Roots Wandelgids
De mooiste woestijn- & bergwandelingen van Nederland
Met gratis gps-tracks
De site van Leestafel trekt per maand ongeveer 75.000 bezoekers. Onder die bezoekers zullen vast ook liefhebbers zijn van wandel- en fietsroutes. De wandelaars komen aan hun trekken met deze prachtige uitgave van het magazine Roots in samenwerking met Fontaine uitgevers. De titel is een knipoog naar de werkelijkheid van de natuur in Nederland. De woestijngebieden zijn zandverstuivingen en duinen. De bergen zijn onder meer de Grebbeberg en de Sint-Pietersberg.
De zeventien wandelroutes in deze gids voeren over merendeels onverharde paden. De routes zijn prima beschreven en bewegwijzerd en bovendien zijn er de gratis gps-tracks.
Ik neem de proef op de som en kies samen met mijn wandelmaat voor het Wekeromse Zand, een route van 14,2 kilometer.
Het is een rondwandeling. Er gaat dus geen tijd verloren voor de reis van eindpunt terug naar het startpunt.
Eerst maar eens de route downloaden via de site van het magazine Roots. Je kunt de route openen op verschillende navigatieapps voor zover je die op je gsm hebt staan. Ik kies voor Garmin, want dan kan ik de route doorsluizen naar mijn Garminhorloge. Het voordeel daarvan is dat je geen telefoon in de hand hoeft te houden.
Het startpunt is bereikbaar per auto dan wel met het ov. Verder wordt aangegeven waar horeca aanwezig is en of honden meegenomen mogen worden.
Vervolgens wordt zeer nauwkeurig de route beschreven. Zonder routenavigatie kun je met behulp van dit boek en de markering de route lopen. Duidelijk is dat de samenstellers veel praktijkervaring hebben en grote aandacht hebben besteed aan zorgvuldige aanwijzingen. Heel duidelijk wordt aangegeven op welk punt de route ingekort kan worden tot een wandeling van 8 kilometer. Wij kiezen voor de complete wandeling.
In de marge van de tekst vinden we opmerkingen over bezienswaardigheden onderweg en over flora en fauna.
De route begint direct bij de parkeerplek. Mijn maat en ik stuiten al snel op een gereconstrueerde boerderij uit de IJzertijd, die in Nederland eindigde met de komst van de Romeinen. Het is een prachtige reconstructie met mooie informatiepanelen erbij.
Het volgende markante punt is het geografische middelpunt van Nederland aangegeven door een grote kei in een cirkel. Verder lopend komen we langs een uitkijktoren met een weids uitzicht en langs camping De Goudsberg. Op de Goudsberg hield Anton Mussert tussen 1936 en 1940 zijn Hagespraken voor zijn aanhang. Het enige dat hier nog aan herinnert is de Muur van Mussert, sinds 2018 een rijksmonument. Wie het wil zien, moet wel van de route afwijken. Maar het kaartje laat zien dat er horeca is en dus is dit misschien voor sommigen de gelegenheid om ook even te pauzeren.
Wij lopen verder en passeren De Lunterse Boer, een bekend hotel, restaurant en vergadercentrum in Lunteren. Overigens staan er opvallend veel banken langs de route, dus pauzeren en picknicken kan overal.
an komen we bij het Wekeromse Zand, een uitgestrekte zandvlakte. Hier bewijst de gps-track zijn goede diensten. Zonder aarzelen kunnen we oversteken en komen we bij het goede punt uit waar we het bos weer induiken. Al spoedig staan we voor een paar prachtige vennen waar twee koeien in het water staan. Je waant je in een schilderij van Jacob van Ruisdael (1628-1682). Daarna duurt het niet lang meer of we komen weer uit bij de parkeerplaats.
Dit is een topwandeling, ook goed te doen voor vitale senioren. Het grootste deel van dit traject hoor je niets behalve de vogels en zie je geen lichtmasten, spoorwegen of bebouwing. Je bent echt midden in de natuur.
Dat maakt natuurlijk nieuwsgierig naar de andere wandelingen. Ik doe een greep: Vlieland (11,9 km.), Soesterduinen (12,6 km.), Kootwijkerzand (13,4 km.), Lochemse Berg (13,8 km.), Duinen van Zoutelande (11 km.), Sint-Pietersberg (12,7 km.), en Limburgs Gulpdal (15,4 km.). Wie er één maakt, wil ze allemaal maken.
Aparte hoofdstukken gaan over Woestijndieren, Bergbewoners, Eilandbewoners en Woestijnplanten.
Het boek sluit af met de toppers van Nederland (Amerongse Berg bijvoorbeeld), de twintig mooiste zandverstuivingen en tien verrassende eilanden (zoals de Marker Wadden, Vuurtoreneiland en Tiengemeten).
Dit is een gids die zich in perfectie en originaliteit onderscheidt van de mij bekende (en op zich ook uitstekende) wandelgidsen. Zeer aanbevolen.
ISBN 9789464043587 | Paperback | Omvang: 160 blz. | Uitgeverij Roots in samenwerking met Fontaine uitgevers | 8 april 2025
© Henk Hofman, 22 april 2025
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
Specerijenbijbel
Van kaneelbroodjes tot crispy chili-olie en van anijskoeken tot romige dragonkip
Paulami Joshi
Bij een doorsnee kookboek heb je een indeling met voorgerechten, soepen, hoofdgerechten en nagerechten, en vaak een onderverdeling met vlees, vis, of veggie.
Verwacht dat niet in de specerijenbijbel! Dit is een heel ander kookboek! Heel apart!
Het begint met een inleiding en dan weet je al wel dat je met dit boek op een heel andere manier te werk gaat. De indeling is namelijk gebaseerd op specerijen. En op sommige kruiden, omdat je als je die droogt in feite ook een specerij hebt. Hoe maak je ze (dat gebeurt namelijk vaak), waar koop je ze en ook belangrijk: hoe bewaar je ze.
Dan volgen de specerijen op alfabet. Wat meteen opvalt: dit zijn niet allemaal doorsneespecerijen. Ajowanzaad? Andalimanpeper?
Pff, we zijn nog maar bij de A! Er volgen er nog zo’n 100, tot we bij de zuurbes zijn. Steeds eerst een korte beschrijving wat voor specerij het is, en dan een paar recepten.
Het is eigenlijk meer een naslagwerk dan een regulier kookboek waarmee je een eigen maaltijd kunt samenstellen. Hoewel dat natuurlijk ook kan, mits je veel tijd hebt…
Tijd heb je ook nodig om zelf specerijenmixen te maken. Dat staat eveneens beschreven.
Nooit geweten trouwens dat kerrie een mix van specerijen is! Dat kun je dus heel goed zelf maken van korianderzaad, venkelzaad, komijnzaad, mosterdzaad, fenegriek, peperkorrels, chilipeper, kruidnagel en kardemom, en jazeker: ook kerrieblaadjes. En kurkuma, vooral voor de kleur. Handig is dan dat er achterin het boek de adressen staan waar je al die verschillende onderdelen zou kunnen kopen.
De vormgeving is weer perfect, met prachtige foto's waardoor je meteen aan de slag zou willen gaan.
Absoluut ook handig zijn de registers:
Een register met de specerijen met daaronder de namen de gerechten die je ermee maakt.
Een register met specerijmixen.
Een register met alle recepten op alfabet.
Paulami Joshi is culinair schrijver, oorspronkelijk afkomstig uit India. Zij wordt gezien als de officiële onofficiële ambassadeur van de Indiase keuken in Nederland.
Je kunt haar kennen van haar kookboeken: De bijbel van de Indiase keuken (destijds genomineerd voor het Gouden Kookboek), en Vega India, waarin ze ons alles vertelt over de verscheidenheid aan Indiase gerechten.
ISBN 9789048867882 | Hardcover | 496 pagina's | Uitgeverij Carrera | maart 2025
© Marjo, 6 april 2025
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Wat je zegt, gaat vanzelf
67 opgewekte taalverhalen
Liesbeth Koenen
‘(we leven in een wereld) waar we wakker worden zonder ons zorgen te hoeven maken of we onze tekst voor die dag wel kennen. Want die rolt zomaar uit onze mond.
Verzinnen wat we zeggen, gaat vanzelf. Steeds kiezen uit tientallen klanken, uit tienduizenden woorden, ze in een zinvolle volgorde zetten ook.’
Je staat er niet bij stil, maar eenmaal er op gewezen vergeet je dit nooit meer
Ontleden, dat kun we allemaal al voor we er les in krijgen op school. Iedereen begrijpt het verschil tussen ‘ik wist niet dat je kwaad werd’ en ‘ik wist dat je niet kwaad werd.’
En al zullen er veel mensen zijn wier tenen krullen bij het lezen van deze tekst, taal is niet van steen.
‘De bloesemconfetti kleurde de hele straat roze, zag ik uit m’n raam. Er kwamen een vader en dochter naar buiten en hun zagen het ook. Het vrolijke meisje, die meteen eropaf holde, juichte terwijl ze de bloemblaadjes rond schopte of het herfstbladeren waren.’
Maar de conclusie na al deze verhaaltjes over het gekke, het mooie, het grappig of merkwaardige in onze taal, is, zegt Liesbeth Koenen, dat we eigenlijk allemaal geweldig zijn in taal! En dat dit best vaker aan onze jeugd verteld mag worden.
Ze vertelt over de veranderingen die inherent zijn aan taal, over de invloed van buitenlandse talen.
Over de generatiekloof die ook in taal duidelijk is.
Over dingen die ons helemaal niet opvallen, maar haar wel:
‘Ik sluit de vergadering’ ‘Ik sla u tot ridder’. Ze noemt het taaldaden: ‘je zegt het, en hup, het is ook zo.’
Intuinzinnen: ‘Zij zagen het weesmeisje door’ of ‘Schepen vergaan in een storm.’ Je verwacht niet dat deze zinnen doorlopen, maar het is slechts het begin van een zin:: ‘Zij zagen het weesmeisje door de verrekijker’ of ‘Schepen vergaan in een storm zijn zelden verzekerd.’
Een zeer vermakelijk boekje, wat je ogen van open gaan (eh, ook een taaldingetje?) Wil je meer, kijk dan op de site van Liesbeth Koenen.
https://www.liesbethkoenen.nl/wat-je-zegt-gaat-vanzelf/
ISBN 9789462973381 | Paperback| 124 pagina's | Uitgeverij De Kring | februari 2025
© Marjo, 3 april 2025
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
De Ondergedoken Camera
Het laatste oorlogsjaar Amsterdam 1944-1945
René Kok en Erik Somers
In 2017 besprak ik voor Leestafel een ander boek van beide auteurs dat ook bij WBooks is verschenen: Stad in Oorlog, Amsterdam 1940-1945 in foto’s. Nu is dit fotoboek over Amsterdam in het laatste oorlogsjaar verschenen. Een groep fotografen legde in het geheim de jaren 1944-1945 vast: de Duitse bezetting, het dagelijks leven en het verzet. De foto’s werden naar Londen gesmokkeld om de regering in ballingschap te informeren over de noodtoestand in het vaderland en aan te zetten tot voedseldropping. Na de oorlog kreeg deze groep fotografen de naam: De Ondergedoken Camera.
Na een inleiding over illegale fotografie en over de fotografen die deel uitmaakten van het netwerk volgen hoofdstukken over het verzet, de hongerwinter, de bevrijding en de nasleep van de oorlog.
Het gaat om indrukwekkende foto’s, gemaakt ondanks het grote risico op arrestatie en gevangenneming. Sommige foto’s krijgen terecht het etiket ‘iconisch’ opgeplakt. Vooral de foto’s die in de hongerwinter zijn gemaakt, springen eruit. Broodmagere kinderen die met een lepel een laatste restje voedsel opschrapen of in vuilnisbakken zoeken naar een korst brood. Uitgeputte vrouwen die op hongertocht gaan en terugkeren met een fiets of kar beladen met zware zakken als het gelukt was om voedsel te kopen. Mannen wagen zich niet op straat. Ze lopen het gevaar om opgepakt te worden en naar Duitsland gestuurd te worden om in fabrieken te werken. Het zijn de vrouwen die zwoegen om hun gezin in leven te houden.
De foto’s verdienen het om met aandacht bekeken te worden. Ze zijn een visuele waarschuwing “tegen zorgwekkend ontwikkelingen in de [huidige] samenleving, zoals rechtsextremisme en herlevend antisemitisme” (blz. 236). Foto’s uit het verleden als waarschuwing voor de toekomst. Het verhaal in het boek benadrukt de zeggingskracht van dit fotomateriaal.
Beelden van de Jodenvervolging met zijn razzia’s en deportaties naar kamp Westerbork ontbreken in dit boek. De ondergang van Joodse inwoners van ons land was in de voorgaande jaren al in volle gang gezet en in 1944 grotendeels voltooid.
Het was streng verboden om zonder toestemming van de bezetter foto’s te maken. De persfotografie stond onder censuur en alles wat niet binnen de Duitse ideologie paste was niet toegestaan. Foto’s van lange rijen wachtende mensen voor winkels met lege etalages, ondervoede kinderen, fietsen met houten banden of een arrestatie op straat pasten natuurlijk niet in de Duitse propaganda.
Het is een wonder dat de leden van De Ondergedoken Camera niet tegen de lamp zijn gelopen met alle gevolgen van dien. De Duitsers zaten erbovenop en bovendien was er veel verraad. Een NSB-buurman van een fotograaf wist wat er zich afspeelde in zijn buurhuis, maar heeft wonderlijk genoeg de groep niet verraden (blz. 45).
Direct na de oorlog trok het werk van De Ondergedoken Camera grote belangstelling. In het hele land werden tentoonstellingen van de foto’s “die getuigden van de ramp die ons land had getroffen” druk bezocht. Eerst staat de interpretatie van het verleden in het kader van “goed” (het verzet) en “fout” (moffenmeiden en collaborateurs). Later dringt het besef door dat de meerderheid van de Nederlanders zich had aangepast aan de nieuwe omstandigheden en weg had gekeken bij het wegvoeren van de Joden.
De relevantie van De Ondergedoken Camera voor onze tijd is duidelijk. Machthebbers willen propaganda. Ongewenste getuigen van hun repressie zijn niet welkom. Dan wordt de fotograaf opgepakt en de camera stukgetrapt.
De waarde van een publicatie als deze is dus groot. Bij het doornemen van dit boek besef je hoe snel het verleden vergeten kan worden. Een bezetting door een vreemde mogendheid, het ontbreken van voedsel, het gebrek aan warmte (tijdens de Hongerwinter was er strenge vorst), het wegvallen van elektriciteit, de angst om opgepakt te worden, maken het leven loodzwaar. Na 75 jaar van vrede weten we niet meer wat dit inhoudt. Wij vinden het weer vanzelfsprekend dat de schappen in de supermarkt goed gevuld zijn en een ruime keus bieden. De boodschap die ik uit dit boek haal is: zeg nooit “nooit”. Het ondenkbare kan toch gebeuren. Het maakt een mens dankbaar dat er binnen de landsgrenzen nog steeds vrede en welvaart is.
Het boek is voorzien van beknopte biografieën van de fotografen van De Ondergrondse Camera, Literatuuropgave en een Register. Kritische noten zijn er niet te kraken, althans: ik heb ze niet gevonden. Auteurs en uitgever verdienen een compliment voor hun vakwerk.
Dit boek verschijnt samen met de gelijknamige tentoonstelling in Foam Amsterdam, van 1 mei tot en met 1 september 2025.
René Kok en Erik Somers zijn historici en beide auteurs hebben een groot aantal uitgaven over de Tweede Wereldoorlog op hun naam staan. Kok en Somers zijn als onderzoeker verbonden aan het NIOD.
ISBN 9789462586857 | Hardcover | Omvang: 256 blz. | Uitgeverij WBOOKS in samenwerking met het NIOD | 28 maart 2025
© Henk Hofman, 28 maart 2025
Lees de reacties op het Forum en/of klik HIER.
Boulanger!
1837-1891 Het spectaculaire leven van de generaal die Frankrijk betoverde
John-Alexander Janssen
Menigeen zal nooit van deze generaal die in Frankrijk zo belangrijk was gehoord hebben. Alleen al daarom was het een goed idee van John-Alexander Janssen om er eens een boek aan te wijden. Maar ook omdat de figuur van toen gelijkenis vertoont met bepaalde figuren van nu…
Georges Boulanger leefde van 1837 tot 1891. Een man die al vroeg in zijn leven besloot dat hij het leger in wilde: hij was vijf jaar toen hij zijn vader schreef dat hij maarschalk van Frankrijk wilde zijn!
Na de Pruisische oorlog in 1870-1871, eindigend met een overwinning door Duitsland en het diep betreurde verlies van Elzas en Lotharingen, werd De Derde Republiek opgericht.
Na de Revolutie (1789) en met de opkomst van liberale denkers is de adel steeds minder invloedrijk, en neemt de betrokkenheid van het volk toe. Boulanger wordt, niettegenstaande het feit dat hij niet van adel is, aangenomen op de officiersopleiding. In 1856, als hij afzwaait, is de Krimoorlog net voorbij. Maar omdat het Franse kolonialisme groeit, is er gelukkig voor hem een andere mogelijkheid om roem te vergaren. In Algerije valt hij op, zo jong als hij is. Hij blijkt in staat te zijn tot goed leiderschap, hij wordt gerespecteerd.
En als hij in Italië tegen de Oostenrijkers gaat vechten (1859) verdient hij daar zijn eerste Légion d’honneur. Tijdens de oorlog met de Pruisen wordt Parijs belegerd en weet Boulanger met zijn bataljon (hij is daar commandant van) een klinkende overwinning te behalen, ondanks dat hij gewond is geraakt.
Het zijn dit soort heldendaden die hem erg populair maken. Zijn soldaten dragen hem op handen en als het de Derde Republiek niet echt van de grond lijkt te komen, is het nog maar een kleine stap tot politieke betrokkenheid. Terwijl de onenigheid tussen de verschillende partijen, de conservatieven – waaronder rechts radicalen, monarchisten en bonapartisten - versus de republikeinen - met een vooruitstrevende en een behoudender tak – het land verdeelt, ziet Boulanger een mogelijkheid om zichzelf te bewijzen.
Als John-Alexander Janssen na het verhaal over Boulanger carrière en leven afgerond te hebben concludeert dat de man misschien wel alleen daardoor, door de drang zichzelf te bewijzen, gedreven werd, klinkt dat niet eens zo vreemd. Boulanger sprak zich nooit expliciet uit over zijn eigen gedachtegoed. Hij wilde een ander parlementair bestel, maar hoe dan?
‘De generaal beschikt over een zeker intelligentie, maar is vooral geweldig bekwaam.’ zei een rivaal over hem.
Hij werd gezien als de brenger van een waarachtige democratie, maar de tegenwerking door de republikeinen en de rechterlijke macht was te groot. Het lukte maar niet om echt een voet aan de grond te krijgen bij de verkiezingen in 1889. Naast geldgebrek speelden persoonlijke omstandigheden hem parten, en hij leek er ook niet echt zijn best meer voor te doen.
John-Alexander Janssen stelt in de epiloog:
‘Boulanger beschrijven als de eerste populist in een West-Europese parlementair, op algemeen kiesrecht gebaseerd democratisch kader, is vooral benadrukken dat er een lijn loopt van hem naar het huidige 21e-eeuwse populisme; de anti-elitaire politieke stroming of stijl die in meerdere of mindere mate wordt geassocieerd met onderbuik, pseudo-oplossingen, demagogie, nationalisme en soms ook racisme.’
Een boeiende figuur die Boulanger. Een man, die zoals John-Alexander Janssen hem beschrijft niet echt in staat zou zijn geweest de geschiedenis te veranderen. Of hij dat gewenst heeft is ook nog maar de vraag.
Het boek besluit met noten; een verantwoording en bibliografie, als ook een chronologie.
John-Alexander Janssen (1984) studeerde rechten en geschiedenis, en werd geschiedenisleraar.
Hij debuteerde met ‘Een verhaal uit de Zonnestad’ (2017). Het boek haalde de longlist van de Libris Literatuurprijs en werd bekroond met de Bronzen Uil publieksprijs voor het beste Nederlandstalige debuut. Daarna schreef hij nog twee romans: Trocadéro (2019) en Va-banque (2022).
ISBN 9789029542487 | Paperback | 280 pagina's | Uitgeverij Arbeiderspers | januari 2025
© Marjo, 23 maart 2025
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
'Ik weet me geen raad'
Wanhoopsbrieven van Joodse vluchtelingen, 1938-1939
Willy Lindwer en Aline Pennewaard
Het boek opent met een uitleg. De samensteller vertelt hoe hij een collectie van ongeveer 200 brieven ontdekte. Brieven, geschreven in de jaren 1938 en 1939, door mensen, Joden, die het onheil zagen naderen dat hun volk bedreigde. Joden uit Duitsland, maar ook uit Oostenrijk en andere landen. Allemaal mensen die voor zichzelf, of soms alleen maar voor familieleden, vooral de kinderen in een gezin, hulp vroegen aan het Comité voor Joodsche Vluchtelingen, gezeteld in Amsterdam.
In die tijd was Nederland nog niet in oorlog. Mensen hoopten in ons land een nieuw bestaan op te kunnen bouwen. Vaak vroegen ze ook tijdelijk asiel, om dat ze van plan waren door te reizen, naar Amerika, of Palestina. Dan hadden ze de benodigde papieren nog niet, maar moesten hun land uit, omdat ze berooid waren, of al uitgewezen waren.
Helaas kon de Joodse gemeente niets voor hen doen. De grenzen waren gesloten.
Na de inleiding van Willy Lindwer volgt een uiteenzetting door Aline Pennewaard. Zij vertelt waarom Joden hun leven niet zeker meer waren. Al in 1935 was bij de Neurenberger Rassenwetten vastgesteld wanneer men een Jood was, en dat stond los van of men al of niet praktiserend joods was. In 1938 werd Oostenrijk ingelijfd (De Anschluss) en de stroom vluchtelingen kwam op gang. Nederland was niet het enige land dat de grenzen sloot, alleen als men familie had in betreffende landen werden er aanvankelijk nog mondjesmaat mensen toegelaten, maar al snel ging de grens volledig op slot.
Mensen werden steeds wanhopiger, zoals duidelijk te lezen is in de brieven die volgen. Eerst is de originele brief te zien, daarna een vertaling. Aline Pennewaard heeft geprobeerd te achterhalen wie deze mensen waren en welk lot hen ten deel is gevallen. We weten dat hun leven aan een zijden draadje hing, en bij velen is dat dan ook gebroken. Het is een minderheid die de oorlog heeft weten te overleven.
De wanhopige briefschrijvers wisten dat de deuren gesloten waren, maar hoopten op een kiertje. Helaas. Als je volgens de Duitse wet een Jood was, was je leven niets waard.
Het maakte niet uit dat je voor Duitsland gevochten had in de eerste wereldoorlog.
Het maakte niet uit of je maatschappelijk gezien succesvol was.
Het maakte niet uit of je vrouw was, of kind.
Het maakte niet uit hoe hachelijk je situatie was.
Ze werden niet opgevangen.
Nu weten we wat de Joden toen nog niet beseften: dat de Joden die al eerder uit hun land waren vertrokken - zelfs eeuwen eerder - en weer een bestaan opgebouwd hadden, hun leven evenmin zeker waren. Ook zij werden voor het grootste deel opgepakt en naar vernietigingskampen gebracht.
Hartverscheurende verhalen lezen we in dit boek.
Het is geschiedenis, een vreselijke geschiedenis, maar… het vluchtelingenprobleem is een constante. Ook nu overkomt het mensen dat ze verdreven worden en nergens terecht kunnen.
Willy Lindwer (Amsterdam, 1946) is een Nederlandse documentaire regisseur en auteur. Hij is bekend om zijn films over de Holocaust, Israël en het Midden-Oosten, het jodendom en het christendom, maar hij heeft ook ervaring met andere onderwerpen, zoals kunst en muziek.
Aline Pennewaard (Woerden, 1978) is een Nederlandse historica en schrijfster.
Zij studeerde in Nederland en Israël. Zij houdt zich als onderzoeker en schrijver voornamelijk bezig met de Holocaust. Aan de Universiteit van Haifa doet zij promotieonderzoek naar de deportaties vanuit Nederland naar de concentratiekampen.
ISBN 9789463823883 | Paperback | 256 pagina's | Uitgeverij Balans | 21 januari 2025
© Marjo, 14 maart 2025
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Inleiding tot de islam
Een levende traditie
Joas Wagemakers (red.)
Zevenendertig deskundigen, waarvan het merendeel werkzaam is op één van de Nederlandse universiteiten, hebben bijgedragen aan deze bundel.
Het boek is opgesplitst in zes delen.
Deel 1 bespreekt het ontstaan en de verspreiding van de islam.
Deel 2 gaat over de bronnen van de islam (soenna, Koran, sharia).
Deel 3 behandelt de geloofsvoorstellingen van de islam (rituele plichten, theologie, filosofie, gender).
Deel 4 onderzoekt de confrontatie met andersdenkenden (joden en christenen; fundamentalisme en radicalisme).
Deel 5 bevat een beschouwing over kunst en cultuur.
Deel 6 tot slot gaat in op de situatie van moslims die in Europa leven en werken.
Dit boek stelt onze beeldvorming over de islam bij. Het is een uitstekende algemene studiegids, met de aanzet voor verdere verdieping. Alle bijdragen zijn beknopt van omvang en geven gedegen informatie van hoge kwaliteit. Nuances worden zorgvuldig tegen elkaar afgewogen. De auteurs polariseren niet, maar zoeken naar achtergronden en streven naar begrip op basis van feiten. Een voorbeeld hiervan is te vinden op bladzijde 65 waar het gaat over de positie van Oeigoeren in China:
“Oeigoeren worden volgens velen geconfronteerd met systematische onderdrukking door de centrale regering, wat tot internationale discussies heeft geleid en waarover uitgebreid is gerapporteerd”.
De auteur neemt zelf geen standpunt in, maar deelt wel mee wat het probleem is en noemt bronnen voor verder onderzoek. Een gedragslijn waar andere auteurs zich ook aan houden en waardoor het boek voor een breed publiek acceptabel zal zijn.
Het viel mij op dat islam en christendom niet in alle opzichten elkaars tegenpolen zijn. De richtingenstrijd die in deel 1 wordt beschreven over de juiste uitleg van de Koran, heeft ook de vroegchristelijke kerk ondergaan, maar dan met betrekking tot de juiste Bijbeluitleg. Beide godsdiensten zien de mens als kroon op de schepping, en aanvaarden dat man en vrouw onderscheiden maar complementair aan elkaar zijn geschapen. Op blz. 154 gaat het over mensvormige attributen die de Koran toeschrijft aan God. Zijn handen bijvoorbeeld, of Zijn zitten op een troon. Binnen het christendom spreken theologen van accommodatie: God past zich aan aan het begripsvermogen van mensen. En, om niet meer te noemen, islam en christendom hebben zich te verhouden tot culturele stromingen die niet altijd passen binnen hun geloofsvoorstellingen.
Een paar vragen en opmerkingen:
In het hele boek wordt het Opperwezen consequent met God aangeduid en niet met Allah. Waarom? Nergens las ik daarvoor een verklaring, of ik heb die over het hoofd gezien. Hoe het ook zij: een toelichting was wel nuttig geweest. Allah is immers strikt monotheïstisch, terwijl het Godsbegrip drie personen binnen God veronderstelt (de Vader, de Zoon en de Heilige Geest).
Hoe grondig, veelomvattend en veelkleurig de thema’s ook zijn die worden behandeld, het onderwerp “vrouwenbesnijdenis” miste ik. In de Koran komt het begrip besnijdenis weliswaar niet voor, maar binnen sommige soennitische rechtsscholen is vrouwenbesnijdenis verplicht dan wel aanbevolen. Door migratie komt vrouwenbesnijdenis ook in Westerse landen inclusief Nederland voor. Had dit onderwerp niet enige aandacht verdiend?
Ruud Koopmans, hoogleraar sociologie aan de Humboldtuniversiteit in Berlijn, heeft grondig onderzoek gedaan naar immigratie en integratie, democratie en islam, de relatie tussen terrorisme en islam, slavernij en islam. Zijn boeken en opvattingen zijn in dit boek niet meegenomen in de beschouwingen. Dat kan zijn omdat Koopmans kritisch over de islam is, wellicht zelfs zich polariserend opstelt, en daarom niet past binnen de meer neutrale benadering van dit boek. Maar is het terecht om zijn onderzoeksresultaten buiten het debat te houden?
Er is een nuttig glossarium dat lezers vaak zullen raadplegen als ze de stof goed willen volgen. Er hadden nog wel meer begrippen aan toegevoegd mogen worden. Verspreid over het boek lezen we over malekieten, kopten, orthodoxen, maronieten, nestorianen, jakobieten. Die hadden er dus wel bij gemogen.
De algemene conclusie is echter: dit is een standaardwerk geschikt voor een brede doelgroep, knap geschreven met zorgvuldige analyses, niet polariserend maar evenwichtig. Het doel om kennis en begrip te kweken voor moslims en hun geloof wordt zeker bereikt.
Het boek is heel verzorgd uitgegeven met illustraties, een glossarium, index, bronnenopgave en auteursbiografieën.
Redacteur Joas Wagemakers is universitair hoofddocent Islam en Arabisch aan de Universiteit Utrecht. De fraaie cover is ontworpen door Mijke Wondergem.
ISBN 9789048558414 | Hardcover | Omvang 432 blz. | Uitgeverij Amsterdam University Press | 31 januari 2025
© Henk Hofman, 11 maart 2025
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER
Adagio
Een remedie tegen stress onder studenten
Kees Boele
Onder studenten neemt stress en eenzaamheid steeds meer toe. Hoe komt dit? Daar is al veel onderzoek naar gedaan, maar auteur Kees Boele benadert het op een manier waarop veel andere onderzoekers het nog niet gedaan hebben. Boele wijst op de blinde vlek: het onderwijs zelf.
Zo stelt hij dat er nauwelijks nog onderwijsinstellingen zijn met een eigen, inhoudelijk verhaal, dat richting geeft aan wat er onderwezen wordt. En wat zijn daar de gevolgen van?
In zo’n inhoudsloze school worden leerlingen en studenten zichzelf tot ‘meester’ en verheffen zij noodgedwongen hun eigen toevallige indrukken tot norm. Ze gaan hun eigen, persoonlijke ‘zelfwereld’ opbouwen: ik bepaal zelf wat ik belangrijk, interessant, aantrekkelijk en prettig vind. Ze surfen op de golven van hun gemoed en compenseren het gevoel van leegte door steeds meer prikkels van buitenaf op te zoeken. Het is dan niet vreemd als ze het onderwijs op enig moment zinloos vinden, omdat het niet meer past bij hun eigen, persoonlijke ‘zelfwereld’ die ze noodgedwongen zelf hebben opgebouwd en waar ze in vastzitten.
Ja, en dat stuurloze is funest, schrijft Boele. Hij geeft aan dat de meeste studenten en leerlingen vooral gebaat zijn bij expliciete, directe instructie met begeleide oefeningen en goede feedback. Als we daar een streep door trekken, zijn we medeverantwoordelijk voor stress onder studenten.
En zo neemt hij ons door middel van vergelijking met de klassieke orkestmuziek aan de hand mee. Muziek is namelijk de enige taal in de wereld die alle mensen kunnen verstaan.
Goed onderwijs heeft iets van het muzikale adagio, omdat het rust brengt, in een tijd die gekenmerkt wordt door presto, snelheid en onrust.
Vandaar dat het boek de titel Adagio gekregen heeft.
Kees Boele is op dit moment bestuursvoorzitter van de Protestantse Theologische Universiteit en heeft in voorgaande jaren heel wat tijd in het onderwijs doorgebracht. Hij heeft al meerdere boeken over het onderwijs uitgebracht. Als echte ervaringsdeskundige brengt hij in Adagio een drietal oorzaken van de toenemende stress onder het voetlicht. Wat heel fijn is, is dat hij ook met praktische oplossingen komt.
Met veel interesse heb ik dit boek van A tot Z gelezen en beveel het echt aan schoolbesturen aan om kennis te nemen van de punten die Boele aandraagt en om hun beleid onder de loep te nemen. Dus niet alleen kennis ervan te nemen, maar ook inhoudelijk toe te gaan passen. Wat zal er dan veel leed voorkomen worden!
Maar ook docenten, studenten en hun ouders hebben veel aan dit boek. Dingen gaan echt op hun plaats vallen en het zal er zeker voor zorgen dat er een liefdevol samenspel gaat ontstaan!
978 90 435 4176 3 | NUR 730 | paperback | 223 pagina’s | KokBoekencentrum Uitgevers | januari 2025
© Els ten Voorde, 6 februari 2025
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
De mooiste woestijn & bergwandelingen in Nederland
Met gratis gps-track
Redactie Roots
Woestijnen en bergen in Nederland? Jazeker!
In dit boekje in handzaam formaat worden zelfs zeventien wandelingen - van Vlieland tot Limburg - besproken.
De wandeling op Vlieland wordt de ultieme microvakantie genoemd. Heen met de ochtendboot, terug met de avondboot en tussendoor heb je een prachtige dag.
De wandeling is 8 of 11,9 km, afhankelijk van de eigen keuze, en begint en eindigt bij de veerbootterminal.
Je loopt over bospaden, door de duinen naar het strand. Ook wandel je onderweg over een heus schelpenpad o.a. langs de vuurturen.
Er zijn heuveltjes en een steile klim.
Aangegeven wordt waar je iets kunt eten of drinken onderweg.
In aparte kadertjes staat wat je o.a. kunt tegenkomen onderweg aan dieren zoals de grijze zeehond, kleine vuurvlinder of de wulp afhankelijk van het jaargetijde.
Eenmaal de route gelopen kun je met de veerboot weer terug naar de vaste wal.
Limburg is natuurlijk meer bekend van de heuvels en de Sint Pietersberg.
Er staan dan ook maar liefs drie wandelingen vermeld die in deze prachtige provincie te lopen zijn, te weten: De St. Pietersberg (12,7 km), een wandeling door het heuvelland rond Wijlre (11,7 km) en natuurlijk het schitterende Gulpdal (15,4 km)
Als je alleen al de foto's bekijkt, krijg je de kriebels om je wandelschoenen in te pakken en richting Limburg te trekken.
De route door het heuvelland rond Wijlre voert door het Eyserbos, langs de kronkelende Eyserbeek, en na een stukje door het plaatsje Gulpen gaat de wandeling verder door het mooie Gulpdal om via het plaatsje Stockem terug te keren naar Wijlre. Je kunt ook afwijken van de aangegeven route om bijvoorbeeld kasteel Wijlre te bezoeken of langs het Eyderbos te lopen in plaats van erdoor. Je kunt dus steeds kiezen voor de lange of korte route.
Het is maar net wat je wilt. Ook hier staan in aparte kaders bijzonderheden vermeld over typerende plantengroei en de Dolsberg die je na Gulpen beklimt. De top ligt 160 meter boven zeeniveau.
Het fijne is dat bij de beschreven wandelingen ook heel duidelijke routekaartjes zijn weergegeven.
Tussen Vlieland en Limburg zijn er o.a. wandelingen door het Soesterduinen, Kootwijkerzand, Lochemse Berg, Duinen bij Zoutelande en nog veel meer.
Na de wandelingen staan ook de 'buitenbeentjes' vermeld en dat zijn de woestijndieren, bergbewoners, eilandbewonders en woestijnplanten.
Helemaal achterin treffen we nog het hoofdstuk 'Een vleugje buitenlandgevoel' aan.
Daarin kun je bekijken weleke gebieden de toppers van Nederland zijn, waar je de mooiste zandverstuivingen kunt vinden en 10 verrassende eilanden, ofwel land omringt door water zoals het Bokkeneiland in het bijzondere Zwanenwater waar aalscholvers bivakkeren of Hompelvoet een eiland onder Ouddorp (Goeree-Overflakkee).
Kortom een fantastische en zeer duidelijke gids waarmee je begeleid wordt op heel aantrekkelijke wandelingen.
Zeer de moeite van het aanschaffen waard.
ISBN 9789464043587 | Paperback | 160 pagina's | Uitgeverij Roots, deel 8 | 8 april 2025
© Dettie, 18 april 2025
Lees de reactie op het forum en/of reageer, klik HIER
Germania Inferior
Cartobibliografie van de zeventien provincies der Nederlanden 1548-1831
Hans Spikmans
Germania Inferior of lager gelegen Germania was tussen 85 na Christus (n.C.) en de 4de eeuw n.C. de benaming voor een Romeinse provincie tussen de Rijn en de Noordzee, met Keulen als hoofdstad. Daar hoorden bij: Nederland ten zuiden van de Rijn, een deel van België, heel Luxemburg en het deel van Duitsland ten westen van de Rijn.
Daar gaat het hier niet over, maar wel over de 17 provincies, dus ook die boven de Rijn, met Brussel als hoofdstad.
Het is een indrukwekkende collectie van 410 historische landkaarten uit de periode 1548-1831, waarvan 80 nieuwe die niet eerder beschreven zijn. De auteur heeft ook ca. 200 nieuwe ‘staten’/aanpassingen van al bestaande kaarten ontdekt. Deze zijn van belang om de juiste leeftijd van de kaart te bepalen.
Spikmans noemt de tijd van de Tachtigjarige Oorlog en de bloeiperiode daarna de interessantste uit onze geschiedenis (p. VIII). Ik vind de periode daarvoor, de tijd van de Bourgondiërs en van Karel V, interessanter: na hem begon de onrust met de Beeldenstorm (1566), de komst van Alva (1567), de onthoofding van Egmont en Horne (1568), de vlucht van tienduizenden uit de Zuidelijke Nederlanden naar het Noorden.
Toen Karel V de Nederlanden erfde, gaf hij aan Jacob van Deventer de opdracht om ze in kaart te brengen met behulp van de in Leuven uitgevonden ‘driehoeksmeting’.
De eerste kaarten hadden o.a. als titel: ‘Germania Inferior’. Vandaar de titel van dit boek. De auteur verdeelt zijn levenswerk in vier bewust uitgekozen periodes: het ontstaan van de Nederlanden (1363-1543), de korte periode van de eenheidsstaat (1544-1579), de scheiding van noord en zuid (1580-1648), de evolutie tussen 1648 en 1831. 1543 was het jaar waarin alle 17 provincies onder één bestuur kwamen met Brussel als hoofdstad. 1648 was het jaar van de juridische scheiding.
De inleiding begint in 1363 met Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, die in 1369 trouwde met de Vlaamse (maar wellicht Franssprekende) Margaretha van Male. Na de dood van zijn schoonvader werd hij ook graaf van Vlaanderen. De aanwinsten van de andere hertogen, graven, koningen en één keizer worden ook opgesomd en overzichtelijk weergegeven in een tabel en op een kaart (p. 8-9).
Lees verder, klik HIER
Tussen hemel en oorlog
Kunst en Religie in het Interbellum
Rozanne de Bruijne en Lieke Wijnia (red.)
Deze publicatie is als catalogus verschenen bij de tentoonstelling Tussen Hemel en Oorlog die tot 15 juni 2025 te bezichtigen is in het Catharijneconvent te Utrecht.
Het Interbellum is de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog en omvat dus de periode van 1918-1939. Het tijdvak wordt getypeerd als de Roaring Twenties. Het is het geboorteuur van de moderne vrouw, die zich voorgoed ontdoet van het knellende korset, het haar kort knipt en de rok inkort. Het lange sigarettenpijpje - elegant tussen de vingers geklemd - staat symbool voor vrijheid en zelfbewustzijn.
Historicus Johan Huizinga (1872-1945) schreef in 1935 over de Roaring Twenties: Wij leven in een bezeten wereld, …, de motoren draaien nog en de vlaggen wapperen, maar de geest is geweken. Op bladzijde 16 van dit boek wordt op dit citaat van Huizinga gezinspeeld: “Eén ding staat vast: in deze ‘bezeten wereld’, waarin God door Nietzsche is doodverklaard, zijn religie en spiritualiteit nog steeds springlevend.”
Anders dan we zouden verwachten is dus de rol van religie en spiritualiteit niet verdwenen. Deze tentoonstelling maakt dat goed duidelijk: juist na de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog waren kunstenaars op zoek naar vernieuwing en zingeving.
Na een inleiding op Kunst en Spiritualiteit in het Interbellum volgen dertien essays gegroepeerd rond vier hoofdthema’s. Hieronder noem ik ze, met per thema voorbeelden van besproken onderwerpen.
Deel I gaat over de zoektocht naar verwerking en houvast, religie en rouwverwerking na de Eerste Wereldoorlog. Dit deel geeft aandacht aan onder meer Symbolisten en Modernisten en kunstenares Käthe Kollwitz (1867-1945).
Deel II behandelt religieuze kunst in Nederland. In dit deel gaat de aandacht uit naar het werk van Jan Toorop (1858-1928) en het culturele tijdschrift De Gemeenschap (1925-1941). Dit tijdschrift profileert zich als een modern, maatschappelijk-betrokken en katholiek tijdschrift, dat zich echter ook openstelt voor niet-katholieke kunstenaren. Verder gaat het over het Museum voor Moderne Religieuse Kunst dat het Sint-Catharijneconvent krijgt als onderkomen.
Deel III richt de focus op spirituele invloeden in de abstracte kunst. Hier komt de betekenis van het Bauhaus aan de orde. Het Bauhaus (1919-1933) was een opleiding voor beeldende kunstenaars, ambachtslieden en architecten, eerst in Weimar gevestigd en later in Dessau. Verder treffen we in dit deel een beschouwing aan over katholicisme en esoterie in de kunst van de Avant-Garde.
Deel IV zoomt in op de jaren dertig. Het is de periode dat in Duitsland Hitler aan de macht is gekomen. Joodse kunstenaren komen in het nauw en Hitler veegt alle moderne kunst op één hoop als “Entartete Kunst”.
Alle medewerkers aan deze catalogus zijn gespecialiseerd in hun onderwerp en zijn verbonden aan een universiteit of een museum of werken als zelfstandig kunstenaar. De bijdragen zijn van een kwaliteit die passen bij hun statuur.
De catalogus is erg creatief ontworpen. Groot formaat waardoor afbeeldingen ook op groot formaat weergegeven kunnen worden. De vier delen zijn gevat tussen uitspringende katernen met reproducties.
De tentoonstelling en de catalogus markeren de opvatting dat kunst in het Interbellum geen (seculiere) breuk is met het verleden, maar eerder een herijking is van de (religieuze) traditie, zodat deze beter in de moderne tijd past. Alle avant-garde-kunstenaars waren opgegroeid binnen een gevestigde religie, hetzij protestants, katholiek, joods dan wel orthodox.
Voor de liefhebbers van kunst levert deze catalogus vele uren op van lees- en kijkgenot. Het raakt je als je verneemt dat Käthe Kollwitz een zoon verliest in de Eerste Wereldoorlog, door de nazi’s een expositieverbod opgelegd kreeg en in de Tweede Wereldoorlog een kleinzoon verloor. Haar verdriet balde zich samen in het beeld Piëta, waarvan een replica in 1993 op initiatief van bondskanselier Helmut Kohl in de Berlijnse Neue Wache werd opgesteld. Het is boeiend om te lezen welke uitleg Jan Toorop zelf geeft bij zijn houtskooltekening De Pelgrim. En de verwijzing naar Bauhütte, de gemeenschappen waarin Middeleeuwse ambachtslieden zich verenigden, geeft het inzicht dat het Bauhaus voor religieuze zingeving staat.
Letterlijk en figuurlijk is dit dus een veelkleurige bundeling te noemen. Naast de al genoemde kunstenaren komen we het werk tegen van Max Beckmann, Paul Klee, Wassily Kandinski, Pierre Cuypers, Piet Mondriaan, Carel Willink, Dick Ket, Jacques Lipschitz en nog veel andere kunstenaars. De naam van Marc Chagall (1887-1985) valt niet in deze bundel. Misschien omdat hij in die jaren in Parijs woonde en deze bundel vooral inzoomt op Duitsland, België en Nederland.
In het Voorwoord schrijft Josien Paulides, directeur Museum Catharijneconvent, dat in onze onzekere tijd nog steeds idealisten zoeken naar verbinding, hemelbestormers strijden voor een betere wereld en cultuuroptimisten blijven geloven in de kracht van kunst. “Religie en spiritualiteit zijn betekenisgevende factoren gebleven, ook in onze complexe samenleving.” (blz. 7).
Wie zich aan deze prachtige kunst wil laven, moet vooral de tentoonstelling bezoeken en/of dit boekwerk aanschaffen.
De publicatie is een samenwerking tussen uitgeverij Waanders en het Museum Catharijneconvent. Eindredactie: Maartje de Jong en Nick Oosterwijk. De beeldredactie berustte bij Eline Holl en Dione Zijp. Het grafische ontwerp is van Edwin van Gelder (ontwerpbureau Mainstudio).
ISBN 9789462626119 | Paperback | Omvang: 176 pagina’s | Uitgeverij Waanders, Zwolle in samenwerking met Museum Catharijneconvent | 20 februari 2025
© Henk Hofman, 31 maart 2025
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
Huygens en Hofwijck
De vindingrijke wereld van Constantijn & Christiaan
Kees van der Leer en Henk Boers
Met een herspelling van het originele hofdicht door Ton van Strien
Dit boek is qua inhoud en vormgeving van hoge kwaliteit. Minutieus wordt in woord en beeld de geschiedenis van Hofwijck en zijn bewoners in kaart gebracht.
Hofwijck in Voorburg was het buitenverblijf van Constantijn Huygens (1596-1687), secretaris in dienst van het Oranjehuis, dichter, geleerde, componist, kunstkenner en polyglot. In 1642 nam Huygens deze buitenplaats in gebruik, bedoeld om het drukke hofleven van tijd tot tijd te ontvluchten. Na zijn overlijden in 1687 woonde zoon Christiaan (1629-1695) er. Christiaan Huygens genoot internationale faam als wetenschapper op het gebied van wiskunde, mechanica, optica en sterrenkunde.
Hoofdstuk 1 behandelt het leven van Constantijn. Een boeiend hoofdstuk waarin de auteur aantoont hoe de bijzondere opvoeding van Constantijn en de toewijding van de ouders aan hun kinderen de basis hebben gelegd voor zijn en hun verdere leven.
In hoofdstuk 2 gaat het over Constantijn en het ontwerp van Hofwijck. Huygens baseerde zich op het harmoniemodel van Vitruvius (85-20 v. Chr.), een Romeinse architect uit de klassieke oudheid. Het menselijk lichaam was het uitgangspunt. Het huis vormde het hoofd, de lange lanen verwezen naar de armen, de boomgaard was de buik en de lanen van de ondertuin waren de benen.
In hoofdstuk 3 behandelen de auteurs de periode dat zoon Christiaan in Hofwijck verbleef. Hij had er onvoldoende ruimte voor zijn experimenten, leidde er een betrekkelijk eenzaam leven en had een zwakke gezondheid.
De hoofdstukken 4 tot en met 8 gaan in op de geschiedenis van Hofwijck na het overlijden van Christiaan in 1695 tot op heden. De fraaie buitenplaats met de prachtige tuin, zo zorgvuldig ontworpen en in stand gehouden door de ontwerper, raakte in verval. Met de aanleg van de spoorlijn Den Haag-Utrecht na 1870 en de aanleg van Rijksweg A12 in 1932 werden delen van het buitenverblijf doorsneden. De verhoudingen van het menselijk lichaam zijn daardoor uit balans geraakt. Het ‘rechterbeen’ is nu een parkeerterrein onder station Voorburg.
Twee keer moest Hofwijck gered worden van ‘cultuurbarbaren’ die geen oog hadden voor de cultuurhistorische waarde van Hofwijck. Het buitenverblijf is nipt van de ondergang gered. Met bewonderenswaardige inzet en doorzettingsvermogen zijn huis en tuin daarna zoveel mogelijk gereconstrueerd en in oude luister hersteld.
Hofwijck is nu een museum in bezit van de Vereniging Hofwijck. Het museum is gewijd aan leven en werk van de eerste twee bewoners. Het pand kan ook gehuurd worden voor recepties, diners en een trouwerij. Als de treinreiziger bij het passeren van station Voorburg een blik naar buiten werpt, kan hij het stralende Hofwijck zien liggen. Uw recensent kwam er jarenlang regelmatig langs en vond het panorama zo mooi dat een bezoek aan dit museum een logisch vervolg werd. In 1983 promoveerde hij op Constantijn Huygens als dienaar van het Oranjehuis. Welwillend is toen de boekencollectie in Hofwijck ter beschikking gesteld voor onderzoek. Het boek van Kees van der Leer en Henk Boers stimuleert me om een hernieuwd bezoek aan Hofwijck te brengen.
Het Voorwoord van hun boek is geschreven door André Kuipers, astronaut en ambassadeur van Hofwijck. Hij doorkliefde de ruimte, die Christiaan Huygens met zijn telescoop vanuit de tuin van Hofwijck had bestudeerd.
Het laatste deel van het boek bevat het complete gedicht dat Huygens over Hofwijck schreef. Ton van Strien zorgde voor een hertaling en een deskundige toelichting.
Dit is een boek om ‘eindeloos’ van te genieten. De heldere tekst, het grote aantal afbeeldingen, de foto’s en plattegronden komen pas goed tot hun recht als de lezer zich ook de tijd en de rust gunt om het allemaal goed in zich op te nemen. Dat past toch prima bij het hele idee van Hofwijck? De alledaagse hectiek even ontvluchten en de tijd nemen voor bezinning en verdieping?
Het enige minpunt dat ik heb genoteerd betreft de teksten bij de afbeeldingen, ingelast commentaar en de noten. Die zijn gedrukt in een kleine, geelgekleurde letter. Wel leesbaar, maar wat oudere lezers zullen voor goed (lamp)licht moeten zorgen.
Het boek heeft twee leeslinten (een voor de tekst en de andere voor de noten achterin), er is een genealogisch schema opgenomen van de familie Huygens en natuurlijk ontbreken literatuuropgave en een register niet.
Een boek dat recht doet aan de statuur van Constantijn en Christiaan Huygens.
Kees van der Leer is docent en conrector van het Zandvlietcollege in Den Haag en auteur van diverse boeken over bijzondere personen, huizen, buitenplaatsen en tuinen.
Henk Boers is als hortulanus [beheerder van een botanische tuin, H.] verbonden aan de historische tuinen Het Muiderslot bij Amsterdam en Hofwijck.
Ton van Strien is docent historische Letterkunde bij de Vrije Universiteit Amsterdam.
Vormgever van het boek is Ronald Meekel.
Een eerste uitgave van dit boek in 2016 won de Ithakaprijs. Deze prijs is ingesteld om de bestudering van cultureel erfgoed te bevorderen.
ISBN 9789462499119 | Hardcover | 288 pagina's | Walburg Pers | 18 maart 2025
© Henk Hofman, 25 maart 2025
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Ooggetuigen van het antisemitisme
Europese Jodenhaat in meer dan veertig teksten
Emile Schrijver en Ruth Peeters
Dit boek is een verzameling van 43 antisemitische teksten uit de periode van de 4de eeuw v.C. tot 1949. De ondertitel klopt maar half: tekst 2 gaat over Perzië, 3 tot 6 over Egypte, 7 en 8 over Turkije.
In Egypte was er eeuwen geleden al antisemitisme, nl. tijdens de Joodse ballingschap daar. Jodenhaat kwam en komt voor in alle werelddelen, zeker in islamitische landen. Een andere beperking is de einddatum 1949: in 1948 werd de staat Israël opgericht en sindsdien werden en worden Joden vaak aangevallen wegens de politiek van die staat.
In de 19de eeuw werd er voor het eerst over antisemitisme geschreven, o.a. door Wilhelm Marr, die de Joden de schuld gaf voor de Jodenhaat. Karl Marx, zelf Jood, deed er in 1848 nog een schep bovenop door in zijn ’Zur Judenfrage’ te schrijven dat geld hun god was.
De 43 bronnen staan in chronologische volgorde, zodat de lezer de ontwikkeling kan zien van kritiek op hun monotheïsme tot verzet tegen Joden als vreemde entiteit en gevaar voor de staat. De oudste tekst is van Hekataios van Abdera (360-290 v.C.). Hij vond ze asociaal omdat ze andere leefregels hadden en één god i.p.v. meerdere. Zijn commentaar was nog mild.
Het Bijbelboek Esther uit de 2de of 1ste eeuw v.C., mogelijk uit 150-130 v.C., vertelt over Jodenhaat in het Perzische rijk tijdens de 5de eeuw v.C. De reden was dat ze hun eigen leven leidden en andere wetten hadden. Volgens dat Bijbelverhaal verhinderde Esther dat ze niet uitgeroeid werden.
Tekst 3 gaat over buitensporig antisemitisch geweld in Romeins Alexandrië rond 37 n.C. De Joden werden er uit hun huizen gesleurd en beroofd van alles. Nooit eerder hadden ze zulke wreedheden ondergaan. Vrouwen en kinderen stierven van honger, terwijl er eten in overvloed was. Mannen werden neergestoken, de hele stad rond gesleurd, vreselijk verminkt en met een zwaard vermoord of levend verbrand (p. 33-35). Dit getuigenis van Philo van Alexandrië (25 v.C.-45 n.C.) is zeer schokkend.
Tacitus (55-116 n.C.) beschrijft de Joden in zijn ‘Historiae’: ze zonderen zich af, ze zijn anders, ze hebben maar één onzichtbare god (p. 44-45). Ze zijn barmhartig voor elkaar, maar ze haten de anderen. Begraven verkiezen ze boven cremeren (p. 44-48).
Kerkvader Johannes Chrysostomos (ca. 400 n.C.) vergelijkt het ‘verachtelijke Jodendom’ met een ziekte en vraagt zijn gelovigen niet deel te nemen aan hun feesten en Joden naar hem te brengen ‘om ze te genezen’. Volgens hem waren Joden niet beter dan varkens en geiten (p. 51-59). Een andere kerkvader, Augustinus (ca. 420 n.C.) citeert Seneca (ca. 60 n.C.) die de Joden lui noemde, maar ze tegelijk prees omdat ze weten waarom ze feesten vieren (p.59-61).
Bij de eerste Kruistocht (1096) werden in Mainz, Speyer, Worms Joden vermoord door kruisvaarders op hun doortocht door het Rijnland. Er is ook een ongeloofwaardig ‘bloedsprookje’ uit Engeland: Joden zouden daar in 1144 een jongen gemarteld en gedood hebben om met zijn bloed hun matses (ongedesemd brood) te bereiden (p. 78). In de late Middeleeuwen werd de Talmoed, de encyclopedie van het Jodendom, geregeld verbrand, o.a. in 1242 in Parijs. De schuld voor de pest van 1348-1353 lag natuurlijk bij de Joden: zij zouden de waterbronnen en rivieren vergiftigd hebben. De moordpartijen die toen plaatsvonden betekenden het einde van de bloei van het Duitse Jodendom: in één jaar tijd, van november 1348 tot september 1349, werden alle Joden verbrand en gedood tussen Straatsburg, Bazel en Oostenrijk (p. 89-93). In 1492 werden ze uit Spanje verdreven. De precieze reden is onduidelijk. Hun goud en zilver moesten ze achterlaten. Ze trokken naar Noord-Afrika, het Ottomaanse Rijk en Italië.
Zelfs Erasmus koesterde antipathie jegens de Joden en Luther was in zijn ‘Von den Juden und ihren Lügen’ (1543) nog veel erger: “Het zijn leugenaars en bloedhonden, hun adem stinkt naar goud en zilver.” (p. 114). Hij riep op om hun synagogen, scholen en huizen af te branden en hun bezit af te pakken.
Zijn boek werd in 1935 vertaald door een Nederlandse nationaalsocialist en Hitler-fan Pieter Emiel Keuchenius (1886-1950). In 1648-1653 vond anti-Joods geweld plaats in Oekraïne, onder leiding van kozakkenleider Chmelnytsky. Het ging er zeer wreed aan toe. In 1680 werden 23 ‘bekeerde Joden’, die niet trouw waren aan het katholieke geloof, in Spanje gedood onder grote publieke belangstelling. Eerst werden ze gefolterd, dan levend in brand gestoken. Anderen werden opgesloten, o.a. een meisje van 14.
Lees verder klik HIER
Omdat ik geen lam voor de wolven wil zijn
Joods verzet in Nederland in de Tweede Wereldoorlog
Ben Braber
Recent zijn er drie boeken verschenen waarin wordt aangetoond dat het verzet in Nederland tegen de Duitse bezetting (1940-1945) omvangrijker was dan voorheen werd aangenomen. We bespreken hier alleen het bovengenoemde boek.
Wat versta je onder verzet? Dat is een kwestie van definitie. Historicus dr. L. de Jong (1914-2005) zette met zijn werken de toon door verzet op te vatten als “georganiseerde illegaliteit”. Ongeveer 45.000 mensen hadden zich aangesloten bij een verzetsgroep. Maar als je “verzet” wat ruimer definieert, vallen daar ook mensen onder die onderduikers hielpen, die weigerden de loyaliteitsverklaring te ondertekenen, of die in staking gingen uit protest tegen razzia’s.
Voor dit uitgangspunt valt zeker veel te zeggen. Ben Braber toont in dit boek aan dat er ook door Joden veel meer verzet is gepleegd dan wij denken.
Zijn boek telt tien hoofdstukken.
In hoofdstuk 1 schetst de auteur de positie van Joden in Nederland voor de Tweede Wereldoorlog. Daarop volgen acht hoofdstukken waarin steeds een bepaalde persoon centraal staat. In het laatste hoofdstuk vermeldt de auteur de resultaten van zijn onderzoek.
Het zijn interessante personen die Braber aan de lezer presenteert.
De eerste is George Maduro (1916-1945). Hij heeft zich in mei 1940 onderscheiden bij de strijd om het vliegveld Ypenburg bij Den Haag waar Duitse parachutisten waren geland. Na de capitulatie sloot hij zich aan bij het verzet. Hij werd opgepakt en is in Dachau een paar maanden voor de bevrijding overleden. Madurodam is naar hem genoemd.
Een andere markante figuur is Henriëtte Pimentel (1876-1943). Zij was directrice van een crèche, gelegen tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Tijdens de oorlog smokkelde zij met behulp van anderen, jonge kinderen en baby’s met toestemming van de ouders weg naar onderduikadressen. In 1943 ontruimden de Duitsers de crèche en gingen de kinderen met een aantal kinderverzorgsters op transport. Pimentel had onder kunnen duiken (ze kreeg verschillende adressen aangeboden), maar ze wilde bij de kinderen blijven. Pimentel werd naar Auschwitz gedeporteerd, waar zij direct na aankomst werd vermoord. Een aangrijpende geschiedenis. De crèche is nu onderdeel van het Holocaustmuseum.
Ook de andere hoofdstukken benadrukken dat Joden zich beslist niet als een lam naar de slachtbank lieten leiden. Maar hun mogelijkheden waren wel ontzettend beperkt, legt Ben Braber in het slothoofdstuk uit.
Alle vormen van Joods verzet hingen in feite af van niet-Joodse hulp. Maar die hulp was ontoereikend. Slechts een beperkt aantal mensen kon worden geholpen. Bovendien was de repressie van de bezetter overweldigend, was er veel collaboratie met de bezetter en ook veel verraad.
Desondanks meent Braber dat het Joodse verzet kwantitatief bekeken het niet-Joodse verzet heeft overtroffen.
Dit boek benadrukt weer eens hoe het antisemitisme steeds weer de kop opsteekt en op enig moment leidt tot gruwelijke vervolging in de vorm van pogroms en een Holocaust op het Europese continent. De beschuldigingen variëren. De ene keer zijn Joden woekeraars, de andere keer luidt de beschuldiging dat zij Christusmoordenaars zijn, dan weer krijgen ze de schuld van een pestepidemie. Maar de algemene deler is dat Joden altijd de zondebok zijn, nergens langdurig veilig zijn en overal opgejaagd worden.
Joden staan niet schuldig aan al hetgeen hen in de loop der eeuwen is verweten. Het zijn mensen die als iedereen verlangen naar een rustig bestaan in een stabiele samenleving. Het is te wensen dat dit boek zal bijdragen aan sympathie en begrip voor Joden. Het is zelfs zo dat Nederland na de Tweede Wereldoorlog wel wat goed heeft te maken naar Joodse overlevenden toe en hun nageslacht.
Het boek is heel verzorgd uitgegeven, voorzien van illustraties en met een literatuuropgave.
Ben Braber werkt voor de Universiteit van Glasgouw en is gespecialiseerd in Joods verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.
ISBN 9789463824019 | Paperback | 175 pagina's | Uitgeverij Balans | 11 februari 2025
© Henk Hofman, 13 maart 2025
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER
Een ander Rusland
Bouwstenen voor een vreedzaam Europa na Poetin
Sjeng Scheijen
De auteur is slavist. Met dit boek wil hij aantonen dat Rusland geen uitzonderlijk land is zoals Poetin beweert en dat het niet gedoemd is om een autoritaire staat te blijven, die een misdadige oorlog voert tegen buurland Oekraïne. En dat het geen land is dat zijn eigen andersdenkenden opsluit.
Scheijen begint met de geschiedenis van het tsaardom, dat vanaf 1547 ontstond uit Moskovië. In 150 jaar verviervoudigde het zijn oppervlakte en in de volgende 150 jaar werd het nog anderhalve keer groter (p. 21-22). Bij de eerste volkstelling van 1897 had slechts 44% het Russisch als moedertaal. 56% had één van de ruim honderd andere talen. Als Poetin beweert dat de Oekraïners niet bestaan, dan is maar de vraag of de Russen wel bestaan (p. 24-25).
Scheijen beweert niet dat Rusland is zoals wij, maar hij toont dat de Russische geschiedenis even complex is als de onze, dat de bevolking niet homogeen is en dat de toekomst niet vastligt. Zijn portret van Poetin is niet fraai: hij noemt hem sluw, gewetenloos, corrupt, zelfverrijkend. Zijn grootheidswaanzin is meedogenloos.
De Russische bevolking woont voor ruim 80% in Europa, hun taal is Europees, de filosofen die hen beïnvloed hebben waren Europees, de handelsrelaties ook, het woord tsaar komt van het Latijnse ‘caesar’, de architecten die Sint-Petersburg bouwden waren Italianen.
Rusland en West-Europa waren altijd verstrengeld, hoewel Rusland enkel tussen 1989 en 2000 een democratie was. Met ‘altijd’ bedoelt hij wellicht ‘sinds Peter de Grote’, die naar Europa reisde en zijn hervormingen baseerde op wat hij daar zag. Behalve hervormer was hij helaas ook een gewelddadige despoot. Hij startte de russificatie van Oekraïne. Lodewijk XIV was niet veel beter volgens Scheijen. Peter de Grote omarmde de Verlichting om de achterstand van Rusland in te halen: het telde veel meer analfabeten dan West-Europa. Hij en Catharina de Grote beperkten de macht van de kerk. Jozef II volgde hen daarin.
In 1754 schafte keizerin Elizabeth de doodstraf af. Later werd ze heringevoerd, maar zelden toegepast tot 1905, veel minder dan in West-Europa (p. 70-71). Lijfstraffen met de knoet werden in 1845 afgeschaft, de zweep in 1863. Op het gebied van mensenrechten was het dus vergelijkbaar met West-Europa.
Scheijen toont ook aan dat vrouwen in de 18-19de eeuw een grote rol speelden als sponsor van kunsten en als schrijfsters. De vrouwelijke schrijfsters waren met 1.286, talrijker dan in West-Europa. Ze hadden ook meer eigendomsrechten: in 1861 was één derde van het particulier grondbezit in handen van vrouwen. Maar ze waren tot 1917 uitgesloten van het hoger onderwijs en van vele beroepen. Al tijdens Catharina stond er een vrouw aan het hoofd van de Academie van Wetenschappen: Jekaterina Dasjkova. En er waren (ook in verhouding) meer meisjes-gymnasia dan in Nederland: in 1914 waren er 989 en ze telden 338.507 leerlingen.
De eerste vrouwelijke Russische arts studeerde in 1867 af, maar wel in Zürich. Meer dan honderd Russische studentinnen volgden. Zürich had de meeste studentinnen van Europa en 95% was Russisch. In 1872 kwam er in Sint-Petersburg wel een aparte medische school voor meisjes. Rusland liep dus voor op Nederland, waar de eerste vrouwelijke arts pas in 1879 afstudeerde (voor België was dat Isala Van Diest, ook in 1879, maar ze mocht pas in 1884 haar beroep uitoefenen). In 1915 telde Rusland 44.000 meisjes in het hoger onderwijs: daarin liep het voor op Europa, maar er waren meer analfabeten (p. 110).
Helaas zonk deze ontwikkelde maatschappij in de jaren 20-30 weg in het moeras van het Stalinisme, waar Poetin nu zo graag naar verwijst (p. 97).
Scheijen noemt de Russen het geweldigste volk ter wereld, vooral erg vredelievend (p. 114): dat klinkt vreemd na drie jaar oorlog tegen Oekraïne en de onwil om de oorlog te beëindigen en de schade te vergoeden!
Uit de geschiedenis van de vrouwenemancipatie concludeert de auteur dat de Russische samenleving wel het potentieel heeft om te veranderen. Hij verwijst ook naar kunstenaars zoals Malevitsj, Kandinsky e.a. die voor verandering zorgden, maar tegengewerkt en zelfs gevangengezet werden. Idem voor wetenschapper Vavilov, die op bevel van Stalin gemarteld en vermoord werd. Ook tegen Stalins terreur was er protest, o.a. van Isaak Babel en Osip Mandelstam, die het niet overleefden.
En in de jaren 60-70 waren de dissidenten met duizenden. Klein en groot verzet bestaat nog steeds, b.v. Memorial en Navalny. Scheijen zegt er hier (p. 125) niet bij dat de overheid hen wel klein kreeg. Elders (p. 146-147) spreekt hij wel van de ‘marteldood’ van Navalny.
Rusland is nog altijd niet in het reine met zijn Stalin-verleden en Poetin wil dat zo houden. Stalin liet miljoenen boeren omkomen van honger, hij liet de beste wetenschappers in Charkiv executeren en 38.352 hogere officieren martelen en doden. Door zijn oorlog tegen de Finnen verloor het leger nog eens 320.000 man (p. 130-132). Hij onderdrukte en russificeerde de minderheden en voerde de wodka-productie op om meer belastingen te kunnen innen (p. 135). Voor ‘terrorist’ Lenin is Scheijen ook streng en ook voor Poetin, die standbeelden van Lenin en Stalin verkiest boven die van kunstenaars zoals Diaghilev.
Kort voor zijn marteldood schreef Navalny: “Wij zullen Oekraïne moeten compenseren voor alle schade van Poetins agressie. We moeten Poetins dictatuur ontmantelen.” (p. 146-147). Zo ver is het nog lang niet.
Beoordeling
Scheijen is zeer goed op de hoogte van de Russische cultuurgeschiedenis en heeft een goed pleidooi geschreven, waarin hij aantoont dat een beter Rusland mogelijk is. Zijn argumenten uit het verleden steunen hem daarbij. Maar momenteel wijst niets erop dat Rusland ook maar een beetje ten goede verandert. Integendeel, de dictatuur en de censuur van Poetin lijken nog lang te kunnen meegaan. Hij heeft daarbij de steun van Xi Jinping en sinds kort ook van de onvoorspelbare Trump.
Een paar opmerkingen: achteraan staan interessante noten (p. 153-162), maar in de tekst wordt er nergens naar verwezen. In die noten staan vooral Engelse titels, ook als er Nederlandse beschikbaar zijn, b.v. Massie over Peter de Grote, Montefiore over Catharina, Detrez en Figes voor de geschiedenis van Rusland.
Bij Memorial wordt niet gezegd dat de overheid hun werk onmogelijk maakt en dat alle kritische media verbannen zijn naar de Baltische landen of Nederland. Een kaart met de plaatsnamen ontbreekt. Soms staat er een zetfout: ‘leiden’ (p. 117) moet leidden zijn, ‘ik mocht bijgedragen’ (p. 139) moet zijn: ik mocht bijdragen. Blz. ‘36’ (p. 155) moet blz. 35 zijn.
Het boek is toegankelijk voor velen, maar het is aangeraden er het Groot Russisch-Nederlands Woordenboek van Honselaar bij te houden, zeker voor de verwijzingen achteraan (p. 153-161).
ISBN 978-90-446-5603-9 | Paperback | 168 pagina’s, foto’s, noten, register | Uitgeverij Prometheus, Amsterdam/L&M, Antwerpen, 2025
© Jef Abbeel, 6 maart 2025 www.jefabbeel.be
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER