Non-fictie

Arnold Heumakers

Langs de afgrond
Het nut van foute denkers
Arnold Heumakers


De titel is in meervoudige zin op te vatten. Het kan betrekking hebben op foute denkers die met hun opvattingen langs de afgrond van radicalisme scheren. De auteur, Arnold Heumakers, kan aan zichzelf denken. Want hij durft het aan denkers te bespreken die vandaag de dag voor ‘fout’ worden aangezien. En de titel kan te maken met onze samenleving die langs de afgrond scheert, maar die zijn voordeel kan doen met het gedachtegoed van denkers die ook aan een afgrond hebben gestaan.
In elke interpretatie schuilt een kern van waarheid. Dat geeft aan dat deze titel heel goed gekozen is. De auteur zelf denkt overigens vooral aan de derde interpretatie.


Foute denkers zijn van rechtse signatuur. Zij hebben met hun opvattingen raakvlakken met het fascisme en nationaalsocialisme. Heumakers vindt het te kort door de bocht om deze denkers op grond daarvan af te schrijven. Niet elke ‘foute denker’ was een antisemiet of een aanhanger van Hitler en/of Mussolini. Wij leven net als de generatie voor ons in een fundamenteel verdeelde cultuur. Heumakers stelt de vraag wat we kunnen opsteken van de inzichten van ‘foute denkers’, zonder dat dit een rehabilitatie inhoudt. Het levert een aansprekend, gevarieerd en goed leesbaar boek op.


Een vijftiental foute denkers worden besproken. Sommige daarvan zijn ook vandaag de dag nog wel redelijk bekend bij het grote publiek: George Sorel (1847-1922), Oswald Spengler (1880-1936), Ernst Jünger (1895-1998), Jonathan Littel (1967), Michel Houellebecq (1956). Weer anderen zullen nauwelijks nog bekendheid genieten: Friedrich Reck-Malleczewen (in 1945 in Dachau overleden), Erich Wichman (1890-1929), Maurice Blanchot (1907-2003).


Heumakers concentreert zich op een aantal thema’s: het kwetsbare bestaan van de liberale democratie en haar streven naar gelijkheid en vrijheid, de Europese eenwording, massaemigratie, emancipatie.


Het waardevolle van dit boek is dat elk hoofdstuk leidt tot cultuurkritische opmerkingen over deze uitgangspunten, die in onze tijd tot speerpunten in het beleid zijn uitgeroepen.


Neem het begrip ‘gelijkheid’. Het begon met ‘gelijkheid voor de wet’, maar is na verloop van tijd uitgebreid tot “humane gelijkwaardigheid, gelijkheid van kansen en de laatste tijd steeds meer gelijke of liever proportionele vertegenwoordiging in bestuur, media, cultuur, bedrijfsleven, onderwijs en waar al niet meer. Zo wordt een onuitputtelijke bron van onrecht en dus van wrok en verontwaardiging aangeboord” (blz. 267).
Iets verderop constateert de auteur dat gelijkheid in de natuur niet bestaat. “Als er iets is wat alle foute denkers ons trachten bij te brengen dan is het wel dit.” Daarom kan het verlangen naar gelijkheid nooit volledig worden bevredigd.


Hetzelfde geldt voor dat andere kernbegrip uit de seculiere ideologie: het recht op vrijheid. “Als grondrecht zal het altijd een fictie blijven: nuttig om onrecht en machtsmisbruik tegen te gaan, schadelijk als het zo letterlijk wordt opgevat dat geen enkele vorm van ongelijkheid of onvrijheid meer wordt geaccepteerd. Want ook dat leren bijna alle fouten denkers ons: een gemeenschap kan niet zonder gezag en hiërarchie” (blz. 268). Uit de ongelijke verdeling van talent, intelligentie, handigheid, gezondheid, karakter en schoonheid vloeit voort dat het sociale leven altijd getekend zal zijn door ongelijke verhoudingen. “Wie denkt dat te kunnen veranderen, jaagt een hersenschim na.”


Eenzijdig hameren op gelijkheid is levensgevaarlijk voor vrijheid. ‘Emancipatie’ is in wezen een strijd om de macht. Minderheden, gegroeid in aantal en zelfbewustzijn, zetten de meerderheid onder druk om overstag te gaan. Onbedoeld kunnen we daardoor in een politiestaat terecht komen, waarin niet alleen daden, maar ook het anders denken strafbaar wordt (blz. 269).


De idealen van nu (vrijheid, gelijkheid, emancipatie, diversiteit, inclusiviteit) klinken goed, maar hebben een zwarte keerzijde als ze tot hun uiterste consequentie worden doorgevoerd. De Westerse beschaving dreigt aan haar eigen succes te gronde te gaan, schrijft Heumakers.


Een religie of ideologie die in de greep komt van fundamentalisten ontspoort inderdaad onherroepelijk. Dat wisten we al van het christendom en de islam. Het blijkt echter ook te gelden voor de seculiere ideologie die nu hoogtij viert. Een scheut minder bevlogenheid en wat meer realisme kan dus geen kwaad. Heumakers pleit voor nuchterheid en ‘methodisch pessimisme’. Dat is noodzakelijk, want het Europese universele humanisme dat niemand wil buitensluiten, verandert daardoor de eigen identiteit onherkenbaar (blz. 277).
Een waardevol en betekenisvol boek!


Arnold Heumakers (1950) is essayist, criticus bij NRC Handelsblad en was tot voor kort docent cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam.


ISBN 9789024430123 | Paperback | Omvang 350 blz. | Uitgeverij Boom | november 2020

© Henk Hofman, 13 januari 2021

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER