest van de Russische Socialistische Sovjetrepubliek’ en een ster op het Plein van de Sterren. In 1994 stierf hij.


De Wit-Russische en Joodse Maria Joedina (1899-1970) was pianiste met een religieuze missie: met haar muziek wou ze het kwaad bestrijden en de ziel van de mensen helen (p. 242). Ze leefde ascetisch, kleedde zich zoals een non in lange zwarte gewaden en deelde haar geld uit aan minderbedeelde kunstenaars. In 1919 liet ze zich dopen in de Russisch-Orthodoxe kerk. In 1922 pleitte ze voor de vrijlating van patriarch Tichon, die zich verzette tegen de onteigening van gewijde kerkschatten (p. 248). In 1930 werd ze ontslagen als hoogleraar aan het conservatorium in Leningrad, omdat ze in God geloofde en dat ook zei tegen haar leerlingen. In 1932 kreeg ze een nieuwe post in Tbilisi en in 1934 in Moskou.
Tijdens de oorlog gaf ze concerten op de radio, in fabrieken en aan het front. De soldaten aanbaden haar. In 1960 werd ze nog eens ontslagen als hoogleraar in Moskou wegens haar godsdienstigheid.


Ze was ook zeer bevriend met de Joodse dichter en schrijver Boris Pasternak, van 1928 tot diens dood in 1960. Toen ze in 1961 zijn poëzie voordroeg in de Filharmonie van Leningrad, kreeg ze voor vijf jaar verbod om daar nog op te treden. In 1970 stierf ze, met 14.000 roebel schuld (p. 245).


Alexander Mosolov (1900-1973) koos in 1917 voor de revolutie en mocht drie keer een brief bezorgen aan Lenin. Van 1920 tot 1925 studeerde hij voor componist in Moskou. Vanaf 1926 werd hij gepest en geboycot door de jaloerse RAPM. Hij was ineens een ‘contra-revolutionaire componist’ en ‘klassen-vijandige vertegenwoordiger van de extreemrechtse, bourgeois-decadente componisten’ (p. 274-275). In 1937 werd hij gearresteerd en veroordeeld tot acht jaar zware dwangarbeid in de goelag. Die straf werd in 1938 omgezet in vijf jaar verbanning uit de grote muziekcentra: Moskou, Leningrad, Kiev. Na de oorlog leefde hij teruggetrokken. Niemand weet waarom. Mogelijk door het trauma van negen maanden goelag.


Tichon Chrennikov (1913-2007) is de voorlaatste die een portret krijgt. Als bange lakei van Stalin en als secretaris-generaal van de Componistenbond tussen 1948 en 1991, veroordeelde hij menig componist: Sjostakovitsj, Prokofjev, Zaderatski, Vajnberg e.a. kregen van hem een tijdelijk beroepsverbod. Die veroordelingen, o.a. van Sjostakovitsj, reeds begonnen in 1936 (dus 12 jaar voordat hij officieel voorzitter was) gebeurden vaak uit angst voor de overheid, die hij wilde behagen.


Chrennikov begon als componist van succesvolle opera’s en filmmusicals. In mei 1945 maakte hij de verovering van Berlijn mee. In 1948 werd hij op bevel van Stalin en tegen zijn zin benoemd tot secretaris-generaal van de Componistenbond. Toen Zjdanov in augustus 1948 stierf, werd Chrennikov de machtigste man in de muziekwereld van de SU (p. 298). Hij beschuldigde 35 musici, van wie de helft Joden waren. Stalin voerde toen een antisemitische campagne. Het aantal componisten dat hij tot de goelag veroordeelde was slechts 11, een klein aantal vergeleken met de 3.000 schrijvers die Stalin liet oppakken en van wie er 1.500 geëxecuteerd werden (p. 301). Chrennikov liet wel alle radio-opnames van de ‘formalisten’ vernietigen.


Het waren rare tijden: hoewel Sjostakovitsj sympathie had voor Sacharov en Solzjenitsyn, ondertekende hij net zoals Chrennikov een lasterbrief tegen hem (p. 307). In 1957 verkreeg Chrennikov van Chroesjtsjov dat de (door hem) in 1948-49 beschuldigde componisten in 1958 in ere hersteld werden. Dank zij de (beperkte) culturele dooi onder Chroesjtsjov mochten musici voortaan naar het buitenland reizen. Chrennikov bezocht zo in 1958 de wereldtentoonstelling in Brussel en in 1959 de VSA, samen met Sjostakovitsj en Rostropovitsj. In 1961 haalde hij Stravinsky naar Moskou voor een triomftocht.
Een oordeel over Chrennikov is niet eenvoudig: 60 jaar lang leidde hij de Componistenbond, hij hielp vele musici, maar maakte velen het optreden ook lastig of onmogelijk.


Mstislav of Slava Rostropovitsj (1927-2007) mag de galerij de groten afsluiten. Hij werd geboren in Bakoe (Azerbeidzjan). Zijn vader was cellist, zijn Joodse moeder een pianiste. In 1931 verhuisde het arme gezin naar een eenkamerwoning in Moskou. In juni 1941 werden ze geëvacueerd naar Orenburg in de Oeral, waar ondanks de oorlog een rijk muziekleven was.


In 1955 ontmoette Rostropovitsj de getrouwde Galina Visjnevskaja, een sopraan. Ze trouwden nog in hetzelfde jaar. In 1967 raakte hij bevriend met Solzjenitsyn (1918-2008), toen de beroemdste schrijver van de SU, die sinds 1962 gepest werd door de KGB. In 1968 keurde hij de inval in Praag af. In 1970 kreeg Solzjenitsyn de Nobelprijs voor literatuur, maar hij mocht hem niet afhalen. In 1974 werd hij zelfs het land uit gezet wegens zijn ‘Goelag Archipel’, die in de SU enkel in samizdat (verdoken zelfuitgeverij) kon verschijnen. Rostropovitsj nam het op voor Solzjenitsyn, waardoor ook hij van dan af geboycot werd door de KGB. Zijn vriend Sjostakovitsj durfde het niet op te nemen voor de schrijver: bij hem overheerste de angst sinds in 1936 zijn vriend en beschermer Toechatsjevski doodgeschoten was. Rostropovitsj mocht niet meer optreden in de grote steden Moskou, Leningrad, Riga, Kiev en zijn naam mocht niet meer op affiches staan of in recensies voorkomen: hij moest uitgewist worden(p. 340-341). In 1974 kreeg hij van Brezjnev zelf toestemming om te emigreren naar Engeland. Maar op de luchthaven moest hij zijn gouden medailles afgeven.


Tussen 1977 en 1994 verdiende hij als dirigent miljoenen in Washington. Hij kocht er Russische kunst mee en zeven huizen in dure steden. Na zijn dood kocht oligarch Alisja Oesmanov zijn kunst op voor 45 miljoen dollar en schonk ze aan de Russische staat, die ze onderbracht in het Constantijn-paleis in Sint-Petersburg.
Pas tijdens Gorbatsjov mocht Rostropovitsj weer binnen in de SU. In 1991 en 1993 koos hij de kant van Jeltsin, die hem zeer dankbaar was. In 2006 kreeg hij kanker, in 2007 overleed hij daaraan in Moskou. Zelfs Poetin kwam afscheid nemen van hem. Rostropovitsj en zijn vrouw liggen nu dicht bij Jeltsin op Novodevitsji.


De auteur besluit: ook nu is de Russische muziek nog wereldtop en nergens anders bemoeide een dictator zich zo rechtstreeks met de kwaliteit van de opera. Rusland blijft een surrealistisch land.


Beoordeling

Krielaars schreef een prachtig boek over het leven van componisten en musici in de SU. Hij kent het land, de taal, de geschiedenis en sprak met Russen die nog herinneringen hadden aan de besproken musici. En hij toont duidelijk wat de musici allemaal moesten doen en laten om te overleven. De literatuurlijst is uitgebreid. De schitterende boeken van Montefiore over Stalin (p. 363-364) zijn ook in het Nederlands (en in 47 andere talen) verschenen. Met de QR-code van p. 368 kun je ook een selectie uit de muziek beluisteren.


Krielaars vertelt niet enkel over de musici, maar ook over het dagelijks leven, over appartementen die in 1992 voor 150 $ gekocht werden en die nu 1 miljoen $ kosten (p. 19). In het boek worden uiteraard ook een aantal historische feiten belicht, zoals op p. 145: in het enorme ‘Museum van de Grote Vaderlandse Oorlog’ is er geen spoor van het Molotov-von Ribbentrop-pact uit 1939 en de verovering van Oost-Polen en de Baltische staatjes door Stalin: de Tweede Wereldoorlog begint dus pas op 21 juni 1941!
Evenmin wordt er verteld dat in Stalingrad 23.000 Russische soldaten werden doodgeschoten door hun eigen NKVD, omdat ze zich wilden terugtrekken, wat Stalin verboden had.


Enkele details:
Dde geboorte- en sterftejaren moet je soms zelf zoeken. Bij de data staat vaak geen jaartal, b.v. p. 347: 4 juni.
Er is ook geen kaart met de minder bekende plaatsnamen zoals Kislovodsk (p. 69), Zjitomir (p. 137-138), Nevel (p. 246) en Mologa (p. 271-272).
Bij de foto’s (p. 192) staat Boris Chrennikov: dat moet Tichon zijn, want Boris overleed al in 1943 en de foto’s dateren uit 1948 en 1970.
De bunker in Samara noemt hij een Potemkin-verschijnsel. Maar volgens Montefiore (Catharina de Grote en Potjomkin) bouwde Potjomkin wel echte dorpen en geen nep.
Op p. 238 zegt hij dat Kozin tijdens Jeltsin helemaal vergeten werd, maar op p. 236 beweert hij dat hij in 1993 geherwaardeerd werd in de pers, benoemd tot ‘volksartiest’ en een ster kreeg op het ‘Plein van de Sterren’.
‘Per aspera’ vertaalt hij als ‘door de doornen’; ik zou zeggen: door tegenslag of door moeilijkheden.
Een register zou ook zeer welkom zijn.
Hij heeft de straatnamen vertaald, maar hij had ze beter in het Russisch gelaten: zoek op een plattegrond van Moskou maar eens naar de Kamerherendwarsstraat (p. 63) of de Aarden Wal (p. 90). En Novodevitsji zal je er sneller vinden dan het Nieuwe Maagdenklooster. Allemaal details dus die dit prachtig boek nog beter kunnen maken.


ISBN 9789083112282 | Paperback | 368 pagina's foto’s, literatuur | Uitgeverij Pluim, Amsterdam/Antwerpen, september 2021

© Jef Abbeel, 16 februari 2022 www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER