Non-fictie

Serhii Plokhy

De poorten van Europa
Een geschiedenis van Oekraïne
Serhii Plokhy


Plokhy (°1957) studeerde en doceerde in de Sovjet-Unie, Oekraïne etc. en is nu hoogleraar Oekraïense geschiedenis in Harvard. Hij beschrijft de geschiedenis van zijn land van de Oudheid tot de invasie van de Donbas in 2014, met wat uitlopers tot 2019. De titel verwijst naar de ligging en de invasies, zowel vanuit het oosten als uit het westen en de functie van Oekraïne als brug tussen Azië en Europa.

Hij begint bij Herodotus (5dee.v.C.): die schreef over de Scythen, die toen boven de Zwarte Zee woonden. Hij was de eerste geschiedschrijver van Oekraïne, waar sinds de 7de eeuw v.C. Griekse kolonies waren gesticht. Hij vertelt dat er op de zwarte aarde veel graan werd verbouwd. In de 1ste eeuw v.C. waren de Romeinen de baas in het zuiden, terwijl de Sarmaten over de steppen heersten tot in de 4de eeuw n.C. In de 5de eeuw kwamen de Goten en de Hunnen, in de 6de eeuw arriveerden de Slaven, de voorouders van de  Oekraïners, Russen en Belarussen. Ze werden bondgenoten van de Byzantijnse keizer Justinianus (527-567). In de 7de eeuw vielen de Avaren binnen, dan de Bulgaren, dan de Chazaren.


In 860 vielen de Vikingen Constantinopel aan. Ze plunderden kerken en villa’s, ze begingen vele moorden. Rond 970 kwam er een einde aan hun macht. Vladimir de Grote trouwde met de dochter van de Byzantijnse keizer. De voorwaarde was dat hij christen werd. Zijn opvolger Jaroslav (1019-1054) bouwde o.a. de Sophia-kathedraal en het Holenklooster en maakte een einde aan het analfabetisme in Kiev-Roes. Zijn gebeente verdween in 1943, vermoedelijk naar New York, om te voorkomen dat het Sovjetleger het zou meenemen. Oekraïners en Russen maken beiden aanspraak op Kiev-Roes en op Jaroslav.


In 1240 kwam er een einde aan Kiev-Roes, toen de Mongolen de stad plunderden. In Oekraïne duurde hun overheersing tot ca. 1350, toen Polen en Litouwen delen van Oekraïne veroverden. In Rusland overheersten de Mongolen  tot 1476, toen tsaar Ivan III zich onafhankelijk verklaarde van de Gouden Horde.


In 1478 werd het kanaat van de Krim een vazalstaat van het Ottomaanse rijk. Krimtataren haalden 1,5 à 3 miljoen Oekraïners en Russen als slaven naar het Ottomaanse rijk. De Oekraïense Roxolana werd als Hürrem Sultan zelfs één van de vier vrouwen van de machtigste sultan Süleyman de Prachtlievende, de veroveraar van de Balkan en van Noord-Afrika (1520-1566).


In 1492 werd er voor het eerst melding gemaakt van de kozakken en werd het woord ‘Oekraïne’ voor het eerst gebruikt als ‘grensgebied’. De Kozakken leefden van visvangst, jacht en overvallen op kooplieden. Vanaf 1570 werden ze opgenomen in het Pools-Litouwse leger. In 1615 vielen ze binnen in Istanboel, in 1616 in Kaffa, het centrum van de Tataarse slavenhandel. In 1618 namen 20.000 Kozakken deel aan de Poolse aanval op Moskou. Tussen 1600 en 1650 waren er zeven opstanden van Kozakken tegen de Poolse staat.


Hun opstand van 1648 o.l.v. Bohdan Chmelnytsky zorgde voor het ontstaan van een Kozakken-staat, de basis van het moderne Oekraïne. Met de hulp van de Tataren versloegen ze de Polen. Ze vermoordden toen ook 14 à 20.000 Joden plus Poolse edelen en katholieke priesters (p. 155-156). Maar in 1651 deserteerden de Krimtataren en werden de Kozakken verslagen. Gevolg: in 1654 zwoer Chmelnytsky eenzijdig trouw aan tsaar Aleksej Romanov, die zo de nieuwe soeverein van Oekraïne werd.
Plokhy ontkent de Russische versie dat dit de hereniging van twee broedervolkeren was: toen werd er nog niet in etnische zin gedacht (p.161-162). De twee partijen hadden tolken nodig om elkaar te verstaan: in vier eeuwen waren er te sterke taalverschillen ontstaan. De Kozakken hadden nu dus een eigen staat, maar onder de bescherming van de tsaar. In 1667 werd hun staat echter verdeeld onder Moskovië en Polen: de Dnipro werd de grens. Die scheiding had vergaande gevolgen voor de identiteit en cultuur van Oekraïne.


In 1708 kwamen de kozakken o.l.v. Mazepa in opstand tegen Peter de Grote, maar ze werden samen met de Zweden verslagen in Poltava (1709). Het ambt van hetman/hoofdman werd afgeschaft in 1722 en definitief in 1764 en hun autonomie werd verder ingeperkt. Kozakken werden eenheden van het leger.


Tijdens Peter de Grote en Catharina de Grote trokken honderden afgestudeerden uit Kiev naar Sint-Petersburg om daar carrière te maken. Het keizerrijk telde tweemaal  zoveel Oekraïense artsen als Russische en de meeste bisschoppen kwamen uit Oekraïne (p. 203).


Catharina verdeelde Polen onder drie verlichte despoten. Het Oekraïense volkslied uit 1862 begon zoals het Poolse van 1797: “Nog is Oekraïne niet verloren”. In de 19de eeuw ontstond ook het Oekraïense nationalisme. Sjevtsjenko werd de nationale dichter. Hij had kritiek op Gogol, die in het Russisch schreef. In 1847 werd hij wegens aanvallen op de tsaar en zijn vrouw  veroordeeld tot 10 jaar legerdienst met schrijfverbod (p.231). In 1863 volgde een verbod op publicaties in het Oekraïens en in 1876 ook op toneel en liederen: het Oekraïens werd beschouwd als een bedreiging voor het keizerrijk.


In 1870 richtte John Hughes uit Wales een fabriek op in Donetsk: hiermee begon de industrialisatie van de Donbas en de aanleg van vele spoorwegen, die het transport van graan naar de havens aan de Zwarte Zee mogelijk maakten. Plokhy weet niet dat er in die Donbas 15.000 Belgen werkten tot 1918.


De revolutie van 1905 vond ook plaats in Oekraïne: er werd gestaakt, boeren plunderden, matrozen kwamen in opstand op de pantserkruiser Potjomkin. Er vonden ook weer pogroms plaats: honderden Joden werden vermoord (p. 265-268).


De Februarirevolutie van 1917 gaf de Oekraïners de kans om een autonome republiek op te richten, die werd in juli erkend door de Voorlopige Regering. In maart 1918 riepen ze zelfs de onafhankelijkheid uit, maar in 1920 maakten de bolsjewieken hier een einde aan. De Joden waren opnieuw het slachtoffer van de vele partijen die tussen 1917 en 1921 in Oekraïne vochten.


In 1921 werd het een Sovjetrepubliek. Bij de bevolking waren 80% van de 30 miljoen inwoners Oekraïners, maar in de communistische partij van Oekraïne hadden de Russen met 53% de meerderheid. De Oekraïense taal kreeg meer kansen, tot Stalin vanaf 1929 ingreep met massa-arrestaties en executies van Oekraïense intellectuelen.
In 1929-1933 dwong hij de boeren tot collectivisatie: in 1933 hadden ze enkel nog gras om te eten. 4 miljoen, 10% van de bevolking, stierf van de honger.
Stalin maakte ook een einde aan de Oekraïnisering, zuiverde de partijkaders en degradeerde een autonome republiek tot een provincie van de SU. Tijdens de zuiveringen van 1937-38 werden nog eens 270.000 mensen in Oekraïne gearresteerd, van wie bijna de helft geëxecuteerd werd (p. 349-351).


Tijdens WO II verloor het land nog eens 7 miljoen mensen of 16% van de bevolking. Vele Oekraïners hadden de Duitsers verwelkomd, maar ze waren snel ontgoocheld: Bandera en twee van zijn broers werden opgesloten in concentratiekampen. Bijna 1 miljoen Joden werden in Oekraïne ter plaatse doodgeschoten, van wie bijna 300.000 in Odessa en andere gebieden die door Roemenië bezet werden. 2,2 miljoen Oekraïners werden opgepakt en naar Duitsland gebracht voor dwangarbeid: ze vormden bijna 80% van de ‘Ostarbeiter’. Wie overleefde, werd in 1945 naar Sovjetkampen gestuurd (p. 364-373). 7 miljoen Oekraïners vochten in het Rode Leger, 15 à 20 procent  van het totaal.
Op 6 november 1943 heroverden de Russen o.l.v. Chroesjtsjov een intact Kiev. Er was nog één Jood in leven. Het Oekraïense Bevrijdingsleger vocht tot in de jaren 50 tegen het Rode Leger (p. 375-382).


In 1945 werden Oekraïne en Belarus lid van de VN, wat hun nieuwe westgrenzen op basis van het Molotov-Ribbentroppact legitimeerde. 780.000 Polen werden uit Oekraïne gedeporteerd naar voormalige Duitse gebieden, die nu bij Polen werden aangehecht en evenveel uit Belarus en Litouwen. 256.000 Oekraïners werden uit West-Oekraïne naar Siberië gedeporteerd wegens ‘nationalistisch’. Volgens Chroesjtsjov wou Stalin zelfs alle Oekraïners deporteren (p. 386-387).
Het grondgebied van Oekraïne was wel met 15% uitgebreid in 1939-1945. Maar 10 van de 36 miljoen Oekraïners had geen huis meer. De verwoestingen waren vergelijkbaar met de oorlogssituatie nu.


In de dorpen heerste in 1946-47 weer hongersnood, waardoor bijna 1 miljoen mensen stierven. De schuld lag weer bij Stalin, die het graan bleef opeisen voor de herindustrialisatie en voor de bezette landen van Oost-Europa, hoewel de oogst mislukt was door de droogte.


Met de dood van Stalin eindigde het dodelijkste tijdperk in de Sovjet- en Oekraïense geschiedenis. Chroesjtsjov beloonde zijn Oekraïense vrienden Brezjnev, Podgorny e.a. met topfuncties in Kiev en Moskou en droeg de Krim over aan Oekraïne om geografische en economische redenen, niet om historische. Oekraïne moest de verarmde Krim er weer bovenop helpen (p. 401-403).


Na de destalinisatietoespraak werden 300.000 Oekraïners gerehabiliteerd en tienduizenden vrijgelaten uit de goelag. Chroesjtsjov ontketende wel een antireligieuze campagne, waarbij duizenden kerken, moskeeën en synagogen werden gesloten. In Oekraïne daalde het aantal orthodoxe kerken tussen 1960 en 1965 van 8.207 naar 4.565 (p. 405). Hij liet wel waterkrachtcentrales aanleggen op de Dnipro, de grootste rakettenfabriek van Europa bouwen in Dnipropetrovsk en de Oekraïner Popovytsj mocht twee keer mee in de ruimte. Maar de bevolking bleef honger lijden en de winkels waren leeg. Nu kocht de regering wel graan in het buitenland.


Toen Chroesjtsjov in 1964 ontslagen werd, treurden daar weinig burgers om. In 1965 kwam er een einde aan zijn dooi, toen de schrijvers Sinjavski en Daniel veroordeeld werden tot dwangarbeid en overal intellectuelen gearresteerd werden.


Na de dood van Brezjnev verdwenen de Oekraïners uit de top. Bovendien vond in april 1986 de ontploffing van Tsjernobyl plaats, 70 km ten noorden van Kiev; volgens de auteur de ergste ramp uit de wereldgeschiedenis. De straling was 500 keer die van de A-bommen op Hiroshima. De Oekraïense leiders mochten hun bevolking niet informeren over de gevolgen voor de gezondheid en Gorbatsjov beval dat de 1-mei-parade moest doorgaan. Volgens Plokhii heeft die ramp de inwoners wakker geschud: in 1989 werd een vereniging opgericht om de taal en geschiedenis te promoten. 73% van de 51 miljoen waren Oekraïners, maar 60% van hen sprak Russisch (p. 420-421).


In 1989-1990 werd de katholieke kerk opnieuw gelegaliseerd. Kravtsjoek werd de nieuwe leider. Op 1 augustus 1991 pleitte Bush in het Oekraïense parlement om bij de SU te blijven, maar na de coup in Moskou (19 augustus) stemde het parlement op 24 augustus voor onafhankelijkheid met 346 voor, 5 onthoudingen en 2 tegen! Ook de meer dan 11 miljoen Russen en de 0,5 miljoen Joden waren voor onafhankelijkheid (p. 426-430).
Jeltsin dreigde dan dat de Krim en de oostelijke delen bij Rusland moesten komen, maar Oekraïne ging daar niet op in. Op 1 december stemde ook 90% van de bevolking voor onafhankelijkheid. In de regio Donetsk was dat 83%, op de Krim (66% Russen, 25% Oekraïners) was dat 54%.


Op 8 december 1991 werd de SU ontbonden. In 1994 gaf Oekraïne zijn kernwapens aan Rusland in ruil voor garanties van Rusland, de VSA en Groot-Brittannië en tekende het een associatieverdrag met de EU. In 1997 tekende Rusland een verdrag dat de territoriale integriteit van zijn buurland waarborgde (p. 429-436).


De jaren 90 waren rampzalig voor de Oekraïense economie: de industriële productie daalde met 48%, het bbp met 60%, nog erger dan in Amerika in de jaren 30 (p. 440). De helft van de bevolking kon met moeite eten kopen. Velen emigreerden, o.a. 78% van de Joden, die van 487.000 verminderden tot 105.000. Bij hen de oprichters van PayPal en Whatsapp.


Vanaf 2000 begon het economisch herstel, vaak o.l.v. oligarchen en met dank aan premier Joesjtsjenko. Die werd vergiftigd met dioxine, daarna gebeurde er fraude, uiteindelijk werd hij verkozen met 52%. Zijn wens om bij de EU te komen werd niet vervuld. Het bbp verdubbelde wel en was in 2008 weer hoger dan in 1990 (p. 449). Maar de corruptie bleef, Joesjtsjenko maakte ruzie met premier Tymosjenko en Oekraïne verzeilde in een crisis.


In 2010 werd Janoekovitsj tot president gekozen. Hij versterkte de presidentiële macht en zette samen met zijn familie 70 miljard $ op buitenlandse rekeningen. In november 2013 weigerde hij het associatieverdrag met de EU te tekenen. Dit leidde tot een nieuwe revolutie van november 2013 tot februari 2014: de massa eiste hervormingen, een einde aan de corruptie, betere banden met de EU, geen Russische controle. Meer dan 100 demonstranten werden doodgeschoten.


Op 21 februari vluchtte Janoekovitsj naar Rusland. Op 26 februari hechtte Poetin de Krim aan een nep-referendum waaraan minder dan 40% van de bevolking deelnam. Vanaf april 2014 begonnen de Russen de Donbas te destabiliseren en werden de volksrepublieken uitgeroepen die bij de Russische wereld wilden horen. In juli bevrijdde het Oekraïense leger de stad Slovjansk. De separatisten kregen dan Russische raketten, waarmee ze op 17 juli 2014 een vliegtuig neerschoten met 298 doden, vooral Nederlanders. In augustus stuurde Moskou troepen, die de Oekraïense opmars tot stilstand brachten. De Minsk-akkoorden van september 2014 en februari 2015 zorgden niet voor vrede.


Tussen 2013 en 2018 daalde de export naar Rusland van 26 naar 12% en steeg die naar de EU van 28 naar 40%. Vanaf 2017 kon men zonder visum naar de EU reizen, wat in 3 jaar 49 miljoen keer gebeurde (p. 464). Maar het verlies van de Donbas en van de Krim waren een zware slag voor de economie. In 2014 kromp het bbp met 6,6%, in 2015 met 10% en 2 miljoen Oekraïners emigreerden. De EU en de VSA moesten het land steunen, o.a. in het gezond maken van de banken en van de energiesector.


Het vermogen van de rijkste 100 viel tussen 2013 en 2018 terug van 52 naar 20% van het bbp, dat van de rijkste 10 van 29 naar 10% (p. 467-470). Maar door de oorlog in de Donbas stegen de prijzen en leefde een kwart van de bevolking onder de armoedegrens. In 2019 beloofde de nieuwe president Zelensky een einde aan de oorlog, de armoede en de corruptie. Maar de rechtbanken werkten hem tegen. En de oorlog van Poetin nog meer (p. 471-473).


Het boek eindigt met een uitgebreide chronologie van de prehistorie tot 2015, een nuttige ‘wie is wie’, een korte woordenlijst en een personenregister.
Troost dus.

Beoordeling

Dit is een bijzonder uitvoerig overzicht van de Oekraïense geschiedenis, uitgebreider dan de boeken van Marc Jansen en van Yaroslav Lebedynsky. Plokhy is zeer deskundig, soms kritisch, maar af en toe toont hij iets te veel sympathie voor de Kozakken en de Oekraïners in het algemeen. Voor ‘helden’ zoals Bandera en dat deel van de bevolking dat hielp bij het uitmoorden van de Joden had hij kritischer mogen zijn.


Hij is goed op de hoogte van de geschiedenis, de politiek en de economie. Hij toont onvoldoende de taalkundige en de politieke redenen waarom de Donbas zich losmaakte.
Soms is de inhoud ook moeilijk, b.v. wanneer hij het heeft over theologische kwesties en de diverse orthodoxe kerken. Er staan ook veel details in die enkel de Oekraïners interesseren. Spelfoutjes zijn heel beperkt (b.v. p. 27: longe durée i.p.v. longue).
De kaarten vooraan zijn zeer bruikbaar, maar soms moet je er toch een atlas van Rusland bijnemen.
Geregeld toont hij aan dat Poetin en de Russen de geschiedenis in hun voordeel interpreteren, dat Oekraïne historisch niet bij Rusland hoort en dat er in de Sovjet-tijd niet gesproken mocht worden over de miljoenen doden door de schuld van Stalin. De ‘verdeeldheid’ in Oekraïne heeft ook historische wortels: in de 18de eeuw werd het grootste deel bestuurd vanuit Rusland, de andere drie delen vanuit Polen, Oostenrijk en het Ottomaanse rijk.
Soms lees je ook een contradictie: op p. 464 zegt hij dat de export naar Rusland daalde tot 12%, maar op p. 468 schrijft hij dat de afhankelijkheid groot bleef: 26% van de export, 29% van de import. De oorlogen van 2014-2022 en van 2022 e.v. hebben de bevolking dichter bij elkaar gebracht, over de godsdiensten en talen heen. Een kleine troost dus.


ISBN 978-90-214-6918-8 | Paperback | 512 pagina's met kaarten, chronologie, wie is wie, woordenlijst, register | Uitgeverij Querido, Amsterdam/L&M, Antwerpen, oktober 2022
Vertaald door Pon Ruiter en Peter van Nieuwkoop

© Jef Abbeel, 5 december 2022

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Het Verloren Koninkrijk
De geschiedenis van Rusland van 1470 tot heden
Serhii Plokhy


De auteur van dit boek is Oekraïner en professor Oekraïense geschiedenis in Harvard. De Russisch-Oekraïense oorlog van 2014 zette hem aan tot het schrijven van deze cultuurgeschiedenis. Hij gaat terug tot het middeleeuwse Kiev-Roes o.l.v. grootvorst Vladimir (980-1015), dat de voorloper vormde van het latere Russische nationalisme. Veel aandacht gaat naar de sterkste leiders, van Ivan III (1470) tot Stalin en Poetin, die elk op hun manier het Russische territorium uitgebreid hebben, ten koste van o.a. Oekraïne of “Klein-Rusland”.


Het boek begint met de inhuldiging van het grote standbeeld voor Vladimir in Moskou door Poetin in 2016, waarmee Poetin zich erfgenaam toonde van het Kievse rijk. Het bijeenbrengen van de “Roeslanden” bereikte kortstondig zijn hoogtepunt in de jaren 1945-1991.  
De kernvraag van dit boek is: bestaat de Russische natie enkel uit etnische Russen binnen en buiten de grenzen van Rusland of omvat ze ook Oekraïners en Wit-Russen ?


Het historisch overzicht begint in 1472: toen trouwde Ivan III van Moskou met Sophia, nicht van de in 1453 gesneuvelde Byzantijnse keizer Constantijn XI. Tijdens Ivan maakte Moskou zich onafhankelijk van de Mongolen, die meer dan 200 jaar de baas waren geweest. Hij veroverde ook Novgorod in 1478.


Ivan IV (de Verschrikkelijke) was de eerste die de titel tsaar kreeg (1547). In 1552  veroverde hij Kazan, in 1556 Astrachan, waardoor Moskovië voortaan de Wolga-handelsroute controleerde. Maar toen hij in 1584 stierf, zat zijn land economisch aan de grond en was het verwoest door oorlog en terreur. In 1654 – 1655 veroverde Moskovië de Oekraïense en Wit-Russische gebieden.


In 1709 versloeg Peter de Grote de Zweden bij Poltava (nu Oekraïne). Hij kreeg in 1721 van de Senaat en de Synode de eretitels “de Grote” , “Vader des Vaderlands” en “Al-Russische keizer”.


Tijdens Catharina de Grote (1762-1796) werd Polen verdeeld onder Rusland, Oostenrijk en Pruisen: Rusland kreeg 66 % (120.000 km²), Pruisen en Oostenrijk elk 17 % (bijna 50.000 km²). De Poolse adel weigerde mee te werken met de Russen.


Napoleon kreeg bij zijn invasie van 1812 massale Poolse hulp: 100.000 Polen of 1/6de van zijn leger. Na het Congres van Wenen bleef Polen grotendeels bij Rusland en de Russische historicus Karamzin vond dat normaal.

In 1831 bedacht Sergej Oevarov, minister van Onderwijs, de drie-eenheid orthodoxie-autocratie-nationaliteit. Na de Poolse opstand van 1830-1831 besloot tsaar Nicolaas I de Poolse provincies te Russificeren en ook Kiev, dat toen overwegend Pools en Joods was. De overheid probeerde ook katholieken op te nemen in de orthodoxe kerk. Vanaf 1847 kende ook Oekraïne of Klein-Rusland een onafhankelijkheidsbeweging, die haar oproepen wel in het Russisch deed. De Russische overheid bleef het gebruik van het Oekraïens verbieden  in kerken en scholen, onder de boeren en het gewone volk.
De tsaar nam ook maatregelen tegen de Oekraïnofielen, die in Oostenrijks Galicië wel met rust gelaten werden. Russofielen waren daar niet meer welkom en emigreerden naar Rusland.


De laatste tsaar, Nicolaas II, kreeg te maken met veel tegenslagen in binnen- en buitenland, de revoluties, de vraag om het Oekraïens te erkennen als taal, wat gebeurde in 1906, ook voor het Wit-Russisch. Maar het Oekraïens werd nog niet toegelaten in het onderwijs en de rechtspraak.
In 1914 leek de tsaar de revoluties met succes te hebben overleefd. Maar dan kwam de 1° W.O. Het Russisch nationalisme leefde hevig op, men hoopte Galicië en andere “Russische” gebieden af te pakken van Oostenrijk. De tsaar bezocht Lviv in het veroverde Galicië, maar de Duitsers verdreven de Russen en Rusland verloor ook Polen, Wit-Rusland en de Baltische provincies.


De oorlog putte heel de economie uit. In februari 1917 was er grote voedselschaarste, volksprotest, muiterij in het leger. De Doema vroeg de tsaar af te treden. Er kwam een Voorlopige Regering, met de instemming van de socialistische sovjet van Petrograd. Die regering kondigde allerlei vrijheden af, maar geen autonomie voor Oekraïners en Wit-Russen.


De Russische revolutie dan: de auteur beklemtoont dat één aspect altijd versluierd werd: de revolutie van de naties, want volgens hem kwamen ook de Oekraïners en Wit-Russen in opstand. Lenin erkende hun opstand, totdat de Kievse politici de staat Oekraïne uitriepen: dan was het volgens Lenin een contrarevolutie (pagina 260). Zijn troepen veroverden Kiev o.l.v. Moeravjov in januari 1918 en installeerden er hun rode terreur, met 5.000 doden.


Ook Wit-Rusland had in december 1917 zijn eigen congres (Rada) bijeengeroepen en in maart 1918 zijn onafhankelijkheid uitgeroepen. In november 1920 heroverden de bolsjewieken de Krim, slachtten er 50.000 “Witte” officieren en soldaten af en herstelden de onverbreekbare unie.
Op 30 december 1922 werd in het Bolsjoj-theater de USSR of  SU opgericht, zonder de verlamde Lenin, o.l.v. Stalin. Deze was een aanhanger van het Russisch chauvinisme, maar desondanks promootte hij de Oekraïnisering, totdat hij in 1929 wantrouwig werd en honderden Oekraïense intellectuelen liet aanhouden en overging tot russificatie.
In 1932 veroorzaakte hij dan ook nog de Grote Oekraïense Hongersnood met 4 miljoen doden door de gedwongen collectivisatie en de extreme graanopeisingen.  Deze gingen gepaard met een genadeloze klopjacht op de politieke elite en op de Oekraïense taal en cultuur, zodat vele Oekraïners nu spreken van een genocide, een term die volgens Anne Applebaum (“Rode Hongersnood”) overdreven is. Die zuiveringen gingen ook gepaard met vele zelfmoorden van Oekraïense intellectuelen (pagina 321).


Doordat Stalin een einde maakte aan de “autochtonisering”, werden in de jaren ’30  grote massa’s Oekraïners en Wit-Russen gerussificeerd. Het niet-Russische nationalisme werd gezien als het grootste gevaar voor het Sovjetregime. Boecharin verzette zich tegen Stalins Russisch nationalisme en werd in 1938 geëxecuteerd. De Grote Terreur zorgde trouwens voor meer dan 600.000 executies en miljoenen deportaties naar de werkkampen. Sovjetburgers van vreemde afkomst waren de eerste slachtoffers: Duitsers, Polen, Japanners. Meer dan 55.000 etnische Duitsers werden beschuldigd van spionage, 42.000 werden meteen geëxecuteerd. Idem voor 140.000 Sovjet-Polen, van wie 110.000 doodgeschoten werden. 335.000 niet-Russen werden aangehouden, 250.000 van hen werden doodgeschoten(337). De auteur zegt niets over de moord op Kirov, die de aanleiding vormde tot de terreur.


Op 23 augustus 1939 kwam von Ribbentrop naar Moskou om het niet-aanvalspact te tekenen. In het geheime bijvoegsel stond dat beide landen Polen zouden verdelen. Bij de Russische inval in Polen, op 17 september 1939, beweerde Molotov dat het Rode Leger de Oekraïners en Wit-Russen in Polen ging beschermen (pagina 342).  Plokhy zegt dat de etnisch-Poolse elite massaal gearresteerd en naar Siberië verbannen werd. Hij kleeft er geen cijfer op: het zou gaan om 1,8 miljoen Polen. Oekraïense intellectuelen moesten zorgen voor de “ontpolonisering” van bestuur, onderwijs, cultuur en universiteiten (pagina 348).
Op 22 juni 1941 viel Hitler toch de SU binnen, met rampzalige gevolgen voor de Russen in het eerste jaar. Plokhy zegt niets over de twee vredesvoorstellen van Stalin aan Hitler: één in oktober 1941, één in februari 1942. Uiteindelijk won Stalin de oorlog, met de hulp van de Amerikanen en de Britten en kreeg hij Oost-Europa erbij.


Dan gaat Plokhy meteen naar 1953, de dood van Stalin. Beria stopte de antisemitische campagne, liet Joden vrij, o.a. de vrouw van Molotov, die 4 jaar in de cel had gezeten! Maar dan werd hij zelf op bevel van Chroesjtsjov doodgeschoten.
In 1954 vierde men dat Oekraïne 300 jaar bij Rusland was en gaf Chroesjtsjov de Krim cadeau aan Oekraïne. De door Stalin  gedeporteerde Tataren mochten nog niet terugkeren.
In zijn destalinisatiespeech sprak Chroesjtsjov over vele wreedheden van Stalin op Russen, maar niet over de moorden op  en verbanning van andere nationale minderheden. Hij viel ook de kerk aan: de helft van de orthodoxe parochies werden opgeheven, 31 van de 47 kloosters werden gesloten (pagina 371).
Dit was een zware klap voor de religieuze component van de Russische identiteit. De russificatie ging verder: het Russisch werd de enige voertaal in de meeste scholen en universiteiten en van alle goedbetaalde banen, ten koste van het Wit-Russisch en Oekraïens. Plokhy zegt dat Oekraïense nationalistische intellectuelen naar de goelag verdwenen, maar hij zegt niet hoeveel.


In 1970 sprak 76 % van de Sovjetbevolking vloeiend Russisch. Dat aantal steeg nog tot 1989, toen 69 miljoen niet-Russen ook Russisch spraken. Maar de rekruten uit Centraal-Azië en de Kaukasus kenden onvoldoende Russisch. Plokhy vergeet hier de vele Oostblokkers, die Russisch als enige vreemde taal moesten aanleren.


Vanaf Gorbatsjov veranderde er veel in de SU en daarbuiten. In 1989 vonden de eerste vrije verkiezingen plaats sinds 1917, de desintegratie begon in de Baltische landjes en dan in Rusland zelf, dat in 1990 zijn eigen aparte communistische partij eiste en kreeg voor de 145 miljoen Russen op 286 miljoen Sovjetburgers.
Jeltsin werd in 1990 gekozen tot voorzitter van het parlement van de Russische federatie, die voor 82 % etnisch-Russisch was. In juni 1991 werd hij gekozen tot president, terwijl Gorbatsjov nog president was van de SU.
Plokhy schrijft dat Jeltsin verrast was door de staatsgreep van augustus 1991, maar dat klopt waarschijnlijk niet: zowel hij als Gorbatsjov waren gewaarschuwd door o.a.  Sobtsjak en Fedorovski. Jeltsin nam dan de macht over van Gorbatsjov.


Op 24 augustus 1991 verklaarde Oekraïne, de grootste republiek na Rusland, zich onafhankelijk van de Unie. De andere republieken volgden. Jeltsin stuurde een delegatie naar Kiev om de Unie te behouden, maar de Oekraïners jouwden Sobtsjak uit . Solzjenitsyn, zoon van een Russische vader en Oekraïense moeder, betreurde de scheiding. Jeltsin erkende wel de onafhankelijkheid van de Baltische landen, tegen de zin van de talrijke Russische minderheden daar. In december 1991 hief hij de SU op en vormde met Oekraïne en Wit-Rusland het G.O.S. 30 miljoen Russen leefden voortaan buiten de grenzen van Rusland, vooral in de Baltische landen, in Oekraïne en Kazachstan. In 1993 onderdrukte hij de oppositie met geweld. In 1994 riepen de Tsjetsjenen hun onafhankelijkheid uit. Het Russische leger kon hen niet verslaan. In 1997 erkende Jeltsin de grenzen van Oekraïne en beloofde hij de pro-Russische separatisten op de Krim niet meer te steunen(414).


Op 31 december 1999 droeg Jeltsin de macht over op premier Poetin. In 2000 liet Poetin  het Sovjetvolkslied uit 1943 aanpassen voor Rusland: i.p.v. naar Lenin en de CPSU, werd er nu verwezen naar God. In 2004 steunde hij Janoekovitsj tegen de prowesterse Joestsjenko, die zelfs vergiftigd werd. De oranjerevolutie (oranje was de kleur van de kiescampagne van  Joestsjenko) brak uit toen de kiescommissie beweerde dat Janoekovitsj gewonnen had. Er werd opnieuw gestemd, Joestsjenko won, wat een nederlaag was voor Poetin.


Hij maakte het Oekraïne moeilijk met hogere prijzen voor aardgas. In 2008 viel Rusland binnen in Georgië, om Abchazië en Zuid-Ossetië te steunen in hun separatisme. De Olympische Winterspelen in het subtropische Sotsji eindigden met Rusland op de 1° plaats, maar ze hadden 52 miljard dollar gekost, 4 keer het voorziene bedrag. Plokhy vergeet  te zeggen dat Rusland nadien zwaar gestraft werd voor de georganiseerde doping.


Poetin had Chodorkovski en Pussy Riot vrijgelaten, maar Navalny werd gearresteerd, omdat hij beweerde dat de helft van die 52 miljard $ gestolen was. En vier dagen na de Spelen, annexeerde Rusland de Krim, tegen eerdere beloftes uit 1991 en 1997 in. Oekraïne had geweigerd zich aan te sluiten bij de Euraziatische Unie (2011) van Poetin. Onder druk van Poetin, had Janoekovitsj het associatieverdrag met de E.U. niet willen tekenen en was hij naar Rusland gevlucht. Poetin palmde dan de Krim in, als reactie op dat associatieverdrag.


In het referendum van 16 maart 2014 zou 92% van de Krim gestemd hebben voor aansluiting bij Rusland (pagina 436). De annexatie was de eerste in Europa sinds de 2e W.O. En Poetin kon niet bewijzen dat de Russen er gediscrimineerd werden. Maar zijn populariteit steeg van 66 naar 89%!
Vanaf april 2014 destabiliseerden de Russische inlichtingendiensten en nationalisten ook de Russischtalige gebieden van Oost- en Zuid-Oekraïne, omdat de Russen er “bedreigd werden met genocide”. Hun doel was de opdeling van Oekraïne. De opstand in de Donets werd gefinancierd vanuit Moskou, dat ook Boek-raketten leverde. Eén daarvan schoot een burgervliegtuig neer met 283 (vooral Nederlandse) doden.


De interventie kostte teveel aan de economie en aan het imago van Rusland. De Westerse sancties deden en doen de Russen veel pijn: het BBP daalde van 15.553 $ in 2013 naar 9.053 $ in 2015, de roebel verminderde in waarde, de inflatie steeg. Het imperiale idee van één grote Russische natie met Oekraïne en Wit-Rusland is verleden tijd: de afscheiding van Oekraïne toont aan dat Russen en Oekraïners niet één natie vormen. De aanhechting van het etnisch Oekraïense, maar Russischsprekende Zuidoosten, is mislukt.
De essentie van het Russische vraagstuk is nu: zal Rusland het “verlies” van Oekraïne accepteren (pagina 453)? De toekomst van de Russische natie ligt volgens Plokhy niet in de terugkeer naar het verloren paradijs van de Oost-Slavische Kievse staat, maar in de vorming van een moderne burgerstaat in Rusland zelf.


Plokhy heeft een degelijke studie geschreven over de relaties tussen Russen en Oekraïners en in mindere mate ook over die met de Wit-Russen, met de nadruk op de natievorming, die uiteindelijk mislukt is. Zijn aandacht gaat vooral naar cultuur en godsdienst, minder naar politiek en nog minder naar economie. Hij beweert dat patriarch Kirill de Oekraïense orthodoxen nog onder het gezag van Moskou wist te houden, maar dat klopt niet: er zijn drie orthodoxe kerken in Oekraïne, enkel de grootste luistert naar Moskou en in 2017 heeft het parlement een wet gestemd die het mogelijk maakt om de banden met Moskou te verbreken.
De bibliografie is zeer uitgebreid, maar enkel Engelstalig. Ook de boeken die in het Nederlands bestaan, hebben hun Engelse titel behouden. En de vele titels die in 2017 verschenen zijn, staan er niet bij: dus geen Sebestyen of Courtois (biografie van Lenin), geen Anne Applebaum (Rode Hongersnood), geen Slezkine (Stalins Huis van de Regering) , geen Taubman (Gorbatsjov), geen Fedorovski (Poetin).


Soms geeft de auteur teveel uitleg over de theologische verschillen tussen orthodoxen en katholieken, tussen Moskou en Constantinopel. In de tekst zijn er geen verwijzingen naar de kaarten vooraan( pagina 17-28). Bij Rapallo (pagina's 290-291) vermeldt Plokhy de economische samenwerking, maar niet de geheime militaire overeenkomst tussen de Weimarrepubliek en de USSR. Er staan enkele drukfoutjes in: profiteerde(n) op pagina 255, identificeerde(n) op pagina 322, wilde(n) op pagina 415, De Onze(n) op pagina 489. Het anti-Komintern pact werd gesloten in 1936, niet in 1935 (pagina 324). Het register is zeer degelijk, maar op negen plaatsen heb ik het aangevuld.


Plokhy is niet de beste vriend van Poetin: hij staat heel kritisch tegenover hem. Plokhy zegt dat Rusland Alaska verkocht aan de VSA, omdat het geen geld had om het te verdedigen (pagina 174), maar Alaska werd niet aangevallen: de Amerikanen hadden niet graag dat de Russen via Alaska afdaalden naar Californië om goud te zoeken. Afgezien van deze details, is het een heel goed boek.


ISBN 9789000360789 | Paperback | 496 pagina's |  Uitgeverij Spectrum | februari 2018.
Met kaarten, noten, bibliografie, register.

© Jef Abbeel, 24 juli 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER