Non-fictie

Dolf Broekhuizen e.a.

Huizen in Nederland
De negentiende en twintigste eeuw
Architectuurhistorie aan de hand van het bezit van Vereniging Hendrick de Keyser
Dolf Broekhuizen, Coert Peter Krabbe, Niek Smit



In vier delen wordt de ontwikkeling van woonhuizen in de 19e en 20e eeuw in ons land geschetst. De titels zeggen al het nodige over de inhoud:


1. De nadagen van het ambachtelijke bouwen (1800- 1860)
2. Een veranderende woonomgeving (1860- 1900)
3. Een betere woning voor allen (1900 – 1940)
4. Democratisering van het wonen (1940 – 2000)


Het boek verschijnt naar aanleiding van het 100 jarig bestaan van de Vereniging Hendrick de Keyser, die zich sinds 1918 inzet voor het behoud van historische woonhuizen en hun interieur.


In dit boek krijgt de lezer een goed beeld van ontwikkelingen in de woningbouw zoals in de 19e eeuw de toepassing van zink en de verandering in verwarming waarbij de open haard plaats maakt voor de (kolen)kachel maar er zijn ook huizen met luchtverwarming. Sinds het einde van de 18e eeuw is er behangpapier dat in fabrieken wordt geproduceerd.


Door de groei van de bevolking zijn er in de grotere steden nieuwe woonwijken nodig. Huizen worden snel en (te) goedkoop gebouwd: de zgn. volkswoningbouw.
Aan het einde van de 19e eeuw groeit het aantal architecten in ons land en ontstaan er ook specialisten voor de aankleding en inrichting van het interieur. Elektrische verlichting, badkamer en watercloset doen hun intrede en zorgen voor nieuw comfort en betere hygiëne.
De industrialisatie heeft machinale houtbewerking als gevolg en zo ontstaan er timmerfabrieken. Ook wordt er nu met stoom geheid. De woningbouw begint steeds meer te mechaniseren. Tegelijk zijn rond 1900 veel woningen nog niet op water en riolering aangesloten.


In 1901 wordt de Woningwet aangenomen waarin sprake is van verschillende typen. De benamingen weerspiegelen de toenmalige maatschappij: arbeiderswoning, burgerwoning, middenstandswoning, herenhuis, dienstwoning.
Vooruitstrevend waren indertijd de tuindorpwijken met meer aandacht voor ruimte rond de woning en openbaar groen. Rond grote werkgevers als Philips in Eindhoven ontstaan fabrieksdorpen.


In de 20e eeuw ontstaat etagebouw waarbij de opgang uit kostenaspect gedeeld kan zijn (één voordeur voor de bewoners beneden en boven) of er is sprake van een vrije opgang waarbij de bovenbewoners een eigen deur of portiek hebben. In 1934 wordt de eerste galerijflat gebouwd, in de wijk Bergpolder in Rotterdam. Beton en staal doen hun intrede en maken nieuwe bouwtechnieken mogelijk.


Interessant is de invloed van de Tweede Wereldoorlog op de woningbouw. Door de vele verwoestingen ontstond het besef dat er anders gebouwd moest worden en dat er meer rekening met de gezinscultuur moest worden gehouden. Architecten zagen een kans om bv. de verwoeste binnenstad van Rotterdam naar eigentijdse normen te herbouwen. Het boek ‘De stad der toekomst, de toekomst van de stad’ uit 1946 weerspiegelt deze gedachtegang.
Na de oorlog is er een periode van standaardisatie waarbij sober wordt en ook moést worden gebouwd. Later ontstaan zgn. keuzeplan woningen waarbij binnen een bepaald raamwerk eigen indelingen naar keuze mogelijk zijn.
De opkomst van de auto zorgt voor drive-in woningen en er wordt nu gericht voor doelgroepen als ouderen en studenten gebouwd. De keuken wordt luxer door de intrede van allerlei electrische apparaten.


Ruim de helft van dit prachtig uitgevoerde boek is gewijd aan 45 woningen uit de 19e en 20e eeuw die in het bezit zijn van de Vereniging Hendrick de Keyser.
Ieder pand wordt uitgebreid gedocumenteerd met plattegronden en technische details. Ook is er aandacht voor de ontstaans- en verbouwingsgeschiedenis; foto’s van voor en na de renovatie laten zien wat er heeft plaats gevonden.


Enkele interessante en indrukwekkend mooie voorbeelden:
-    Huis ‘Lambert van Meerten’ aan de Oude Delft in Delft (1893), gebouwd in Oudhollandse stijl voor een industrieel met kunsthistorische interesse.
-    Huis ‘Rams Woerthe’, Gasthuislaan in Steenwijk (rond 1900), een kolossale villa voor een industrieel.
-    Huis ‘De Burcht’ aan de Henri Polaklaan in Amsterdam (1899-1900), het bondsgebouw van de Algemene Nederlandsche Diamantbewerkersbond.


Zeer bijzonder is de ‘Gehoorzaal’ aan het Spaarne in Haarlem (1903-1904) van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen met een klein theater in neo-renaissance stijl. Fraai en opmerkelijk zijn ook het stoomgemaal Cruquius ten zuidoosten van Heemstede, de ambachtschool in Scheveningen en het reddingboothuis op Vlieland. Een bijzondere vermelding verdient ‘Huis Hildebrand’ in Blaricum (1935) van architect Rietveld.


Dit boek biedt een fraai overzicht van Nederlandse bouwkunst en vormt een waardevolle bijdrage aan inzicht van ons culturele erfgoed dat het verdient om bewaard te blijven. Een schitterend boek voor ieder die in architectuur en interieur is geïnteresseerd.


ISBN 9789462621749 | Paperback met 1000 illustraties in kleur & zwart-wit  | 456 pagina's | Uitgeverij Waanders | april 2018
Afmeting 20 x 28 cm.

© Evert van der Veen, 13 juli 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER