Non-fictie

Pieter Serrien

http://pieterserrien.wordpress.com/

 

In opstand
Geuzen in de Lage Landen, 1565-1578

Dit is het verhaal van de geuzen: een groep opstandelingen in de zestiende eeuw. Een groep mensen van allerlei komaf, waaronder criminelen maar ook idealisten, mannen zowel als vrouwen, mensen die één doel gemeen hadden: ze wilden een einde maken aan de overheersing door de katholieken en door de Spanjaarden.


Koning Philips II was nadat hij zijn vader Karel V was opgevolgd niet in Brussel gebleven,  in zijn plaats zou Margaretha van Parma, zijn halfzus, de Lage Landen in het gareel moeten houden. In zijn kielzog liet Philips ontevredenheid achter: omdat hij geld nodig had verhoogde hij de belastingen. De Staten-Generaal met vertegenwoordigers van alle zeventien provinciën keurde het alleen goed als de Spaanse troepen zouden vertrekken en de edelen uit de provinciën zelf hun land konden besturen. Een van hen was Willem van Oranje, 26 jaar oud, die stadhouder werd over Holland, Zeeland en Utrecht.


In de eerste decennia van de zestiende eeuw  ontwikkelde zich vanuit Duitsland kritiek op hoe het er in de katholieke kerk aan toe ging: de Reformatie. Ook in de Nederlanden kreeg dit protestantisme navolging, met name het calvinisme. De zeer katholieke Philips bestreed deze ketters met harde hand.Toen Margaretha op 5 april 1566 in de grote zaal van het paleis in Brussel haar zorg uitsprak over de groeiende groep rebellen, zou een edelman gezegd hebben.


‘N’ayez pas peur, Madame, ce ne sont que des gueux.’


Het Franse gueux betekent schooiers, bedelaars. De naam was gegeven. Hun doel was ook duidelijk: ze wilden vrijheid. Nu de uitvoering nog.

Dat verhaal vertelt Serrien in dit lijvige boek, dat begint in 1565, en eindigt in 1578.
Het is dus niet het verhaal van de Tachtigjarige Oorlog, al hadden de geuzen daar natuurlijk wel een grote rol in. Zoals ze dat zeker hadden bij het beeldenstormen, de zeeroverij en de vele bloedbaden. Al was Alva, die in 1567 de plaats innam van Margaretha, nog erger: Mensen werden om het minste opgehangen of op een andere gruwelijke manier vermoord.

Serrien vertelt een lopend verhaal, met veel namen en jaartallen, met veel details, waaruit het de lezer duidelijk wordt dat een mensenleven in die tijd nauwelijks iets voorstelde.
Een uiting daarvan is hoe een leger opgezet werd. Er was geen dienstplicht, mannen (soms met vrouwen in hun kielzog) meldden zich als huurling. Zij moesten dus betaald worden, en daar lag een probleem. Als de opdrachtgevers geen geld hadden lieten zij oogluikend toe dat de huurlingen plunderden. Ook dit ging gepaard met veel geweld, vrouwen waren vaak doelwit.

Komt er nog bij dat er in die periode een kleine ijstijd heerste. In de jaren 1586 en 1587 begon de winter in november en duurde tot april met flinke lage temperaturen, en veel sneeuw en ijs.
Oogsten mislukten, de handel lag stil, het moet een vreselijke tijd geweest zijn. Ook als je niets te lijden had van rondtrekkende troepen of oorlogsgeweld.
En dan waren er ook nog af en toe uitbreken van pest.

Het moeten barre tijden geweest zijn, hetgeen dus niet geheel en al te wijten was aan de Opstand van de geuzen. Hun wreedheden werden misschien zelfs overtroffen door wat de Spaanse soldaten deden.

Het verhaal van de geuzen. Indringend en met verve verteld door Serrien.
Wat gebeurde er precies in Den Briel? Wie waren de martelaren van Gorkum? Wat hield het beleg van Naarden in? Wie was die vrouw, Kenau?
Dit en nog veel en veel meer kun je lezen in dit boek.
Een verhaal dat begon in de stad die we nu kennen als Valenciennes, en zich vandaar uit naar het Noorden uitbreidde. Eerst als bosgeuzen, later als watergeuzen speelden zij een belangrijke rol in strijd tegen de Spaanse overheersing en dus bij het ontstaan van de onafhankelijke Nederlanden. Na 1578 werd de rol van de geuzen steeds kleiner, maar dat ze belangrijk geweest zijn in de geschiedenis van de Lage Landen moge duidelijk zijn!

Achterin vinden we een stamboom der geuzen, een wie is wie en een uitgebreide bibliografie. Plus in het boek overzichtskaarten en prenten uit die tijd.
En er is de website www.pieterserrien.be/inopstand

Pieter Serrien (1985) is historicus en auteur van vijf succesvolle boeken waarin persoonlijke getuigenissen van soldaten en burgers tijdens de twee wereldoorlogen centraal staan: Tranen over Mortsel (2008), Oorlogsdagen (2013), Zo was onze oorlog (2014), Van onze jongens geen nieuws (2015) en Elke dag angst (2016).


ISBN 9789464103182 | Hardcover | 624 pagina's | Uitgeverij Horizon | oktober 2022

© Marjo, 15 januari 2023

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Het elfde uur
11 november 1918, de gewelddadige laatste dag van de Eerste Wereldoorlog
Pieter Serrien

In dit kloeke boek  - bijna vijfhonderd pagina’s - wordt alleen de laatste week, en dan met name de laatste dag van de Eerste Wereldoorlog besproken, en dan stelt Pieter Serrien op zijn website nog dat hij flink heeft moeten schrappen!
Hij belicht meerdere aspecten: de politieke en militaire, maar ook de medische en sociale kant komen aan bod.


Het was een wéreldoorlog, er waren dus diverse partijen bij betrokken, hetgeen het verhaal  ingewikkelder maakt. Voor een beter begrip begint hij zijn verhaal met het geallieerde eindoffensief en de aanloop naar de onderhandelingen over de wapenstilstand. Maar ook vertelt hij over de Spaanse Griep, die waarschijnlijk zijn oorsprong had in de Verenigde Staten(!), en die zich razendsnel verspreidde en extra hard toesloeg op de fronten in Europa. Ook de burgerbevolking ontkwam er niet aan. Werd de oorlog een wereldoorlog genoemd, de Spaanse Griep was een wereldziekte, een pandemie, verspreidde zich over alle continenten.
Soldaten en burgers, vooral de generatie van de twintigers en dertigers die nog geen eerdere griepepidemie hadden meegemaakt, waren niet bestand tegen een ziekte als deze, ze waren door honger en uitputting verzwakt. Het virus kostte zoveel slachtoffers dat Erich Ludendorff stelde dat de griep de oorzaak was van het verlies van de Duitsers!


In de lente en zomer van 1918 veranderde de loopgravenoorlog in een bewegingsoorlog. Enerzijds had Duitsland na de vrede van Brest-Litovsk zijn soldaten naar het Westfront overgebracht voor de ‘laatste en beslissende slag’, die ze de Kaiserslacht noemden, te beginnen, anderzijds kwamen de Amerikanen in steeds grotere getale aan om de geallieerde troepen te versterken. De Franse opperbevelhebber Foch zette in op vier grote offensieven, met als gevolg dat de Duitsers op veel plekken de aftocht moesten blazen.


Intussen drongen politici aan op onderhandeling. Al in januari begon het overleg, waar pas na september 1918 schot in kwam. Dat kwam doordat Bulgarije - als eerste - vroeg om een wapenstilstand. Oostenrijk-Hongarije volgde en Duitsland stond alleen. Toen er op aanraden van dezelfde Ludendorff een burgerregering gevormd werd, werd de basis voor onderhandeling een stuk gunstiger. Met het militaire regime onderhandelen werd niet handig geacht.

De besprekingen begonnen, terwijl er op de fronten doorgevochten werd. Tot op de laatste dag, tot op het laatste uur vielen er slachtoffers. Meer dan 2700 doden waren te betreuren!
Om 11.00 hield het geweld op, althans aan het Westfront.


Er was nog geen vrede op de 11e november, het was de dag van de wapenstilstand, de dag van overleg in die beroemde wagon in het bos van Compiègne. Het uiteindelijke vredesverdrag werd getekend in Versailles, op 28 juni 1919.

Peter Serrien beschrijft de laatste week voor de 11e november, waarbij hij steeds schakelt tussen  steden in Frankrijk, België, de Verenigde Staten en Duitsland, locaties waar de laatste gevechten plaatsvonden of waar onderhandeld werd. Dan volgen in het tweede deel de laatste 24 uren vanaf 10 november 11.00 uur  tot 11.00 van de 11e november, die zeer gedetailleerd beschreven worden, opnieuw met alle aspecten zoals die eerder genoemd werden. Maar er werd nog steeds gevochten, bommen afgeschoten, huizen platgebrand. Vaak wist men niet eens dat er onderhandeld werd, of officieren wisten het wel, maar wilden nog snel terreinwinst boeken.


Enkele feiten die misschien minder bekend zijn:


Op 7 november 1918 werd er door een vergissing van een Amerikaanse journalist aangenomen dat het al wapenstilstand was, en barstte het feest al los. Een gevolg daarvan was dat op de 11e november het nieuws niet geloofd werd! 
De Duitse keizer was op 9 november al in Nederland waar hij asiel vroeg en kreeg.
Was er in het begin van de oorlog al een stroom vluchtelingen, vooral richting Nederland, aan het einde van 1918 ontstond een tweede stroom, vanwege het bevrijdingsoffensief van de geallieerden.


Nog een derde deel volgt met wat er op de 11e na 11.00 uur gebeurde, en een indrukwekkende bibliografie, een woordenlijst, en een lijst met de personages, plus noten en een beeldverantwoording maken het boek af. Onder die beelden waren ook diverse kaarten waarop het front, of de gevechten worden aangegeven.
Het is veel, heel veel informatie, maar hoewel het voor een beter begrip aan te raden is het als een geheel te lezen, het is ook in stukken goed behapbaar. Soms is het verhaal wat aan de droge kant, er staan nu eenmaal veel namen en feiten in, maar omdat Serrien de menselijke kant nooit uit het oog verliest, en eerder extra benadrukt, is het een document dat voor iedereen leesbaar is.


Pieter Serrien (1985, Kontich) is historicus en auteur van vijf succesvolle boeken waarin persoonlijke getuigenissen van soldaten en burgers tijdens de twee wereldoorlogen centraal staan: Tranen over Mortsel (2008), Oorlogsdagen (2013), Zo was onze oorlog (2014), Van onze jongens geen nieuws (2015) en Elke dag angst (2016).

ISBN 9789492626349  | Paperback | 448 pagina's | Horizon | november 2018

© Marjo, 4 december 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

alt

Tranen over Mortsel
Pieter Serrien


Onderhavige boek is een heruitgave.  In 2008 kwam ‘Tranen over Mortsel’ reeds uit. Die eerste uitgave vertelde het verhaal van de bommen die op Mortsel vielen, bedoeld voor de vliegtuigfabriek, maar ‘een beetje te vroeg’ gevallen. Dat gebeurde op 5 april 1943, toen 104 Amerikaanse en Britse bommenwerpers, met gezamenlijk 283 ton explosieven aan boord de opdracht hadden de Erlafabriek, ten zuiden van Antwerpen, plat te gooien.
Na het verschijnen van dat boek, en het opnieuw inblazen van herdenkingsplechtigheden kwamen er nog meer verhalen los. Die zijn naast de eerdere verhalen opgenomen in deze herziene druk, en vertellen het schrijnende verhaal van een zinloos lijden. 936 mensen kwamen om, waaronder slechts enkele wisten dat ze dat risico liepen omdat ze een functie vervulden in het leger: de vliegtuigbemanning. Het merendeel waren onschuldige burgers, en nog erger: 209 kinderen onder hen. De scholen van Mortsel kregen het het zwaarst te verduren.
In Nederland kennen we het bombardement van Rotterdam, ook vreselijk, maar dat was nog onderdeel van een oorlog. Hier in Mortsel vielen de bommen – de zwarte tranen – onbedoeld, zoals in de jaren van de Tweede Wereldoorlog vaker gebeurde. Nijmegen, Lokeren, Luik, en nog veel meer plaatsen kregen het te verduren.


Dit goed verzorgde boek vertelt het verhaal van Mortsel. Althans het verhaal van het eerste bombardement. Er vielen nog meer bommen, later in de oorlog. Pieter Serrien laat de mensen aan het woord die het meegemaakt hebben. Degenen die de verschrikkingen overleefd hebben. Na al deze tijd blijkt dat de tijden erg veranderd zijn: toen werd men niet geacht er over te praten. Je zweeg en ging door met leven, nachtmerries of andere psychische problemen ten spijt. Voor een aantal onder hen kwamen de interviews alsnog als een soort therapie!
Herdenken was er ook niet bij: de stad was niet getroffen door vijandelijk vuur, het was de fout van Amerikaanse vliegers! En als een slachtoffer niet gevonden werd, vermist bleef, kwam er voor de nabestaanden geen uitkering. Ondenkbaar toch! Dan had je niets meer: geen huis, geen goederen, geen man of zoon, niets.
Peter Serrien vouwt de indrukwekkende, confronterende verhalen als het ware in elkaar, om ze per getroffen locatie te vertellen. Over de fabriek die eigenlijk het doelwit was; over de zes scholen waarop de bommen neerkwamen. Over het vernietigde centrum, en de toevallige voorbijgangers; over de bus, vol passagiers, die de volle laag kreeg.
De bommen kwamen in twee gedeeltes; wie uit zijn schuilplaats te voorschijn kwam toen het stil werd, werd vaak in de tweede laag alsnog getroffen.


Verhalen over heldenmoed en –jawel! – profiteurs die de doden beroofden en kapotte huizen leeghaalden; over stomme pech, maar ook geluk, van iemand die toevallig ziek was, een klas die net aan de wandel was in het nabijgelegen Edegem.. maar vooral verhalen waarbij je de tranen in de ogen springen, de tranen van Mortsel, waar hele families uit elkaar gerukt werden.
Na de bommenregen is er het opruimen, de begrafenissen – als er iets te begraven viel.
Er staan foto’s in het boek, situatiefoto’s, maar ook (pas)fotootjes van de doden, die ook in lijsten vermeld staan. Er is een kaart van het oude Mortsel, en er wordt verteld hoe het nu is.
Een prachtig en aangrijpend boek, ook voor wie Mortsel niet kent.


ISBN 9789022328354 | paperback | 304 pagina's|  Manteau | 21 maart 2013
Met bibliografie en bronnen

© Marjo, 11 juni  2013

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER