Help, de president is gek geworden
Een geschiedenis van de vele Amerikaanse presidenten met een psychische afwijking
Hans Klis
De fragiele oud-president Jimmy Carter (1977-1981) is deze maand 100 jaar geworden. Hij vertelde aan journalisten dat hij graag de maand november nog wil halen om zijn stem uit te brengen op de Democratische presidentskandidaat Kamala Harris. Hoewel het presidentschap van Carter geen succes was, komt hij in dit boek niet voor. Dat betekent dat hij zich als president ‘normaal’ gedroeg.
Dat lag wel anders met zijn opvolger Ronald Reagan (1981-1989). Hij wordt in tegenstelling tot Carter gezien als een succesvolle president. Maar al in de eerste jaren van zijn regering was te merken dat Reagan vergeetachtig werd, mensen niet meer herkende en met verwarde, tegenstrijdige standpunten kwam. In zijn tweede termijn toonde de president geen interesse meer in staatszaken en keek hij het liefst naar oude films. Pas na zijn presidentschap informeerde Reagan het Amerikaanse volk dat hij al jaren aan Alzheimer leed.
Met Richard Nixon (1969-1974 was het misschien nog wel erger gesteld. Hij was een stevige drinker en slikte ook veel slaapmiddelen. Als hij die in combinatie met elkaar gebruikte was hij na een paar drankjes volledig van de kaart.
Lyndon Johnson (1963-1969) was een van de beste presidenten uit de vorige eeuw. Hij was actief op het vlak van burgerrechten, introduceerde contouren van wat een verzorgingsstaat kon worden en stimuleerde de kunsten. Tegelijk was hij ook vulgair, een alcoholist en ‘een seksueel roofdier’.
Daarin leek hij op zijn voorganger John Kennedy (1961-1963) die “een constante aanvoer van vrouwen” nodig had. Eens zei Kennedy tegen de kuise Britse premier: “Als ik drie dagen geen vrouw heb gehad, krijg ik verschrikkelijke hoofdpijn. Hoe zit dat met jou?” Daags slikte de president twaalf verschillende medicijnen plus het opwekkende maar zeer verslavende crystal meth. “Het is een wonder dat Kennedy functioneerde in het Witte Huis”.
Zo trekt een stoet aan presidenten voorbij in dit onderhoudend geschreven boek. Ook de Founding Fathers van de Verenigde Staten komen aan bod (George Washington, John Adams, Thomas Jefferson).
Schokkend is het hoofdstuk over Abraham Lincoln (1861-1865), een icoon omdat onder zijn leiding de slavernij werd afgeschaft. Als kind had hij een gewelddadige vader; als volwassene was Lincoln depressief en suïcidaal. Zijn vrouw leed aan een bipolaire stoornis. Bedienden in het Witte Huis waren getuige van ongecontroleerde woede-uitbarstingen waarbij koppen koffie naar het hoofd van de president werden gesmeten.
Negentien presidenten komen in dit boek aan bod. In de Inleiding bespreekt de auteur het optreden van Donald Trump en Joe Biden. Dat brengt het totaal op 21 presidenten. Trump valt op door zijn vulgariteit en bizarre gedrag en heeft trekken van een narcist schrijft Klis.
De auteur wil duidelijk maken dat in de VS een bizarre verkiezingsstrijd vanaf de begintijd van de VS tot het normale patroon hoort en dat de meest merkwaardige presidenten het Witte Huis hebben bewoond. Zijn informatie haalt Klis uit dagboeken, brieven, biografieën, wetenschappelijke publicaties en krantenknipsels.
Het verontrustend van zijn boek is wel dat sinds 1945 presidenten de vinger op de knop van het kernwapenarsenaal hebben. Het lot van de wereld kan in handen liggen van een labiele, depressieve persoon. In een dronken bui had Nixon in 1969 het bevel gegeven om een kernaanval op Noord-Korea uit te voeren. Zijn minister van buitenlandse zaken Henry Kissinger heeft dat schielijk terug weten te draaien.
Psychische aandoeningen zijn natuurlijk niet voorbehouden aan Amerikaanse presidenten. Als we breder kijken dan de VS zien we dat er aan meer grote leiders een steekje los zit. In de vorige eeuw bleken Mao Tse Toeng, Hitler en Stalin paranoïde tirannen te zijn en was elk van deze drie verantwoordelijk voor tientallen miljoenen doden. Kijk je naar het verleden dan was het met monarchieën niet beter gesteld. Erfopvolging garandeerde dat ook een zwakzinnige vorst na generaties van inteelt toch de troon besteeg.
Al te vaak en veel te veel ligt het lot van mensen in handen van leiders die daar totaal niet geschikt voor zijn. Na de Verlichting en de Franse Revolutie (1789) sloeg het Westen de weg in van vrije verkiezingen en scheiding der machten. Dit systeem kan niet garanderen dat de besten boven komen drijven. Het is de oude vraag van de Griekse filosofen, vooral van Plato: aan wie kun je het beste de regering toevertrouwen? Plato koos voor een bestuur door hoogopgeleide intellectuelen. Winston Churchill vond dat de democratie de minst slechte regeringsvorm is.
Hans Klis is in feite bezig met wat onder historici bekend staat als ‘debunking’. Het ontmaskeren en ontmythologiseren van schone schijn. En inderdaad haalt Klis in zijn boek informatie naar voren die weggehouden werd uit de pers, onbekend was bij het grote publiek en zelfs in wetenschappelijk onderzoek niet naar voren kwam of genegeerd werd. Zijn boek geeft daarom een prima aanvulling op bestaande lectuur over Amerikaanse presidenten. Het is een ontluisterend en heel verontrustend boek geworden.
Hans Klis (1984) was journalist en correspondent tussen 2014 en 2018 in de Verenigde Staten met New York als standplaats. Hij werkte onder meer voor NRC Media, BNN-VARA en de VPRO. In 2019 schreef hij een boek over het vuurwapengeweld in Amerika. In 2022 schreef hij met een aantal andere journalisten over “Het ABC van de buitenlandjournalistiek en het correspondentschap”.
ISBN 9789029098533 | Paperback | Omvang 335 blz. | Uitgeverij Meulenhoff | 27 september 2024
© Henk Hofman, 7 oktober 2024
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER