Leestafel Leestafel
  • Leestafel
  • Nieuwste recensies
    • Romans volwassenen
    • Jeugd
      • Recensies 0-5 jaar
      • Recensies 6-9 jaar
      • Recensies 10-12 jaar
      • Recensies 13-15 jaar
      • Recensies 15+
    • Non-fictie Volwassenen
    • Non-fictie Jeugd
  • Archief
    • Romans volwassenen
    • Non-fictie volwassenen
    • Jeugd
    • Jeugdseries
    • Non-fictie jeugd
    • Hobby en vrije tijd
  • Thema's
    • Pasen
    • Sinterklaas
    • Kerst
    • Hobby en vrije tijd
  • Linken
    • Diverse websites
    • Websites schrijvers
    • Poëzie
    • Thrillers
  • Forum
  • Zoeken
  1. Nieuwste recensies
  2. Non-fictie Volwassenen

Non-fictie Volwassenen

Marcel Yabili - King Leopold heeft mij ontmaagd

King Leopold heeft mij ontmaagd klKing Leopold heeft mij ontmaagd
Marcel Yabili

Dit boekje met zijn rare titel verscheen ook in het Frans als ‘King Leopold m’a dépucelé’. Het is één van de meer dan dertig publicaties van Yabili, advocaat in Lubumbashi en als schrijver gespecialiseerd in de geschiedenis van Congo. In vijf jaar tijd wijdde hij er vijf boeken aan.

Met dat ‘ontmaagd’ bedoelt hij: geschrokken door de onjuiste bevolkingscijfers van Stanley, die schattingen maakte zonder de gebieden verkend te hebben. Het verschil met de telling van 1920 werd dan verweten aan Leopold (p. 14). Yabili bewondert Leopold om zijn prestaties in Congo Vrijstaat en in China, dat nu veel genadelozer te werk gaat in Congo dan Leopold destijds (p. 21).

De schrijver uit ook kritiek op ‘vertellers’ zoals de Brit Morel, die beelden produceerden zonder de juiste informatie en die andere ‘vertellers’ zoals Mark Twain, Arthur Conan Doyle, Jules Marchal en Adam Hochschild inspireerden. Yabili bewijst ook dat Morel slecht geïnformeerd was: het 10.000 pagina’s dikke ‘Bulletin Officiel’ van Congo Vrijstaat had hij nooit ingekeken (p. 47) en de wapens die dienden voor de antislavernij-campagnes beschouwde hij als wapens om de Congolezen te onderdrukken.

Zijn cijfers over de rubberexport bevatten ook de veel grotere hoeveelheden van de buurlanden Angola en Congo Brazzaville, dus niet enkel van Congo. Het Congolese deel bedroeg maar één derde van het Afrikaanse en slechts 10% van het mondiale: Zuid-Amerika en vooral Brazilië produceerden veel meer:  70% (p. 26-30). Hij toont ook aan dat het systeem waarbij ambtenaren premies kregen voor hogere rubberoogsten slechts één jaar bestond: van april 1894 tot maart 1895 en geen “23 jaar” (1855-1908), zoals vaak verteld wordt (p. 96-97).

Yabili verzet zich krachtig tegen allerlei verhalen over Leopold en komt dan met zijn waarheid op basis van tienduizenden documenten die anderen niet bekeken. Hij beweert zelfs dat de antiklerikalen en de ‘vertellers’ de geschiedenis vervalsten: volgens hen was Thomas Kanza in 1956 de eerste Congolese universitair. Maar in 1907 was er al landbouwkundige Paul Panda Farnana, opgeleid in België en in 1917 priester Stefano Kaoze, opgeleid in Congo. Hij geeft nog andere voorbeelden van onjuistheden (p. 51-53).

Nu wonen in Congo nog maar 2.746 Belgen tegenover 90.000 in 1960. Omgekeerd is het aantal Congolezen in België sinds de onafhankelijkheid gestegen van 300 naar 60.000, dat is x 200! Een ‘omgekeerde kolonisatie’ (p. 59). Zij eisen van alles voor zichzelf, niet voor de Congolezen in Congo (p. 61). Hij vermeldt ook dat een Congolese delegatie wenste dat kunstvoorwerpen in Tervuren blijven, zodat bezoekers uit heel de wereld ze kunnen bewonderen,  in plaats van ze naar Congo te brengen (p. 62-63).

Beoordeling
Yabili doet opnieuw een poging om de foutieve beeldvorming omtrent Leopold II recht te zetten. Bij momenten is hij dan zeer emotioneel en woedend op de geschiedvervalsers. In 2020 deed hij ook al een poging om de waarheid te tonen in zijn uitgebreide studie ‘Le roi génial et bâtisseur de Lumumba’, vertaald als ‘Mijn waarheid over Leopold II: nepnieuws ontkracht’. Of hij de vele tegenstanders hiermee zal overtuigen, is een andere vraag.

Bij p. 59-66 wordt verwezen naar 40 noten, maar die staan niet in het kleine boekje, wel in het grote. Soms is het nuttig om de Franse versie erbij te houden. Dan zie je dat er met ‘Land buren’ (p. 27) de buurlanden van Congo bedoeld worden. Tegelijk is het knap dat een Congolees beter Nederlands kent dan menig Belgisch minister. Aanbevolen lectuur voor wie een juist beeld wenst van de geschiedenis van Congo.

ISBN 9782383541141 | Paperback | 102 pagina’s, kaarten, tabellen, foto’s | Editions Musée Familial Yabili, Lubumbashi | 25 augustus 2025

© Jef Abbeel, 17 oktober 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Harry Sidebottom - Zij die gaan sterven

Zij die gaan sterven klZij die gaan sterven
De gladiatoren van Rome
Harry Sidebottom

Gladiatoren begroetten volgens de overlevering het publiek bij hun entree met de woorden: “Zij die gaan sterven groeten u.” Dit is een passende titel voor een studie over de oorsprong en geschiedenis van de Romeinse arenaspelen.


Het boek heeft een originele structuur. De auteur beschrijft eerst de laatste maaltijd van gladiatoren, daarna hun slaap, vervolgens de dag van de spelen en eindigt met de zonsondergang na een spannende en gewelddadige dag.

In het kader van een etmaal vertelt de auteur dus hoe de spelen georganiseerd werden en wat eraan voorafging. Elk thema verbindt hij met politieke gebeurtenissen en culturele gewoonten van de Romeinen. Daarmee biedt hij meer dan alleen een geschiedenis van de gladiatorenspelen. De bedding voor dit verhaal is de geschiedenis van het Romeinse Rijk.

Daar komt bij dat Sidebottom goed kan vertellen. Bijvoorbeeld over de gemeenschappelijke latrines waar de zitplekken vlak naast elkaar lagen. Dicht op elkaar gezeten kon niemand zich onttrekken aan de intieme aanblik, geuren en geluiden van anderen. Of over de nachtelijke herrie in de grote steden. Vervoer overdag was verboden. Dus persten zich ’s nachts de ratelende karren, gevuld met voedsel en bouwmaterialen, bestuurd door schreeuwende voormannen, door de smalle straten met achterlating van paardendrek.  

Het verhaal van de arenaspelen is op zichzelf al zeer de moeite waard. Het is bizar dat mensen gedood werden om de toeschouwers op de tribune te vermaken. Als iemand in doodsnood vluchtte voor een aanvallende leeuw barstte de menigte in lachen uit. Na elk programmaonderdeel sleepten knechten de lijken de arena uit en wierpen ze schoon zand over de bloedvlekken heen. Daarna begon de volgende ronde. De spelen werden gedurende 700 jaar in het gehele Romeinse Rijk gehouden. Dit onthult een duistere keerzijde van een beschaving die als basis geldt voor de Europese samenleving.

Gladiatoren konden krijgsgevangenen zijn, maar ook wel veroordeelde misdadigers of mensen die zich vrijwillig aanmeldden in de hoop op roem en prijzen. Als je wist te overleven, dat was de gok.

Gladiatorengevechten waren onderdeel van het middagprogramma. De ochtend was gereserveerd voor spelen waarin men dieren tegen elkaar liet vechten.  De pauze tussen die twee onderdelen in werd gebruikt voor openbare executies. Gedurende de hele dag zagen bezoekers dus mensen en dieren sterven met als climax het middaggedeelte.

De spelen waren diepgeworteld in de Romeinse cultuur. In de 5e eeuw, onder invloed van de toenemende macht van de christelijke kerk, werden de spelen aan banden gelegd. Christenen wilden af van de geldverslindende spelen en richtten zich op het geven van aalmoezen aan weduwen, wezen en armen en het verzorgen van zieken. In 529 verbood keizer Justinianus de spelen.

Sidebottom bagatelliseert en ridiculiseert de rol van de kerk en het christelijk geloof in dit proces. Bisschoppen die waarschuwden tegen de spelen noemt hij ‘zedenpredikers’ (blz. 136, 179) en ‘denigrerende geloofsfanaten’ (blz. 138), hun preken ‘deprimerende zedenpreken’ (blz. 136), hun leer ‘een agressieve ideologie’ (blz. 330). En het is zonder meer een karikatuur om te stellen dat christenen zich ‘verkneukelden’ in de dag van het Laatste Oordeel. Dan zouden bezoekers van de arenaspelen zelf slachtoffer worden ‘en voorgoed in het hellevuur branden’ (blz. 330).

Het is opmerkelijk dat Augustinus in zijn ‘Belijdenissen’ de spelen niet alleen afkeurt vanwege de wreedheid, maar ook omdat het slecht was voor wie ernaar keken. Waar we naar kijken, vormt ons. Goede verhalen en mooie beelden kunnen ons daarentegen leren wat echt waardevol is in het leven. Hiermee raakt Augustinus de kern aan: de spelen zijn slecht voor iedereen ongeacht of ze deelnemer dan wel toeschouwer zijn.  Zijn visie op wat het beeld met mensen doet, wordt gedeeld door moderne psychologen. De Amerikaan Jonathan Haidt wijst in zijn boek ‘Generatie Angststoornis’ op mentale problemen bij jongeren als gevolg van wat ze zien op sociale media.

Op bladzijde 128 en bladzijde 325 heeft Sidebottom het over ‘Galen’ lijfarts van keizer Marcus Aurelius. Deze arts begon zijn loopbaan in de gladiatorenschool van Pergamum. De naam ‘Galen’ is ongebruikelijk. Wij kennen hem beter onder de ingeburgerde naam ‘Galenus’. In de zoekbalk van Google krijg je geen hits als ‘Galen’ wordt ingetikt, ook niet onder vermelding van ‘arts’.

Al met al, en even afgezien van de faux pas met betrekking tot het christendom, schreef Sidebottom een grondig en fascinerend boek over het Romeinse Rijk met de arenaspelen als uitgangspunt en rode draad. Het boek is voorzien van een fraai fotokatern, en de daarin opgenomen afbeeldingen worden in de tekst van het boek toegelicht.

Harry Sidebottom doceert Klassieke Geschiedenis in Oxford. Naast non-fictieboeken over de Romeinse tijd, schrijft hij ook historische boeken over dezelfde periode.

ISBN 9789463824255 | Paperback | Omvang 447 bladzijden | Uitgeverij Balans | 3 oktober 2025
Vertaald door Maaike Post

© Henk Hofman 9 oktober 2025

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.

Robert Swami Persaud - Bloedlijnen

BloedlijnenBloedlijnen
Ontheemd in Suriname
Robert Swami Persaud

1965: Als geboren Haagse woont Corrie Ruivenkamp sinds twee jaar weer in Nederland met haar zoon Robbie, na een afwezigheid van een paar jaar.
Robbie is ook in Den Haag geboren, in 1956, zonder vader. Zijn moeder was gevallen voor de knappe Lakhi Hardin, een Hindoestaan uit Suriname. Maar hij had haar niet verteld dat hij al getrouwd was.
Toen hij bericht kreeg dat zijn moeder ziek was, keerde Lakhi terug naar zijn vrouw, ze wisten niet dat Corrie zwanger was.
En dan komt Lakhi terug naar Den Haag. Hij haalt Corrie over met hem mee te gaan naar Suriname. Al na acht weken besluiten ze terug te gaan. Weer in Den Haag vindt Lakhi werk, en is een geliefd persoon.
Maar voor Robbie was hij streng, het kind was bang voor zijn vader.

De geschiedenis herhaalt zich: als Lakhi bericht krijgt dat zijn moeder overleden is, gaan ze opnieuw naar Suriname. Maar het leven verloopt niet zoals hij wenst, en Lakhi grijpt naar de fles. Hij heeft een kwade dronk, mishandelt vrouw en kinderen. 
Als Corrie voor de zoveelste keer een pak slaag heeft gekregen vertrekt zij met haar kinderen naar Nederland.

Robbie is gelukkig in Den Haag. Ze hebben het niet breed, maar hij hoeft niet meer bang te zijn.
En dan op een dag, Robbie is dan bijna tien jaar, staat zijn vader daar weer. (1965) En opnieuw trapt zijn moeder erin: ze gaan weer terug naar Paramaribo. Robbie heeft natuurlijk niets te vertellen.
Zou het dit keer voorgoed zijn?

Naast dit persoonlijke verhaal lezen we ook over de achtergrond, met name over de cultuurverschillen. Het feit dat dit verhaal in de jaren zestig speelt geeft al een historisch tintje, maar er is meer: de achtergrond van de Hindoestanen in Suriname, en hoe het leven in die jaren aldaar was.
Het is het verhaal van een jongen die, letterlijk heen en weer gevoerd tussen twee verschillende werelden, zijn weg moet zien te vinden. Wat voor iemand word je als je geen stabiele basis hebt?

Robert Swami Persaud (1956) schrijft indringend – en zeer leesbaar - over zijn herinneringen en emoties. Hij mag dan misschien niet van Suriname houden, het zit duidelijk in zijn bloed. Net zo goed als Nederland. Herhaaldelijk verwijst hij naar boeken en muziek van beide landen. Naar filosofie, met name de Indiase (met een sneer naar wat daar in het Westen van gemaakt is), en natuurlijk: het zijn de jaren zestig, ook drugs spelen een rol.
Zijn vader was politiek actief: nog een laag in het boek. Een veelomvattende biografie, verdeeld in duidelijke hoofdstukken. En op de omslag een foto uit privéarchief.

ISBN 9789493368323 | Paperback | 168 pagina's | Uitgeverij In de Knipscheer | september 2025

© Marjo, 10 oktober 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Paul-Louis Kabasubabo Koni - Ma vie, un rude combat

Ma vie un rude combatMa vie, un rude combat
Paul-Louis Kabasubabo Koni


De auteur (1927-2016) was blijkbaar de grootste Congolese schrijver van de generatie Lumumba. Tussen zijn 80ste en zijn 88ste schreef hij tien boeken. In dit werk beschrijft hij zijn leven als koloniaal ambtenaar en ook de jaren 1960-1972, toen hij een zeer hoge ambtenaar van zijn land was.

Hij bewondert de Belgen, maar hij uit ook kritiek, o.a. op de blanken met dubbel huishouden: hun vrouw in België, concubines in Congo. De kinderen uit zulke relaties, halfbloeden of mulatten, werden al sinds 1890 beschermd door de staat, die zorgde voor hun onderhoud en onderwijs, zodat ze nadien een eervolle functie kregen. Desondanks eisen ze nu een schadevergoeding van de Belgische staat. Daar spreekt men van ‘gestolen kinderen’ en ‘misdaden tegen de menselijkheid’ (p. 10).

Bij die kinderen hoorden de auteur en zijn broer. Hun vader heette René Preys (niet te verwarren met de egyptoloog). Zij kregen zeer degelijk onderwijs in Boma, bij de Broeders van de Christelijke Scholen. Soms waren die te streng en vernederden ze hun leerlingen. In 1935-1944 was dat onderwijs beperkt tot het lager en vier jaar middelbaar. Ze leerden er ook dansen, koken, kleren wassen, dagelijks douchen, typen, steno-dactylo en het land bewerken. Na die tien jaar onderricht gingen ze naar het leger of naar de administratie.
Hij was altijd de eerste van de klas. De vriendschap tussen de scholieren was groot. Maar met de onafhankelijkheid stortte dat systeem in elkaar en verdween de onderlinge solidariteit (p. 32).

Kabasubabo vertelt ook over de razzia’s die sommige zwarte chefs hielden om slaven te vangen voor o.a. Tippo Tip (1837-1905), een zwarte chef uit Zanzibar, die ze verkocht aan Arabieren (p. 20).

In 1945 werd de schrijver kantoorbediende. Hij kreeg 600 BF per maand, blijkbaar voldoende om ook zijn moeder en tante te financieren én een huisbediende aan te nemen. Deze pikte wel zijn spaarcenten. Kabasubabo controleerde de immigratie in de haven van Boma en constateerde dat de Belgen niet altijd de vereiste diploma’s en bekwaamheden hadden. Hij zelf was vrijgezel, maar wel vader van een kind dat door zijn ouders opgevoed werd.

In 1957 kreeg hij de ‘Kaart van Burgerlijke Verdienste’: een ‘évolué’ kreeg daarmee toegang tot privileges van de Europeanen: hotels, bars, bepaalde scholen, alcohol. Elk jaar werd hij geëvalueerd en kreeg hij telkens de hoogste score: ”Elite”. Hij slaagde in een examen waardoor hij toegang kreeg tot ambten die toen voorbehouden waren voor blanken.

Hij beschrijft en betreurt de achteruitgang na de onafhankelijkheid. Na 25 jaar hard werken in Boma moest de auteur daar weg omdat hij partijloos was. Hij werd eerst bureauchef bij de centrale regering in Kinshasa, dan directeur personeelszaken, daarna secretaris-generaal van het ministerie van transport. Hij mocht Congo vertegenwoordigen op internationale conferenties.

Na een muiterij van Congolese militairen in 1960, sloegen veel blanken op de vlucht. Zwarten namen onvoorbereid hun posten in. Er ontstond chaos. In 1963 waren de wegen al in staat van verval en de mensen waren armer dan in 1960, toen Congo aan de top van Afrika stond. Leraren werden zo slecht betaald dat ze op het bord schreven: ‘J’ai faim’ en geld eisten van de leerlingen. Politici hadden overal onbekwame partijleden op hoge posten gezet.

Van 1964 tot 1970 was hij voorzitter van Otraco, de transportdienst voor het spoor, de rivieren en havens. Met Belgische en Franse technische hulp moest hij de scheve toestanden weer rechttrekken.

In eigen land had hij vaker tegenstand dan medewerking, ook van Mobutu, die zich overal mee bemoeide en niet hield van onomkoopbare ambtenaren. Toch benoemde die hem in 1971 tot directeur van een belangrijke spoorwegmaatschappij KDL, Kinshasa-Dilolo-Lubumbashi, die 2.612 km spoor beheerde en 17.000 personeelsleden had. Bij de BCK (Bas-Congo Katanga), die zich bezighield met de bouw en exploitatie van die spoorweg, waren na 11 jaar onafhankelijkheid nog alle belangrijke posten in handen van blanken (p. 149). Hij moest die dienst ‘afrikaniseren’. Daarbij kreeg hij veel tegenkanting van zijn eigen minister, die de kant van de Belgen koos! President Mobutu en die minister ontsloegen hem in maart 1972. Zij kozen de kant van de voormalige kolonisator, die bovendien met Congolees geld een grote building zette in Brussel.

Na zijn ontslag kreeg hij een pensioentje van 11 dollar per maand voor 27 jaar dienst, waarvan 16 voor de kolonisator en 11 voor de Congolese staat (p. 204). Het is me niet duidelijk hoe hij dan toch huizen kon bouwen en lid worden van een chique golfclub. Temeer omdat zelfs dat bedrag een jaar lang niet op zijn rekening verscheen (p. 209).Hij bouwde een huis, dat hij verhuurde, maar de huurder betaalde niet. Hij stichtte nog bedrijven, maar kreeg enkel tegenwerking. Hij werd gouverneur van de Lions Clubs van Congo, Rwanda en Burundi.

In 1997 werd zijn huis in Kinshasa gedurende elf jaar in beslag genomen en geplunderd door soldaten van Laurent-Désiré Kabila. In 2007 was het herleid tot een ruïne en alles was gestolen of verwoest. Schadevergoeding kreeg hij nooit. Hiermee eindigt het boek in mineur.

Beoordeling
De auteur vertelt op een serene en trotse manier zijn harde levensloop, deels tijdens de kolonisatie, deels tijdens de onafhankelijkheid. Hij toont zich niet gefrustreerd, in tegenstelling tot vele Congolezen in de Belgische diaspora nu, die het falen van hun leiders op de Belgen steken. Kabasubabo toont net aan dat de Congolese leiders het slechter deden dan hun voorgangers: rechtszekerheid verdween, corruptie, verval, armoede, verwoestingen en verkrachtingen kwamen in de plaats.

Het grootste deel is vlot leesbaar. Moeilijke materies zijn de discussies tussen leidinggevende ambtenaren en de Congolese regering en president, die zich moeiden met zaken waarvan ze niets kenden en die vaak tegenstrijdige orders uitvaardigden. En ook de juridische onderhandelingen tussen Belgische en Congolese instanties.  Maar globaal gezien is het een zeer toegankelijk boek.

ISBN 978-23-835-4051-9 | Paperback, 230 pagina’s, kaarten, stambomen, foto’s | Editions du Musée Familial Yabili, Lubumbashi, 30 juni 2023

© Jef Abbeel, september-oktober 2025 www.jefabbeel.be
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Anne Doedens - Zoetwateroorlog

zoetwateroorlog klZoetwateroorlog
Hoe de Nederlandse marine de Fransen bestreed op de Waterlinie, de rivieren en de Zuiderzee, 1672-1673
Anne Doedens mmv Liek Mulder

Het is een wonder dat de Republiek in 1672 de gecoördineerde aanval van Frankrijk, Engeland, Münster en Keulen heeft doorstaan. Lodewijk XIV, de Zonnekoning, heeft zijn doel om de Republiek te vernietigen net niet bereikt. Dit boek noemt daar drie reden voor.

- In de eerste plaats had de koning in de zomer van 1672 daadkrachtiger moeten optreden, maar hij aarzelde over de te voeren strategie. Dat kostte tijd en die tijd hebben de Nederlanders benut om de Waterlinie op orde te brengen. 
- In de tweede plaats kwam er een internationale coalitie in het geweer tegen de dreigende Franse hegemonie in Europa. Dat noodzaakte de koning om zijn krachten te verdelen.
- In de derde plaats was er het krachtige optreden van de Nederlandse marine op de rivieren en de Zuiderzee. De Fransen beschikten niet over varend materieel en konden dus weinig inbrengen tegen de Nederlandse maritieme overmacht.

Dit boek legt de focus op de strijd op de binnenwateren in de Republiek. Het is een betrekkelijk onbekend verhaal en de auteurs willen met hun boek een bijdrage leveren aan een historisch verantwoorder beeld van de geschiedenis van het Rampjaar. De Waterlinie hield dankzij de inzet van de marine de Fransen buiten het hart van Holland. Het accent ligt op de zoete binnenwateren, vandaar de titel van het boek, maar ook op het zoute water van de Zuiderzee is stevig gevochten. De auteurs besteden een apart hoofdstuk aan dit onderwerp.

Nadat admiraal De Ruyter de gezamenlijke Engels-Franse vloot had verslagen was de dreiging van een landing op de kust voor geruime tijd verdwenen. In allerijl konden daarna matrozen en mariniers aan land worden gebracht en verspreid over de Waterlinie ingezet worden om de Franse opmars tot staan te brengen. Dat lukte en dat was bepalend voor de uitkomst van de strijd. In de woorden van de auteurs:


“De Waterlinie werd een niet te nemen barrière die daardoor voor een groot deel verantwoordelijk was voor de uiteindelijke mislukking van de Franse invasie” (blz. 33).


Voor de strijd op het water werd volop gebruik gemaakt van zogenaamde “uitleggers”. Dat waren kleine schuiten met weinig diepgang waarmee men kon varen over ondergelopen polders. Daarmee kon men personeel en materieel vervoeren, rivieren en kanalen blokkeren, Franse eenheden onderscheppen en patrouilleren op de Zuiderzee.

Terzijde kan de lezer uit dit boek opmaken hoe belangrijk het optreden was van admiraal De Ruyter die de vijandelijke vloot in bedwang hield en dat van Willem III die te land in hoog tempo de tegenstand mobiliseerde. Dat de Republiek in het uur van de nood over deze capabele leiders kon beschikken, deed de aanvankelijke paniek over de snelle opmars van de Fransen omslaan in vastberaden tegenstand.

De auteurs zijn goed geslaagd in hun streven om de militaire geschiedenis van het Rampjaar te herwaarderen. De mogelijkheid om in de strijd gehard vlootpersoneel in te zetten was cruciaal voor de strijd op de Waterlinie. Het ging op de binnenwateren niet om omvangrijke en massale gevechten of zeeslagen, maar om een veelheid van kleine acties verspreid over het uitgestrekte gebied dat onder water was gezet.

De auteurs laten de bronnen voor zich spreken. Dat zijn ooggetuigen en notulen van de Staten-Generaal, admiraliteiten en stadsbesturen. Verslagen van bestuurders en vlagofficieren waarin een levendig beeld van de campagne wordt gegeven zijn soms in extenso opgenomen. De lezer kan daardoor de spanning van de gevechten als het ware meevoelen.

De vormgeving van het boek is erg geslaagd. Het boek ligt prettig in de hand en er is een veelheid aan afbeeldingen en kaarten opgenomen. Aan het eind van het boek is een uitgebreide tijdlijn opgenomen en natuurlijk ontbreken literatuuropgave, notenapparaat en register niet.
Kortom: een boek dat een onmisbare en waardevolle aanvulling is op de maritieme geschiedschrijving van deze periode.

Anne Doedens is historicus en was werkzaam bij Hogere Onderwijsinstellingen in Amsterdam. Hij is de vruchtbare schrijver van meerdere boeken over de Nederlandse geschiedenis van de 16e tot 20e eeuw.

Liek Mulder is ook historicus en was docent geschiedenis en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs.

Margreet van de Burgt ontwierp omslag en binnenwerk.

ISBN 9789464565546 | Paperback | Omvang 272 bladzijden | Uitgeverij Walburgpers | 17 september 2025

© Henk Hofman, 3 oktober 2025

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.

Petra Couvée - De dagen branden als papier

De dagen branden als papier klDe dagen branden als papier
De eeuw van de familie Tsjoekovski
Petra Couvée

Kornej Tsjoekovski (1882-1969) was een Russische schrijver, vooral bekend van kinderboeken en kindergedichten. Hij groeide op in Odessa en was een paar jaar correspondent in Londen voor een krant die in Odessa verscheen.

Tsjoekovski heeft het bewind meegemaakt van twee tsaren en moest vervolgens het regime van Lenin en Stalin zien te overleven. Op een korte periode na in 1905 heeft Tsjoekovski al zijn werk moeten schrijven onder het toeziend oog van een censor. ”Censuur loopt als een rode draad door het schrijversleven van Tsjoekovski”, merkt Couvée op. De Sovjets eisten ook nog eens dat literatuur aan zou sluiten bij het gedachtegoed van Marx en Lenin. In dit verband vermeldt Couvée de aardige anekdote dat Lenin een bundel verhalen van Multatuli in het Russisch liet vertalen. De Nederlander was in zijn ogen heel geschikt om de antikoloniale agenda van de bolsjewieken uit te dragen.

Tsjoekovski is diep teleurgesteld over de koers die het nieuwe bewind inslaat als de partij eenmaal de alleenheerschappij heeft bereikt. Andersdenkenden worden systematisch vervolgd en schrijvers worden gemuilkorfd. Tsjoekovski maakt regelmatig mee dat hij brodeloos is als er geen toestemming wordt gegeven voor het publiceren van zijn boeken. Dat lot treft zelfs zijn kinderboeken. Kinderen moesten in de Sovjet-Unie opgroeien tot gehoorzame onderdanen en sprookjes hadden zo bezien geen vormende waarde.

Nadezja Kroepskaja, de machtige weduwe van Lenin, verweet Tsjoekovski dat hij in een kinderboek had geschreven over een verjaardagsfeest. Volgens haar werd hiermee de nadruk gelegd op de individualiteit van het kind, waardoor het gevoel van collectiviteit minder werd benadrukt.

Omdat er toch brood op de plank moest komen, paste Tsjoekovski zich noodgedwongen aan. Dat leidde tot schrijnende situaties.
Zijn dochter Maria wordt ernstig ziek en wordt verpleegd in een sanatorium dat op de Krim ligt. Na een lang en zwaar ziekbed overlijdt ze in 1931. De vader schrijft een boek over het lijden van zijn dochter. Niet vanuit haar perspectief of dat van de ouders, maar vanuit het gezichtspunt van het patiëntencollectief in het sanatorium. Slechts in zijn dagboek kan Tsjoekovski zijn verdriet over dit grote persoonlijke drama kwijt. Zijn boek is echter “een vrolijk verhaal, geschreven over een wegstervend kind op een plaats in de zon. Het boek laat geen ruimte voor het persoonlijk verdriet over het verlies van zijn kind, maar is een ingeloste belofte aan de sovjetstaat” (blz. 213).

Dit boek wordt in de pers wel lovend ontvangen. Een recensent schreef: “Van gehandicapte kinderen die in ieder ander land ten dode zouden zijn opgeschreven, worden in de Sovjet-Unie onmisbare en nuttige kinderen gemaakt.” Tsjoekovski staat weer in de gunst van de machthebbers en wordt ruimschoots beloond voor zijn loyaliteit aan de staat.

Tsjoekovski maakt nog mee dat Chroetsjew vanaf 1956 breekt met het Stalinisme en de teugels wat laat vieren. In die periode van sociale en culturele dooi kan Tsjoekovski een eredoctoraat in Oxford in ontvangst nemen, wordt zijn verzameld werk in zes banden uitgegeven en krijgt hij twee staatsprijzen. Bovendien krijgt hij de eervolle opdracht om projectleider te worden voor het publiceren van een Sovjetkinderbijbel.

Ondanks alle tegenspoed kan Tsjoekovski toch terugzien op een goede loopbaan en is hij een van de bestverkopende auteurs van de Sovjet-Unie. Bovendien had hij schone handen. Hij had nooit mensen aangegeven of verraden, maar had zelfs collega’s en vrienden die in ongenade waren gevallen gesteund. Aan het eind van zijn leven maakt Tsjoekovski de opkomst van de dissidente literatuur mee. Na zijn overlijden zou zijn dochter Lidia daarin een belangrijke rol spelen.

In het veelbewogen leven van de schrijver is het alsof “de dagen branden als papier”. De vaardige pen van Petra Couvée roept een intrigerend tijdsbeeld op van de roerige geschiedenis van Rusland: de burgeroorlog, de pogroms, de gedwongen collectivisatie, de angst voor de geheime dienst, de Tweede Wereldoorlog, de schijnprocessen onder Stalin, de goelag. Het is knap zoals de auteur steeds Tsjoekovski als verbindende schakel aan weet te houden. De focus van het boek ligt op hem, maar, zoals de ondertitel aangeeft, komt zijn gezin en familie eveneens in beeld.  

De zorgvuldigheid waarmee Couvéé te werk gaat, blijkt niet alleen uit de accurate tekst. Het boek opent met de stamboom van de familie (door mij vaak geraadpleegd). En aan het eind treffen we een Verantwoording aan, het overzicht van gebruikte literatuur en bronnen, een illustratieverantwoording, een uitleg over spelling en schrijfwijze van plaatsnamen, het notenapparaat, de eeuw van Tsjoekovski in data, het personenregister. Alles bij elkaar opgeteld heeft de lezer een voortreffelijke studie in handen over het moeilijke en wisselvallige leven van Tsjoekovski, tussen verguizing en lof, armoede en welstand, al naar de luimen van de machthebbers.

Dit boeiende en vlot geschreven boek kan ik van harte aanbevelen.
Op de omslag staat een portret geschilderd door Ilja Repin. Schrijver en auteur hebben elkaar goed gekend.

Petra Couvée is auteur, vertaler en slavist. Ze gaf Nederlands op de Staatsuniversiteit van Moskou en Sint-Petersburg en vertaalde onder meer werk van Boris Pasternak.

ISBN 97890281267 | Paperback | Omvang 403 bladzijden | Uitgeverij Van Oorschot | 6 juni 2025

© Henk Hofman, 29 september 2025

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.

Howard Amos - Rusland begint hier

Rusland begint hier klRusland begint hier
Het leven van gewone Russen, heimwee naar de Sovjet-Unie en de populariteit van Poetin.
Howard Amos

De auteur is een Britse journalist. Hij woonde in Rusland tot de invasie in Oekraïne; die deed hem veel pijn. Gedurende vijftien jaar (2007-2022) nam hij honderden interviews af in de oblast (provincie) Pskov, bekend door het landgoed van Poesjkin, en in buurland Estland. Hij beschrijft het leven van gewone Russen, vooral in die arme oblast. Daar wonen slechts 630.000 mensen in een gebied van 55.000 km², dus groter dan Nederland.
De titel van het boek is ontleend aan een tekst die bij de rivier Velikaja staat, maar ook elders in Rusland te zien is, o.a. in Jelizova op Kamtsjatka.

Amos bezoekt eerst een oud echtpaar, Nina en Nikolaj, in een gehucht met vier huizen, zonder stromend water of ander comfort. De bevolking van het platteland is sinds 1991 gehalveerd. Wolven, elanden, beren en everzwijnen hebben hun plaats ingenomen. De landbouwproductie liep met 40% terug. De oudjes bewonderen Poetin, die voor stabiliteit zorgde na jaren van hyperinflatie, niet-betaalde lonen en werkloosheid. Ze staan volledig achter zijn oorlog tegen Oekraïne: die wordt voorgesteld als voortzetting van de 2de Wereldoorlog tegen de nazi’s.

In die regio lagen massagraven van Duitse soldaten. Stalin had ze in 1944-45 laten vernielen. Nu komen overal botten naar boven. Sinds 1991 spoort de Volksbund die op en herbegraaft ze, met de hulp van een Rus die volledig achter Poetin staat. Sinds 1991 zijn er ca. één miljoen Duitse en andere militairen herbegraven. Rusland zelf heeft geen instituut zoals de Volksbund.

De vlasindustrie in Pskov en elders in Rusland is in de jaren '90 teloorgegaan. In de 19de eeuw was Rusland nog de grootste vlasexporteur. Nu heeft het de ambitie om de erfgenaam te zijn van het Byzantijnse en van het  hele christelijke Russische rijk. Rilke zei: “Alle landen grenzen aan andere landen, maar allen Rusland grenst aan God.”

De auteur ontmoet Lev Sjlosberg, politicus en medewerker van een lokale krant. Hij bewees in 2014 dat Russische troepen vochten in Oekraïne, wat het Kremlin ontkende. Hij werd het ziekenhuis in geslagen. Sindsdien gebruikt het Kremlin steeds vaker dodelijk geweld tegen critici.

We krijgen ook een portret van de conservatieve bisschop Tichon, Poetins biechtvader en misschien de volgende patriarch. Hij is overtuigd imperialist: Rusland is voorbestemd om een groot rijk te zijn (p. 121). Volgens hem voert Rusland oorlog tegen Oekraïne omdat het Westen van Rusland een vazalstaat wilde maken. In 2014 werd hij bisschop van de geannexeerde Krim.

In 1892 schreef Tsjechov ‘Zaal 6’. Het was een metafoor voor Rusland en voor de toestanden die er toen heersten en nu nog heersen: geweld en alcoholisme. De auteur noemt dan een aantal plekken die vroeger indrukwekkend waren en maar nu in verval en geplunderd zijn.

Het verhaal van Michajlov, politicus en gouverneur van Pskov, toont de achteruitgang van Rusland in de jaren '90 en het psychologisch effect van het verlies van een groot rijk, dat leidde tot de inval in Oekraïne.

De inname van de Rijksdag in april-mei 1945 gebeurde op 30 april door soldaten uit Pskov, Minin en co, maar anderen kregen de eervolle erkenning en een plaats in de schoolboeken: Jegorov en Kantaria, die er na hen een mooiere vlag plantten. De memoires van Minin mochten zelfs niet gepubliceerd worden (p. 192). Nu bootsen Russische soldaten dat na bij de verovering van steden in Oekraïne. Soldaten uit Pskov hebben in Boetsja zware oorlogsmisdaden begaan (p. 234-235).

In de Sovjettijd werd de godsdienst zwaar vervolgd: deelname aan een christelijke groep kon negen jaar gevangenis met martelingen opleveren (p. 249). In Nevel, oblast Pskov, woonden in 1915 wel 12.333 Joden. In 1941 waren er veel minder. 800 werden uitgemoord door de nazi’s. Nu zijn de laatste sporen van Joodse cultuur er bijna uitgewist (p. 261-269). Van de Seto’s, een etnische minderheid in het grensgebied tussen Estland en Pskov, blijft ook niet veel meer over. Door de oorlog kunnen ze hun familieleden niet meer bezoeken. Een eiland in het Peipusmeer, ooit een verbinding tussen Estland en Rusland, is nu een grens geworden.

Beoordeling

De ondertitel van het boek zegt veel: vele gewone Russen hebben heimwee naar de Sovjet-tijd en staan achter Poetin. De algemene toestand in oblast Pskov is representatief voor heel het Russische platteland. In de steden gaat het veel beter, maar die komen in dit boek niet aan bod. De 17 artikelen staan los van elkaar. Een chronologische volgorde ontbreekt. Ze vertellen weinig positieve zaken. Het hoofdstuk over een fotograaf die vooral marginale figuren trok en zelf voortijdig stierf aan drugs en hiv, staat vol met het woord ‘fucking’, tot zeven keer toe op p. 226.

Een paar details: ‘weren’ geboren (p. 28 ) moet zijn: werden. ‘Het zijde’ (p. 52) is ‘de zijde’. ‘Jedoechovnik’ (p. 121) moet in twee woorden: ‘je doechovnik’.  Afkortingen zoals ‘VDNKh’ (p. 119) en ‘VGIK’ (126-127) moet je zelf opzoeken. Soms staan er achteraan titels van boeken, die niet bestaan in het Nederlands, b.v. p. 319: Mikhailov, ‘De last van een imperiale natie’, bestaat enkel in het Engels. Amos prijst fotograaf Dimitri Markov, maar de foto’s van hem in dit boek zijn van matige kwaliteit.

De lezer wordt niet opgewekt van dit boek, je krijgt medelijden met de mensen die beschreven staan en je beseft in wat voor welvaart en vrijheid wij leven. Het helpt ook de meerderheid van de Russen te begrijpen.

 ISBN 978-90-468-2873-1 | Paperback | 335 pagina’s, kaartje, foto’s, bibliografie per hoofdstuk, noten, algemene literatuur | Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam/Lannoo, Tielt, 20 februari 2025
Vertaling van ‘Russia Starts Here’ door Koos Mebius e.a.

Jef Abbeel, september 2025 www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Harald Miller e.a. - Waarom we vrede willen, maar oorlog krijgen

Waarom we vrede willen maar oorlog voerenWaarom we vrede willen, maar oorlog voeren
Een geschiedenis van de mensheid
Harald Miller, Kai Michel en Carel van Schaik

“Wij leven in een bezeten wereld”, schreef de historicus J. Huizinga in 1935. “Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in razernij”, vervolgde hij. Huizinga voorvoelde dat de toenemende en wereldwijde spanningen op een ramp zouden uitlopen.
Opnieuw leven we in een “bezeten wereld”. Heel veel samenlevingen zijn sterk gepolariseerd, terwijl de externe bedreigingen fors zijn toegenomen.  Na 80 jaar vrede staat het continent weer op de rand van een oorlog.

Het lijkt erop dat oorlog een constant gegeven is in de geschiedenis van de mensheid. Toch is dat niet zo, volgens de auteurs. Er is een oertoestand geweest, waarin mensen hun conflicten vreedzaam oplosten. Om dat te staven onderzoeken ze gegevens van de evolutiebiologie die ze combineren met de resultaten van archeologisch onderzoek. Hun conclusie is dat oorlog een “beschavingsproduct” is. “Staten voeren oorlog. Heersers trekken ten strijde, onderdanen worden tot de strijd gedwongen” (blz. 257). Met de opkomst van staten, doet oorlog zijn intrede in de geschiedenis van de mens.

Omdat staten nu eenmaal bestaan, zullen oorlogen ook blijven voorkomen. Toch is er geen reden tot fatalisme, menen de auteurs. Mensen zijn niet oorlogszuchtig van nature, maar voeren oorlog onder specifieke omstandigheden. Oorlog is ons pas na verloop van tijd tot een tweede natuur geworden. Maar oorlog is niet van alle tijden en dus niet natuurlijk, het is enkel een cultuurproduct (blz. 324).

Ook de “neolithische uitvinding van privébezit” is een aanjager voor conflicten. Denk maar aan ruzies over de verdeling van een erfenis. Het maakt broers tot rivalen om de gunst en de erfenis van hun vader. De allereerste moord die in de Bijbel voorkomt, was een broedermoord: Kaïn doodt uit jaloezie zijn broer Abel (blz. 210).  

Hoe kunnen we het beest temmen? Slavernij is afgeschaft omdat het besef doordrong dat slavernij onmenselijk was. Hetzelfde moet gebeuren met het voeren van oorlogen. Roep breed erkende internationale instellingen in het leven die actief preventief optreden, conflictoplossingen uitdenken en humanitaire interventies plegen om de zwakken te beschermen. Bevorder wereldwijd democratie en onderwijs. Geef vrouwen een groter aandeel in politieke besluitvorming, want het zijn bijna altijd mannen die oorlog voeren. Breek patriarchale structuren af en bevorder emancipatie en gelijkberechtiging. Handelsbetrekkingen tussen staten dempt conflicten vanwege wederzijds verstrengelde belangen. Als deze en andere lessen worden toegepast is een terugkeer mogelijk naar het vreedzame ethos van de jager-verzamelaars uit de prehistorie. In één zin: Mensen moeten elkaar niet de koppen inslaan, maar die juist bij elkaar steken (blz. 332).

Dit is een interessant en gedegen boek over een thema van het hoogste belang. Is het ook een overtuigend boek? Daar zullen de meningen vast wel over verschillen. Twee kanttekeningen mijnerzijds.

Als je breder kijkt dan alleen het verschijnsel ‘oorlog’ zie je alom agressie, geweld, vandalisme, vetes en ruzies. Op macroniveau tussen staten, maar op microniveau tussen burgers. Er is geen sector in de maatschappij die er niet mee te maken heeft. Zelfs voetbal is oorlog, volgens het gevleugelde gezegde van trainer Rinus Michels. En wat te denken van games en films die oorlog als een vorm van vermaak presenteren? Dus: is het toch mis met de aard van mensen?

Een tweede kanttekening betreft de pogingen om oorlogsgeweld aan banden te leggen. Allerlei voorstellen zijn al vanaf de Oudheid gedaan om het geweld af te remmen. Dat is zeker noodzakelijk en heel prijzenswaardig. Maar als oorlog eenmaal uitbreekt, worden die ethische grenzen opgerekt. Als je een oorlog niet wilt verliezen van een tegenstander die zich niets van oorlogsrecht aantrekt dan ontkom je daar niet aan. Het is intriest, maar wel de realiteit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben ook de Westerse geallieerden het oorlogsrecht geschonden in de strijd tegen Duitsland en Japan. Zal de aanpak die de auteurs voorstellen tot een beter resultaat leiden? We hebben niet alleen met rationele leiders te maken, maar ook met fanatici. Dus heb ik m’n twijfels.

Dit alles neemt niet weg dat dit boek waardevolle inzichten biedt en dat de aanbevelingen om oorlog uit te bannen het verdienen om blijvend aan te werken. Slavernij werd grotendeels uitgebannen. Laten we ons vooral inspannen om met oorlog hetzelfde te bereiken, ook al bewapent Europa zich in hoog tempo om de defensie weer op peil te brengen.

Harold Miller (1960) is archeoloog en directeur van een museum voor prehistorie.
Kai Michel (1967) is historicus en publicist.
Carel van Schaik (1953) is gedrags- en evolutiebioloog.

ISBN 9789463824231 | Paperback | Omvang 367 blz. | Uitgeverij Balans | 26 augustus 2025

 © Henk Hofman, 16 september 2025

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.

Welmoed Bezoen - Groentebijbel 2

Groentebijbel 2Groentebijbel 2
Van borrelen, salades en soepen tot bakken, hoofdgerechten en zoet
Welmoed Bezoen

Deze tweede groentebijbel is opnieuw een lijvig kookboek met meer dan 220 recepten, waar je soms je wenkbrauwen bij optrekt vanwege de onverwachte combinaties, maar waarbij soms ook meteen het water in de mond loopt en je aan de slag wil!
Dat kan gelukkig, er is volop groente, het hele jaar door. Welmoed Bezoen geeft tips waar je die het beste kan kopen maar als je in het bezit bent van een moestuin waar ieder seizoen grote hoeveelheden oogst van af komt, is dit boek helemaal een uitkomst.

Je wil namelijk wel eens wat anders kokkerellen met al die bonen, sla, kool en al dat andere lekkers.
Dus ja, meteen de recepten met pastinaak en pompoen opgezocht, want daar is het nu de tijd voor.
Het zal niet zo algemeen bekend zijn dat je met pastinaak ook een lekkere cake kan maken; die romige pompoen-pastinaaksoep zul je eerder verwachten. En die is inderdaad heel lekker!
Ook zonder de Parmezaanse kaaskorst…

De indeling is in keukenbijbels veelal hetzelfde:
Je begint met tips over het boek zelf. Best handig om te weten hoe je de recepten moet lezen. Als er sprake is van biologische citrus bijvoorbeeld, gebruik je zowel het sap als de rasp, terwijl je die rasp van niet-biologische citrusvruchten beter niet kan gebruiken vanwege de pesticiden.

Er is een hoofdstuk met informatie over ingrediënten en natuurlijk ook zo’n handig hoofdstuk waar je precies kan zien op de afbeeldingen hoe je bepaalde groenten schoonmaakt. Artisjok bijvoorbeeld: heel duidelijk!
Na enkele basisrecepten zoals bouillon, volgen alle recepten netjes ingedeeld op categorie: borrelen, salades, soepen, kleine hapjes, hoofdgerechten, bakken, zoet voor erbij en ook nog drankjes.
Dan volgt de receptenindex, eerst per categorie, dan - en dat is heel fijn voor moestuinders - op ingrediënt!

Nu werkt Welmoed Bezoen vaak met ingrediënten die je misschien niet eens kent, en/of die je niet in huis hebt. Geeft niet: Libanese sperziebonen gaat wel lukken, en geroosterde bospeen is vast ook lekker zonder ingelegde citroen, of chermoula.
Een beetje je eigen fantasie gebruiken dat mag vast wel. En dan is dit weer een fijn kookboek om mee te werken!
O ja, die drankjes, toch wel bijzonder: komkommer-vlierbloesemlimonade, of maishaarthee?
Vampierensap!! Dat blijkt een mix van rode bieten, appels, wortels, gember en limoen te zijn. Vast heel lekker!

Welmoed Bezoen is kookboekenauteur en receptontwikkelaar. Als chef-patissier in de keuken van een tweesterrenzaak leerde Welmoed een schat aan trucs en technieken, waarmee ze zich vervolgens volledig is gaan storten op het koken met groenten. Eerder verschenen van haar de kookboeken Gloeiend Groen, Comfort Food met groenten, Saladebijbel en Welmoeds Wilde keuken.

ISBN 9789048870608 | Hardcover | 496 pagina's | Uitgeverij Carrera | september 2025

© Marjo, 18 september 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Joris Peters - De zwembadmoord

De zwembadmoordDe zwembadmoord
Joris Peters

Jan Elzinga is een man met vaste gewoonten. Iedere morgen pakt hij zijn rugzak met een handdoek, douchegel en een schone onderbroek en fietst naar het zwembad, niet ver van zijn woonhuis in Marum (Groningen).
Om half acht heeft hij zijn baantjes getrokken en gaat hij naar huis, waar zijn partner Monique het ontbijt al heeft klaarstaan, als ook een koelbox met zijn lunch, zodat Jan op tijd naar zijn werk kan vertrekken. Hij is vertegenwoordiger bij de Noord Nederlandse Tweewiel groothandel. In zijn vrije tijd knutselt hij aan motoren, en in het weekend is er veelal de motorcross.
Al tien jaar wonen Jan en Monique samen. Ze hebben een hond en een kat, maar zijn bewust kinderloos. Tenminste, Jan wil geen kinderen en Monique heeft dat geaccepteerd, zoals ze alles eigenlijk accepteert.

De ochtend van 10 juli 2012 verandert alles: Jan wordt neergeschoten, als hij op de fiets naar het zwembad rijdt. Als Monique op zoek gaat naar haar man omdat hij niet zoals gebruikelijk thuis is gekomen voor het ontbijt, treft ze bij het zwembad ambulances, politieauto’s en heel veel mensen.
Op verzoek van een agent zoekt ze een foto van Jan op, en de agent concludeert dat er geen twijfel bestaat: Jan is de man die neergeschoten is.

'Ik had dit ergens wel verwacht,’ zegt Monique. ‘Jan gedroeg zich al langer vreemd. Dat komt omdat hij zich bezig hield met gestolen spullen, andere vrouwen en de handel in wietplanten.’

Het onderzoek wordt opgestart. Jan blijkt inderdaad betrokken bij allerlei criminele activiteiten, heling en drugs. Ook blijkt Monique zo’n drie maanden eerder een aangifte tegen hem gedaan te hebben vanwege mishandeling.
Tien minuten na de moord vliegt verderop een auto in brand, duidelijk gelinkt aan de moord.
De dader bleek slordig en wordt snel gepakt. Hij moordde in opdracht, beweert hij, maar van wie die opdracht precies kwam, en waarom Jan dood moest zou nog jarenlang onduidelijk blijven.

De schutter wijst ene Willem aan als opdrachtgever. Willem is bij de politie bekend als wiethandelaar, is daarvoor veroordeeld geweest. Maar hij beweert de familie Elzinga niet te kennen. Omdat zijn verhaal aan alle kanten rammelt en de bewijzen tegen hem zich opstapelen, belandt hij toch in de cel.

De tijd daar gebruikt hij goed: vijf jaar later meldt hij zich als getuige. Hij zegt te weten wie de moord gepland heeft. Het Openbaar Ministerie gelooft hem: Willem krijgt de status kroongetuige en een grootschalige undercoveroperatie wordt opgezet.
Pas in 2024 wordt de zaak afgerond.
Maar of de waarheid inderdaad boven tafel is gekomen?

In een vrij zakelijke stijl en in korte hoofdstukken doet Joris Peters verslag van het uitgebreide onderzoek dat hij naar de zaak van de zwembadmoord deed.
Hij dook in de zeer lijvige strafdossiers, politieverhoren en sprak met betrokkenen om daarna een truecrimeboek te schrijven over een geruchtmakende moordzaak, die vanwege de vele onduidelijkheden, liegende getuigen en dwalingen van justitie maar bleef (blijft?) aanslepen.

Het is een verbijsterend verhaal. Joris Peters heeft een duidelijk verslag geschreven, maar als lezer blijf je achter met twijfels, hetgeen vast de bedoeling was.

Joris Peters (1982) is misdaadverslaggever bij NU.nl. De auteur maakte eerder al de podcastserie ‘De Zwembadmoord’, die meer dan een miljoen keer beluisterd is. Zijn podcast ‘Het geheim van Mallorca’ werd in 2023 verkozen tot beste journalistieke podcast.

ISBN 9789021055343 | Paperback | 272 pagina's | Uitgeverij Luitingh-Sijthoff | juni 2025

© Marjo, 3 september 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Frank Noë - Ja, dát was lekker!

Ja dat was lekkerJa, dát was lekker!
Koken in de jaren vijftig en zestig
Frank Noë

Uit pure nostalgie kocht ik dit boekje van Frank Noë. Nu was het bij ons, als bij zoveel mensen in de jaren vijftig en zestig, geen vetpot. Een zakje patat, een ijsje, een toetje enz. waren uitzonderingen en ook gelijk een feestje als je dat kreeg. Bij verjaardagen of bijzondere gebeurtenissen, zoals je eerste heilige communie, kreeg je als toetje yoghurt met een lepeltje jam of heel af en toe saromapudding. Voor ons, mijn drie zussen en ik, was het gelijk als in een vier sterren restaurant.

In dit boekje staan dan ook enkele gerechten die ik niet ken omdat het eenvoudigweg te duur was om dat te maken. Russisch ei bijvooebeeld. Frank Noë schrijft ook "Vlees werd lang niet door iedereen dagelijks gegeten; dat was te duur." 

Wat me het meest bevalt van dit boekje is de eenvoud van de recepten. Als je kookboeken van deze tijd openslaat heb je zoveel nodig dat het je al afschrikt. Nee dan deze recepten...

Macaroni:
Macaroni koken en mengen met gebakken ui, stukjes ham en een klein blikje tomatenpuree. Dat is het! (Soms deed je er nog geraspte kaas over)

Andijvie
1,5 kg andijvie, 25 gram boter, 25 gram bloem, 2 dl warme melk of andijviekooknat, nootmuskaat.

Bij ons thuis waren wentelteefjes zéér geliefd. Voordeel was dat het oude brood ook gelijk verwerkt werd. Benodigdheden:
1 eetlepel suiker, 1 theelepel kaneelpoeder, 1 ei, 3 dl melk, 6 sneetjes oud witbrood zonder korst, boter om in te bakken. Lekker met (basterd)suiker.
Zo simpel en toch zo lekker.

Saromapudding was ook zoiets, dat was een feestje en zo simpel qua ingrediënten...
5 dl melk, 1 pakje Saromapudding. Klaar!
En die pudding werd gewoon op je bord, waar je net je aardappels en groente van had gegeten, gelepeld. Schone borden pakken? Welnee!

Doorheen het boek staan naast de recepten ook verhaaltjes over de gebruiken destijds, zoals:
- Woensdag gehaktdag want die dag werden de restanten van de uitgebeende dieren vermalen tot gehakt.
- Op brood at je hagelslag al dan niet gekleurd, jam, Choba oftewel chocoladeboter of kokosbrood of 'rinse' appelstroop en als je geluk had... speuclaasjes op brood!
- Sla was wat nu botersla wordt genoemd, al die slavarianten waren er nog niet. En door de sla deed je slasaus en misschien wel tomaat en ei. Lekker met de overgebleven aardappels van de vorige dag, die opgebakken werden. 

En zo staan er vele gerechten in die voor een flink aantal mensen herkenning zullen opleveren. 
Heel leuk hebbeboekje. 

Er blijken overigens nog meer deeltjes te zijn, zoals: Kookboek van Twente, Kookboek van de Achterhoek, Kookboek van Amsterdam etc. 
Misschien ook maar eens aanschaffen...

ISBN 9789492821010 | Hardcover | 80 pagina's | Het zwarte schaap | 25 mei 2018

© Dettie, 9 september 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Volg ons ook op Facebook

facebook

Copyright © 2025  leestafel.info
Niets van deze site mag ter publicatie worden overgenomen.
Indien nodig kunt u contact opnemen met de beheerder van Leestafel, e-mail: Dettie@leestafel.info
Inloggen