Het uur der waarheid
Over de gevangenschap als literaire ervaring
Maarten Asscher
Maarten Asscher onderzoekt in dit boek, zoals de ondertitel al prijsgeeft aan de lezer, hoe schrijvers de gevangenschap als literaire ervaring beschrijven. Hij doet dit aan de hand van het werk van zes schrijvers. Drie daarvan, Silvio Pellico, Oscar Wilde en Albrecht Haushofer hebben die gevangenschap zelf aan den lijve ondervonden en beschreven die ervaring in, zoals we op de achterkant van het boek lezen, beroemde negentiende- en twintigste-eeuwse gevangenisautobiografieën.
De drie andere schrijvers, Stendhal, Charles Dickens en Jan Campert kennen de eenzame opsluiting niet uit eigen ervaring, maar hebben die gevangeniservaring in hun werk wel als onderwerp van hun verbeelding gekozen. (Jan Campert schreef zijn gedicht Het lied der achttien dooden namelijk in 1941, waarschijnlijk nadat over de hieronder beschreven executie op 9 april 1941 in de illegale krant Het Parool was gepubliceerd. Op 21 juli 1942 werd Jan Campert gearresteerd en ingesloten in het huis van bewaring in Breda en daarna afgevoerd naar concentratiekamp Neuengamme, waar hij op 13 januari 1943 overleed.) De onderzoeksvraag die Asscher zichzelf stelt is: In welk van de twee categorieën – getuigenis of verbeelding – wordt de ervaring van het gevangenschap het meest compleet, het meest dwingend overgebracht?
Asscher heeft de opbouw van zijn boek zo gekozen dat hij ons in het eerste hoofdstuk het verschil voorlegt tussen een studeerkamer en een cel. Dit lijkt een voor de hand liggende uitleg, maar als we ons realiseren dat het vooral de sleutel is die aan de binnen- of de buitenkant van de deur op slot gedraaid kan worden, voel ik mij bij dat laatste veel benauwder worden dan bij het eerste.
Het tweede hoofdstuk is een korte historische verhandeling over de opsluiting als straf en dan met name de eenzame opsluiting. Daarmee wordt het principe van de eenzaamheid als straf ingevoerd en uitgevoerd, dit in tegenstelling tot gezamenlijke opsluiting met lijfstraffen en werkstraffen.
De verdere hoofdstukken van het boek gaan in op de literatuur van de zes schrijvers. Beschreven worden de levensomstandigheden van de verschillende auteurs of de levensomstandigheden van hun personages als het om de verbeeldingsliteratuur gaat. Daarmee krijgt de lezer een goed beeld van de zoektocht van Asscher naar het antwoord op de onderzoeksvraag van de auteur.
Voor wat betreft de autobiografische werken gaat het om Le mie prigioni, letterlijk: Mijn gevangenissen, van Pellico, De profundis, letterlijk: Vanuit de diepten en zo aangeduid door de executeur-littéraire Robert Ross van de schrijver Oscar Wilde en ten slotte de Moabiter Sonette, genoemd naar de wijk waar de Gestapo-gevangenis Lehrter Strasse stond waarin de schrijver Albrecht Haushofer opgesloten zat.
Asscher is heel zorgvuldig en gedetailleerd in zijn beschrijvingen zonder wollig of ondoorzichtig te worden. Hij neemt de lezer mee in de literatuur, maar ook in zijn zeer concrete interpretatie daarvan. Dat doet hij eveneens in de volgende hoofdstukken, die gaan over de verbeelding in de literatuur van gevangenschap. Hier behandelt hij La Chartreuse de Parme, Nederlands: De Kartuize van Parma van Stendhal, Little Dorrit van Charles Dickens en het gedicht De achttien dooden van Jan Campert.
Met name het boek van Dickens fileert Asscher als een vis en hij vindt elke graad in de complexe tekst met allerlei verhaallijnen die opsluiting en gevangenschap verbeelden. Daarnaast is ook de interpretatie in het licht van de onderzoeksvraag van de auteur van het gedicht van Jan Campert bijzonder om te lezen. Hij doet dit aan de hand van twee aspecten, namelijk de hardnekkige omstreden status van Jan Campert als verzetsheld en, zoals Asscher zelf zegt, het meer doorslaggevende aspect dat het geen autobiografisch gedicht betreft, maar de verbeelding van een historische gebeurtenis. Het gaat om achttien executies die op 13 maart 1941 zijn voltrokken en waarbij 15 Geuzen en drie Februaristakers om het leven kwamen. De Geuzen zaten gevangen in het Oranjehotel in Scheveningen.
In het laatste hoofdstuk dat dezelfde titel als het boek draagt, zet de auteur alle ervaringen nog even kort en bondig op een rij om dan ten slotte zijn bondige conclusie te verwoorden. Die zal ik hier niet verklappen, daarvoor moet u het boek zelf lezen.
Over de auteur: Maarten Asscher (1957) is schrijver, jurist, ex-uitgever en boekhandelaar. Hij publiceerde een roman, verhalen, gedichten en essays, recentelijk de bundel Appels en peren. Lof van de vergelijking (2013), die ook in Engelse vertaling verscheen. Op de studie Het uur der waarheid hoopt hij op 29 oktober 2015 te promoveren aan de Universiteit Leiden. Blijkens dit artikel is dat laatste inmiddels gelukt, aangezien de auteur hier wordt aangeduid met 'de jonge doctor'.
ISBN 9789045030449 | Paperback 408 | pagina’s | Atlas Contact | oktober 2015
© Ria, 30 december 2015
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER