Non-fictie

Frank Karsten

De discriminatiemythe
Frank Karsten


Vandaag de dag dringt de beschuldiging dat iemand discrimineert de betrokkene gelijk in de verdediging. Als zo’n beschuldiging tot een rechtszaak leidt, kan dat ontslag, een boete of zelfs celstraf tot gevolg hebben. Discriminatie verdraagt zich immers niet met een samenleving waarin diversiteit en gelijkheid sleutelbegrippen zijn. Voorzichtigheid is dan ook geboden in wat je zegt en hoe je het verwoordt. Frank Karsten wil in dit boekje aantonen dat de beschuldiging van discriminatie nogal eens te snel en te gemakkelijk wordt geuit. Het publieke debat is een mijnenveld geworden. Wie uitglijdt wordt op internet aan de digitale schandpaal genageld.


In de inleiding stelt Frank Karsten eerst een reeks vragen. Wat is een goede definitie van discriminatie? Is het een taak van de overheid om discriminatie met boetes en gevangenisstraffen te bestrijden? Hoe zit het met de vrijheid om een eigen standpunt te verwoorden? Richten we een gedachtepolitie op die iedereen de maat neemt?


Een goede definitie van discriminatie is dus van kardinaal belang. Maar dat is nog niet zo eenvoudig. Volgens het woordenboek is discriminatie ‘het maken van ongeoorloofd onderscheid’. Maar wanneer is iets ‘ongeoorloofd’? Het is een subjectieve term.  Karsten richt zich in dit boek op discriminatie in de betekenis van ‘uitsluiten of juist selecteren’.


In de hoofdstukken die volgen belicht hij allerlei aspecten van dit thema. De rode draad is dat uitsluiten op zichzelf genomen niet verkeerd is. Mensen hebben hun voorkeuren in de omgang met anderen. Iedereen kiest/selecteert vrienden, een partner, collega’s met wie je ook buiten het werk omgaat enzovoort. Dat betekent dat je anderen afwijst. Maar is dat omdat je een hekel aan die anderen hebt? Nee, dat hoeft natuurlijk niet de reden te zijn. Als je een partner kiest, sluit je de rest ook uit. Als je niemand uitsluit, wordt het dagelijks leven onmogelijk. Mensen kiezen voortdurend. Dat is normaal en noodzakelijk.
Zo bezien is juist de antidiscriminatiewetgeving immoreel (blz. 27). Het dwingt mensen die dat niet willen met elkaar om te gaan. Relaties tussen mensen moeten met wederzijdse instemming plaatsvinden.


Karsten wijst op de inconsequenties in ons spreken over discriminatie. In de VS wordt 47% van alle moorden door een zwarte man gepleegd. Maar zwarte mannen maken slechts 7% van de totale bevolking uit. Ben je een racist als je op deze cijfers wijst? Blijkbaar wel. Maar waarom ben je dan weer geen seksist als je meldt dat 90% van de moorden door een man en niet door een vrouw worden gepleegd? Daar valt weer niemand over.


Het fundament onder de antidiscriminatiewetgeving is de veronderstelde gelijkheid van alle mensen. Die gelijkheid is echter een mythe, vindt de auteur. De fysieke en mentale verschillen tussen mensen en bevolkingsgroepen zijn zo groot dat we er beter aan doen die ongelijkheid te onderkennen. Karsten neemt het op voor de ‘witte man’ die al op voorhand verdacht is omdat hij ‘een witte man’ is. Witte mannen staan symbool voor onderdrukkers en bevoorrechtten. Vandaar dat een fitnessketen kan kiezen voor ‘Ladies Only’ zonder dat er een verbod op volgt.


In een volgend hoofdstuk gaat de schrijver in op het ‘glazen plafond’: er zitten te weinig vrouwen aan de top. Dat kan zijn, maar er is ook een ‘glazen vloer’. Aan de onderkant van de samenleving zitten relatief weinig vrouwen en doen mannen het gevaarlijke en zware werk. En het zijn bijna uitsluitend mannen die de oorlog in worden gestuurd. Het punt dat de schrijver wil maken is dat de discussie te eenzijdig wordt gevoerd en dat de moraalridders zich schuldig maken aan wat ze anderen verwijten: generaliseren, beledigen en uitsluiten.


Een laatste punt dat ik er uitlicht gaat over het effect van de antidiscriminatiewetgeving. Volgens Karsten bevordert ze de sociale cohesie niet, maar versterkt ze juist de spanningen tussen seksen en etniciteiten. Als voorbeeld noemt hij de vrouw die een complimentje van een mannelijke collega over haar LinkedIn-profielfoto ‘beledigend en seksistisch’ vond. Vervolgens werd deze collega door de media door het slijk gehaald.


De conclusie van het boek is dat de antidiscriminatiewetgeving heel averechts kan uitpakken. Nobelprijswinnaar Milton Friedman waarschuwde al voor een irreëel gelijkheidsdenken: ‘Een samenleving die gelijkheid boven vrijheid stelt zal geen van beide bereiken’.


Frank Karsten brengt de lezer tot nadenken. Het publieke debat lijkt inderdaad plaats te vinden op een plein waarin men elkaar uitscheldt en stenigt. Emoties voeren de boventoon, vooral in de virtuele ‘debatten’. De geest is uit de fles en hoe krijgen we een debat terug dat met respect voor de gesprekspartner gevoerd wordt op basis van argumenten? De debattechniek heeft oude, historische wortels. In de Middeleeuwen was een discussie gebonden aan vormeisen. Eerst moest de spreker het standpunt van de ander in eigen woorden weer geven. Vervolgens moest de ander aangeven of zijn standpunt correct was weergegeven. Pas daarna kon de spreker zijn bezwaren ontvouwen. Die wellevendheid en correctheid zijn we kwijtgeraakt. We luisteren niet eens meer naar de ander, maar schreeuwen terug wat ‘ik ervan vind’. Het boek van Karsten is wat mij betreft welkom om het publieke debat minder op hartstocht en meer op logica te baseren.


Frank Karsten is publicist en oprichter van “Stichting MeerVrijheid”, een organisatie die zich inzet voor economische en persoonlijke vrijheid.


ISBN: 9781721935383 | 102 pagina’s | Uitgever Createspace Independent Publishing Platform | Paperback | juni 2018

© Henk Hofman 7 november 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER