De supersamenwerker
Dirk van Duppen en Johan Hoebeke
Ik, hervormd opgevoed, moest bij het lezen van dit boek alsmaar denken aan antwoord acht van de Heidelbergse catechismus; de mens is ganselijk onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Als je om je heen kijkt in de wereld zul je al snel geneigd zijn om dat te bevestigen. Wie niet aan de Bijbel maar aan Darwin en zijn survival of the fittest denkt, zal tot een zelfde conclusie komen; alleen de sterkte, de gemeenste, de snelste overleeft, zo zit het systeem nu eenmaal in elkaar.
Dirk van Duppen en Johan Hoebeke schreven een opmerkelijk boek waarin ze het tegendeel beweren. Mensen hebben volgens hen juist een aangeboren neiging tot empathie, altruïsme en samenwerking. Sterker nog, juist dát zijn belangrijke ingrediënten gebleken voor het overleven van onze soort, zonder dat zou de mens allang uitgestorven zijn. Mensen waren vanaf het begin van de mensheid wel verplicht tot intensieve samenwerking en daarom zijn we er evolutionair op gericht om te delen, oog voor elkaar te hebben en altruïstisch te zijn.
De basis daarvoor wordt van jongs af aan gelegd tussen de interactie van moeder en kind. Een mens is, in vergelijking met alle andere diersoorten, het langst van iedereen klein en van hulp afhankelijk. Om van oudsher te overleven in een wereld waarin voedsel schaars was, was verzorging cruciaal, niet alleen door de moeders, maar ook door de broers, zussen, vaders, tantes, grootouders en vrienden. Onze hersenen zijn dan ook geprogrammeerd om andermans pijn en verdriet, maar ook andermans plezier mee te voelen. Minstens tien neurologische circuits in het evolutionair jongste deel van het mensenbrein zijn verbonden met empathie. Zelfs baby’s maken al spontaan een onderscheid maken tussen wie lief en wie stout is. We produceren volop neurohormonen die gevoelens van vertrouwen geven, aanzetten tot delen en samenwerken en tot verbondenheid met anderen. Goed doen loont ook nog eens, er komt oxytocine vrij in het brein, wat je een goed gevoel geeft en aanzet tot nog meer goed doen. Kortom ons brein is toegerust voor identificatie, solidariteit en samenwerking.
Het is dan ook niet verrassend dat een sociale structuur die door ongelijkheid, minderwaardigheid en sociale uitsluiting wordt gekenmerkt, niet goed is voor de mens. Hoe groter de ongelijkheid, des te groter de angst. Mensen die wat bezitten zijn bang het kwijt te raken, angst en prestatiedruk jagen stress aan, gelijkwaardige relaties komen onder druk te staan en het vertrouwen zakt weg. De mens is, volgens de schrijvers, geen wolf voor de mens, maar in een samenleving met ongelijkheid wórdt hij dat wel, omdat zo’n soort samenleving net die eigenschappen stimuleren - egoïsme, onverschilligheid - die voor het leven in zo’n omgeving nodig zijn. Wie opgroeit in een omgeving waar de norm is om een ander te wantrouwen en alles te bevechten, heeft heel andere capaciteiten nodig dan wie in een samenleving opgroeit waar het op empathie, wederzijdsheid en samenwerken aankomt. Uit evolutionair onderzoek blijkt dat we coöperatief, genereus en vol vertrouwen zijn wanneer we ons veilig genoeg voelen, maar dat we geprogrammeerd zijn om zelfzuchtig en individualistisch te reageren als het onveilig wordt. Maar uiteindelijk, zo blijkt door de geschiedenis heen, zijn juist de meer coöperatieve samenlevingen beter geschikt om te overleven.
Het boek is dan ook een pleidooi voor een meer warme solidaire samenleving, waar zo min mogelijk sociale ongelijkheid is en waar het recht van de sterkste niet overheerst. Het moge geen verassing zijn dat de econoom Thomas Piketty beide schrijvers zeer aanspreekt. Het huidige neoliberalisme met al zijn marktwerking, staat die solidariteit en samenwerking volgens hen behoorlijk in de weg. We hebben juist omstandigheden nodig die het beste uit de menselijke natuur naar boven halen. Of zoals Nobelprijswinnaar José Saramago het formuleerde;
‘Als de omstandigheden zo bepalend zijn voor de mens, laat ons dan de omstandigheden meer menselijk maken.’
Omdat de schrijvers hun betoog uitgebreid wetenschappelijk onderbouwen vanuit de neurowetenschap, de experimentele psychologie, de paleoantropologie ( studie waarbij uitgestorven mensachtige bestudeerd worden) en vanuit het oogpunt van de evolutie en de genetica, was dit een boek waar ik af en toe, met veel plezier overigens, flink mijn best voor moest doen. Wat nadrukkelijk niet aan de schrijfstijl van beide heren lag, want het is tegelijkertijd een zeer toegankelijk en goed leesbaar en vooral hoogst interessant boek geworden, wat mij ook nog eens tot nadenken aanspoorde. Met name de stelling dat we coöperatief, genereus en vol vertrouwen zijn wanneer we ons veilig genoeg voelen, maar dat we geprogrammeerd zijn om zelfzuchtig en individualistisch te reageren als het onveilig wordt, deed mij met hele andere ogen naar de boosheid en het ongenoegen van onze huidige snel veranderende tijd kijken. Een goed boek voor politici dus, maar zeker niet alleen voor hen.
ISBN 978 94 6267 065 | Paperback | 343 pagina's | Uitgeverij EPO |augustus 2016
© Willeke, 12 oktober 2016
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER