Non-fictie

Argentijnse avonden
Carolijn Visser


Dit boek valt uiteen in twee delen, waarbij ik meteen maar zeg dat ik het eerste deel het meest boeiend vind. Dat begint in 1937 als Rinus van Mastrigt, vierentwintig jaar oud, begint aan een lange reis: op de fiets naar Nederlands-Indië.  
Als iemand dat nu tegen je zou vertellen, dan begin je hard te lachen. Op de fiets overzee! Die is gek! Maar Rinus was niet gek, alleen vastbesloten. Hij had geen rust in Rotterdam, de stad waar hij als bouwkundige geen toekomst voor zich zag. Het was crisis. Geld voor een bootreis was er niet, dus dan pakte je de fiets.


Op 26 november 1937 wordt hij uitgezwaaid, en in april van het jaar daarop komt hij op zijn bestemming aan. Natuurlijk gaat dat niet zonder slag of stoot. Hoe het hem verging, wordt verteld in dat eerste deel.  Ook volgen we zijn avonturen in Indië, als hij na een tijd van ziekte, gezelschap krijgt van Ida, zijn verloofde, die over is komen vliegen. Haar komst zet Rinus voor het blok: nu moet er serieus gewerkt worden; er moet huisvesting komen en er moet getrouwd worden.
Zoals in die tijd meestal gebeurde kwamen er al zeer snel kinderen, twee dochters, Ida en Miep.


Het is geschiedenis: de tweede wereldoorlog breekt uit. Naar Nederland terug gaat niet, en in onze kolonie gaan de dingen ook niet goed. Rinus komt in een gevangenkamp, dat gerund wordt door Japanners, een hard bestaan; Ida blijft met haar kinderen in Batavia.
Als ze na de oorlog herenigd worden, is Rinus een vreemde voor de kinderen en gaat ook de relatie met Ida niet goed. De kinderen worden naar Rinus’ ouders gestuurd in Rotterdam; Ida verdwijnt uit het gezichtsveld en Rinus kan weer het leven leiden dat hij het liefst leidt: werken.
Maar hij kent zijn verantwoordelijkheid en gaat toch maar eens naar Nederland met verlof. Zijn ouders zijn de jongsten niet meer, en het is ook niet goed als de kinderen die hun moeder al moeten missen, ook hun vader niet meer te zien krijgen.
Dus verplaatst het verhaal zich weer naar Rotterdam. Naar Indië gaat hij niet meer terug, hij komt op het idee om naar Argentinië te gaan, een land vol mogelijkheden.


In deel twee wordt dan verteld hoe hij in het nieuwe land een bestaan opbouwt, en de kinderen laat overkomen, wiens leven totaal op de kop wordt gezet. Een volkomen onbekend land, een taal die ze niet begrijpen, en geen familie meer om hen heen.
Het verhaal concentreert zich nu meer op de kinderen, die maar moeten zien dat ze het rooien. Rinus kan dan wel mooie plannen hebben, hij is helemaal geen type voor een brave huisvader, en laat de opvoeding over aan een kostschool. Gelukkig voor de meisjes komen ze ook mensen tegen die hen goedgezind zijn, met wie ze een band krijgen. En zo belanden we dan op het moment, in 2006, dat het meisje Ida als volwassen vrouw in haar taak van Hollandse consul in Tres Arroyos,  op de Nederlandse ambassade staat te wachten op de Koningin.
Het is een enigszins gefictionaliseerd verhaal, dat wel grotendeels gebaseerd is op feiten. Er was een briefwisseling en Carolijn Visser heeft met diverse betrokkenen gesproken. Er zijn ook foto’s opgenomen in het boek.


Het eerste deel omvat onze eigen geschiedenis, en waarschijnlijk vind ik dat daarom het meest interessant. Dat het tweede deel dan minder aanspreekt heeft niet alleen te maken met de afstand tussen Argentinië en Nederland, maar ook met de afstandelijke manier van schrijven. De lezer wordt niet in het verhaal getrokken: het blijft een verslag. Het is natuurlijk een goed verhaal, je zit soms met verbazing te lezen: dat mensen zo kunnen leven! Maar dat is dan ook alles: geen betrokkenheid, geen spanning, alleen feiten.


ISBN 9789045705200 | Hardcover | 253 pagina's | Atlas Contact | mei 2012

© Marjo, 22 juni 2012

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER