Alle wegen leiden naar Babel
De voorgeschiedenis van de Zijderoute
Daan Nijssen
De auteur (°1989) is gespecialiseerd in de geschiedenis van Mesopotamië en omliggende landen.
Hij begint in het 4de millennium v.C. met stadstaten zoals Uruk en Kis in Zuid-Mesopotamië. Uruk telde 25.000 à 50.000 inwoners en er was veel vraag naar goederen van buitenaf zoals cederhout en edele metalen, die ze ruilden voor graan en textiel. Zodoende kwamen de Mesopotamiërs in contact met de Levant, Egypte, Iran, het Indusdal en later ook China. In Uruk ontstond ook het spijkerschrift, dat op kleitabletten aangebracht werd en een complexe bureaucratie mogelijk maakte.
Door de langeafstands-handel raakten de beschavingen met elkaar verbonden. Wereldrijken probeerden zich wel meester te maken van de handelsroutes.
In het 3de millennium verschoof het centrum naar Kis, aan de Eufraat, ten noorden van Uruk. Toen waren er al oorlogen tussen de Sumeriërs, die leefden in het huidige Irak, en de Elamieten, die leefden in het huidige Iran (p. 37-42). Ur, waar Abraham volgens de overlevering vandaan kwam, was rond 2100 v.C. een rijke havenstad en de hoofdstad van het land van Sumerië en Akkadië.
Rond 1764-1760 v.C. veroverde Hammurabi van Babylon heel Mesopotamië. Hij beschouwde Babylon als de politieke en religieuze hoofdstad van de wereld. Hij vaardigde een bekend wetboek uit, dat tot 1500 jaar na zijn dood de basis bleef van de rechtspraak in zijn land (p. 65-66).
Rond 1500 v.C. deed de strijdwagen zijn intrede in het gebied van Egypte tot India. In Egypte was dat tijdens de heerschappij van de Hyksos, die wellicht uit Noord-Syrië kwamen. Dank zij de strijdwagen vormden zich vier grootmachten: Egypte, Babylon, Hatti (in het huidige Turkije) en Mitanni (in het huidige Syrië).
De Levant, de smalle, vruchtbare strook tussen de Middellandse zee en de Arabische woestijn, was met zijn handelsroutes zoals de Via Maris en de Via Regis een belangrijke corridor tussen Egypte, Anatolië en Mesopotamië. Egypte importeerde langs de Via Maris cederhout, paarden, strijdwagens, olijfolie, wijn en kunstvoorwerpen. De farao’s probeerden dan ook de Levant te onderwerpen. Egypte dreef ook handel met Poent, het huidige Eritrea, Ethiopië, Djibouti en Somalië. Het veroverde Nubië (nu Zuid-Egypte) en Noord-Soedan, waar het goud, ivoor en ebbenhout haalde. Maar tussen 725 en 664 v.C. heerste Nubië over heel Egypte.
Tussen 1200 en 900 v.C. werden de Arameeërs en Assyriërs toonaangevend in Syrië en Mesopotamië, maar tussen 900 en 730 v.C. werden de Arameeërs geleidelijk onderworpen door de Assyriërs, die ook het koninkrijk Israël veroverden. Zij beheersten de handel tussen de Middellandse Zee en de Tigris. De ‘Wierookroute’ bracht wierook en mirre van Jemen naar de Levant en Mesopotamië (p. 153).
Begin 6de eeuw veroverde Babylonië het Assyrische rijk en ook Juda. De Joden werden in drie fasen (597-587 en 582 v.C.) verbannen naar Babylon, maar in 539 v.C. werd Babylonië geannexeerd door de Perzen en mochten de Joden terugkeren.
Het belangrijkste logistieke knooppunt van het Perzische rijk was Babylon: het stond in verbinding met de Levant, de Middellandse Zee, Centraal-Azië en Indië. Rond de 7de eeuw v.C. ontstond in Lydië (het westelijk deel van het huidige Turkije), dat in 547 v.C. door Perzië werd aangehecht, het eerste muntgeld.
Darius I liet later zijn eigen gouden munten uitgeven. De rijkstaal werd het Aramees, dat de Perzen overnamen van de Assyriërs en de Babyloniërs. Vanaf Alexander de Grote kreeg die taal concurrentie van het Grieks.
De overzeese handel met Egypte, Noord-Afrika, Portugal, Spanje, Italië en Griekenland was in handen van de Feniciërs, die in het huidige Libanon woonden (p. 120-134). In de 8–7de eeuw v.C. kregen zij veel concurrentie van de Grieken en hun kolonies. De Grieken namen hun alfabet over van de Feniciërs. Carthago werd de belangrijkste Fenicische kolonie in de Middellandse Zee. Vandaar voeren ze naar Engeland en naar Senegal.
Tussen 550 en 520 v.C. verenigden de Perzen o.l.v. Cyrus en Cambyses heel het Midden-Oosten, maar de verovering van Griekenland mislukte in 490 en 480 v.C. Rond 334-329 v.C. veroverde Alexander de Grote een groot deel van de wereld, maar na zijn dood viel het rijk uiteen.
In Egypte leefde een prominente Joodse minderheid, die zeer belezen was en op wie de Egyptenaren jaloers waren. Anti-Joodse vooroordelen dateren al van in de hellenistische tijd. De Septuaginta, de Griekse vertaling van de Thora, zogezegd door zeventig mensen, werd opgesteld in Alexandrië in opdracht van Ptolemaeus II (285-246 v.C.) voor de gehelleniseerde Joden (p. 208).
In het Seleuciden-rijk waren Griekse kolonisten de bevoorrechte groep. Daar waren spanningen tussen hen en de Babyloniërs. Ook in het Indusdal was in de 3de–2de eeuw v.C. een Griekse gemeenschap actief.
In 241, 202 en 146 v.C. werd Carthago door Rome verslagen en verwoest. De Romeinen veroverden de Fenicische kolonies en bezetten in 148 ook Macedonië, in 146 Griekenland. De overige landen rond de Middellandse zee werden geannexeerd tussen 146 en 30 v.C. In 64 v.C. reikte het Romeinse rijk tot aan de Eufraat. In 53 v.C. wou Crassus ook Parthië inpalmen, dat over het huidige Iran en Irak heerste, maar hij werd verslagen.
China, de vierde rivier-beschaving na Egypte, Mesopotamië en India, bleef tot de 2de eeuw v.C. relatief geïsoleerd. Keizer Shi Huangdi (221-210) slaagde erin heel China onder zijn gezag te brengen. Hij liet de Grote Muur en het Terracottaleger bouwen. Tijdens de Han (206 v.C.-220 n.C.) werd China één van de machtigste rijken ter wereld (p. 231), hoewel het nog tribuut moest betalen aan de Xiongnu, hun noordelijke rivalen. In de 1ste eeuw n.C. was er een machtsbalans tussen het Romeinse, Parthische, Kushaanse en Chinese rijk, maar die raakte in de 2de eeuw verstoord toen de Romeinen de Parthen versloegen.
De Chinese Keizer Wu (141-87 v.C.) zond in 138 v.C. zijn diplomaat Zhang Qian uit Hanzhong naar het Westen om daar handelsrelaties aan te knopen. De reis van Zhang is beschreven door geschiedschrijver Sima Qian (145-86). Zhang reisde tot Oezbekistan en Afghanistan. Hij merkte dat er in 128 v.C. al Chinese goederen via tussenhandelaars aanwezig waren in Bactrië (Afghanistan) en dat er veel vraag was naar zijde. Dit bracht hem op het idee om zelf zijde naar het Westen te brengen. Dit was het begin van de oude Zijderoute, een verzamelnaam voor tientallen routes over land en over zee, die Azië verbonden met Europa en Oost-Afrika. De naam werd pas in 1877 bedacht door de Duitse geograaf Ferdinand von Richthofen in zijn zesdelig werk: ‘China. Ergebnisse eigener Reisen und darauf gegründeten Studien’.
Luxeproducten uit Arabië, Indië en China (zijde) werden ook massaal gekocht door rijke Romeinen in de 1ste en 2de eeuw n.C. Plinius de Oude (23-79) klaagde dat er zoveel geld aan uitgegeven werd (p. 256-257). Rome en China handelden niet rechtstreeks met elkaar, maar via tussenpersonen: Romeinse kooplui kochten zijde in Petra, Palmyra en andere steden. Zijde werd in Rome het ultieme symbool van status en rijkdom en volgens sommigen ook van decadentie.
In de 3de eeuw n.C. nam de handel af, maar in de vroege Middeleeuwen leefde hij weer op tijdens het Byzantijnse rijk en de Tang-dynastie (618-907).
Nijssen beschrijft ook de verspreiding van het christendom over het Romeinse Rijk en daarbuiten tot in Ethiopië en India.
Beoordeling
Nijssen heeft een schitterend boek geschreven over de oude culturen en godsdiensten van het Nabije Oosten. Hij toont aan dat vooral Babylonië (nu Irak) ver voorop liep in de Oudheid en al zeer actieve handelsnetwerken had, waarop de Zijderoute kon aansluiten vanaf 128 v.C. Ze ontstond dus niet uit het niets.
De vele plaatsnamen en handelswegen staan netjes op de kaarten vooraan (p. 7-17). Voor de oudste periode blijven vele zaken nog onzeker. Soms maakt de auteur wel sprongen in de tijd: soms van de 1ste eeuw v.C. terug naar de 6de eeuw v.C.
De literatuurlijst maakt indruk, maar vreemd genoeg ontbreken daarin (p. 314) de standaardwerken van Valerie Hansen en Peter Frankopan over de Zijderoute. Hansen beweert dat er meer papier dan zijde verhandeld werd, maar volgens Nijssen kwam de handel in papier pas later tot bloei. Moeilijke woorden zoals lugal en ziggurat worden één keer uitgelegd, maar niet heropgenomen in een woordenlijst. Er is wel een handig register van de eigennamen.
Twee details: Strabo was geen ‘Romeinse’(p. 246, 256, 332), maar een Grieks-Romeinse schrijver. De Rode Zee heette Mare Erythraeum, niet Maris (p. 254, 315).
ISBN 978-94-019-1851-0 | Paperback | 334 pagina’s, foto’s, literatuur, register | Uitgeverij Omniboek, Utrecht / VBK, Antwerpen | september 2023.
© Jef Abbeel, juni 2024 www.jefabbeel.be
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER