Non-fictie

Nadia Nsayi

Dochter van de dekolonisatie
Nadia Nsayi


De schrijfster is een Belgisch-Congolese politologe en vooral activiste. Haar boek is grotendeels autobiografisch, deels ook historisch en speelt zich af in Congo en in België.


Ze begint haar verhaal in 1865, het jaar waarin haar voorvader Oscar Clerebaut uitwijkt naar Soignies/Zinnik in Henegouwen om daar zoals vele Vlamingen in de steengroeven te werken. Het is ook het jaar waarin Leopold II koning wordt.
Op de conferentie van Berlijn (1884-85) wordt hij soeverein van Congo, dat volgens de auteur maar een deel was van het Congo-rijk in de 17de eeuw. Pas vanaf 1895 levert de kolonie winst op, vooral dank zij rubber voor autobanden en ivoor voor biljartballen.


Door de dwangarbeid en door andere factoren sterven enkele honderdduizenden tot miljoenen mensen (p. 14). Het eerste cijfer is bijna zeker correct, het tweede werd in 1908 gelanceerd door een jaloerse Britse consul. Na een rapport (op vraag van Leopold II) over de wantoestanden (1904-05), wordt Congo in 1908 een kolonie van België, na een stemming van ‘uitsluitend witte parlementsleden’, aldus de schrijfster (p. 20). In de Eerste Wereldoorlog vechten (slechts) 32 Congolezen als vrijwilliger in het Belgische leger: mannen die al in België verblijven. Tegen de Duitse koloniale troepen in het huidige Tanzania worden veel meer zwarten ingezet. Nsayi beweert dat tienduizenden Congolezen sterven op dat front, bijna zoveel als Belgen aan de IJzer (p. 24). Een bron noemt ze helaas niet.


In 1921 trekt voorvader Arthur Clerebaut (°1891) naar Congo als opzichter bij de aanleg van wegen en gebouwen. In 1927 wordt hij ontslagen wegens niet opdagen op zijn werk en dronkenschap. Maar hij blijft nog een tijdje in Congo als verkoper en krijgt in 1928 een zoon Marcel uit een relatie met Louisa Nsayi, dochter van een Italiaanse man en een zwarte vrouw. Rond 1931 keert Arthur terug naar Brussel en trouwt daar met een vrouw uit Roeselare.


Na het vroege overlijden van Louisa komt de kleine Marcel terecht op een internaat van de scheutisten in Boma, waar hij goed onderwijs krijgt: 6 jaar lager en 4 jaar middelbaar. In 1942 sterft Arthur plots. Zijn zoon Marcel is dan 13. In 1946 krijgt hij zijn deel van de erfenis. In de jaren 50 trouwt hij en krijgt hij hoge functies, o.a. bij de luchtvaart. In 1949 keurt België een duur economisch tienjarenplan goed voor Congo: 25, uiteindelijk 50 miljard BF (p. 44-45).


In de jaren 50 ontstaat ook een zwarte elite: in 1948 zijn er 12.000 à 15.000 évolués op 11 miljoen Congolezen, in 1956 zijn dat er 140.000 op 13 miljoen (p. 46). Die zwarte elite krijgt in 1960 de onafhankelijkheid, met Lumumba als premier. 40.000 Belgen vluchten, nadat er vrouwen zijn verkracht en mannen mishandeld en gedood (en zelfs slachtoffer werden van kannibalisme).


Katanga en Zuid-Kasaï scheiden zich af, Mobutu pleegt een staatsgreep in september 1960. Zijn leger neemt Lumumba gevangen. Op 17 januari 1961 wordt hij op een vliegtuig naar Katanga zwaar mishandeld (door Congolezen) en dan gedood. In 1965 wint de gematigde Tshombe de verkiezingen, maar Mobutu pleegt een tweede staatsgreep. In 1966 laat hij in Kinshasa vier politici in het openbaar ophangen, voor 300.000 toeschouwers, die daarvoor een dag vrijaf krijgen. Hetzelfde gebeurt ook in Lubumbashi.


Mobutu wordt alleenheerser. Het land, de provincies en steden krijgen authentieke namen. Marcel Clerebaut volgt en noemt zich voortaan Nsayi Kazudi, naar zijn moeder Louisa Nsayi. Zijn vele kinderen bij meerdere vrouwen krijgen ook de naam Nsayi (p. 59). De nationalisatie van de Belgische bedrijven loopt uit op een ramp: de nieuwe bazen zijn onbekwaam (p. 60).


Dan krijgen we een tussendoortje: de aanwezigheid van Congolezen in België sinds 1885, o.a. op vier wereldtentoonstellingen tussen 1885 en 1958. Opmerkelijk is dat de migratie pas op gang komt na de onafhankelijkheid: de dictatuur en de dagelijkse miserie doen vele Congolezen inzien dat het in België beter is.


Op 5 april 1984 wordt de schrijfster geboren in Kinshasa. Haar vader sterft vroeg, in 1989. Zijn vrouwen blijven achter met vele kinderen. Haar moeder trekt met haar naar België, naar Sint-Joost-ten-Node, de armste gemeente van het land. Nadia komt eerst twee jaar terecht in een internaat in Hoei, dan in de lagere school in Landen, waar haar Vlaamse pleegouders heel goed voor haar zorgen en haar Nederlands leren. Zij is de enige zwarte op heel de lagere school, maar ze behaalt goede resultaten.


In de jaren 90 verliest Mobutu al zijn Westerse vrienden. Tot zijn grote spijt is hij niet welkom op de begrafenis van zijn goede vriend Boudewijn. In Rwanda grijpt Kagame de macht, na de moord op bijna 1 miljoen Rwandezen en op tien Belgische para’s. 2 miljoen Rwandezen vluchten naar Zaïre. In 1996/97 grijpt Laurent Kabila de macht en vlucht Mobutu naar Marokko, waar hij sterft. In 2001 wordt Kabila gedood door zijn lijfwacht. Zijn zoon Joseph volgt hem op. Verschillende rebellengroepen controleren delen van het land, tienduizenden vrouwen worden op gruwelijke wijze verkracht, kinderen als soldaten ingelijfd.


Na haar middelbare school gaat Nadia in 2003 politieke wetenschappen studeren in Leuven. Het eerste jaar is moeilijk. In 2004 reist ze met haar mama voor het eerst naar hun familie in Congo. De samenwerking tussen de Leuvense universiteit en Congo startte al tijdens Leopold II. In 1960 had Congo twintig universitairen voor 14 miljoen inwoners. In de jaren 60-70 studeren enkele honderden Congolese studenten in Leuven, o.a. de oudste dochter van Kasavubu (eerste president van de republiek Congo/Kinshasa). Dat aantal daalt helaas tot ca. 132 in de jaren 2003-2008. Aan de Franstalige UCL en ULB zijn het er veel meer.


In 2006 wordt Joseph Kabila, de facto al aan de macht sinds 2001, tot president gekozen. Voor het eerst mogen de Congolezen zelf hun president kiezen. Dit verloopt niet zonder geweld.


In 2008 studeert Nadia met onderscheiding af in Leuven, als eerste vrouw in haar familie. Ze trekt naar Brussel en vindt meteen werk, o.a. bij politica Els Schelfout, maar die wordt in 2010 helaas niet herkozen. Dan vindt de schrijfster meteen ander werk bij Pax Christi in Antwerpen en Broederlijk Delen in Brussel. Ze mag geregeld naar Rwanda, Burundi en Congo reizen. Daar ontmoet ze overlevenden van de moordpartijen en de verkrachtingen. Telkens als er in Congo verkiezingen vervalst worden, slaan Congolezen in Brussel winkelramen kapot en steken ze auto’s in brand (p. 143), alsof die eigenaars de schuldigen zijn. Maar Di Rupo en Reynders erkennen Kabila als president. De gewone Congolees hunkert tevergeefs naar voedsel, een inkomen, water, onderwijs, gezondheidszorg.


In 2016 verhuist Nadia naar Antwerpen. Ze vernoemt de vele monumenten en straten die aan Congo herinneren. Ze vertelt over de verkiezingen van 2018: Fayulu haalt de meeste stemmen, maar Félix Tshisekedi wordt als winnaar uitgeroepen, na een deal met Kabila. In oktober 2019 verandert Nadia nog eens van job: ze wordt curator beeldvorming bij het MAS.


Het laatste hoofdstuk heet: “Sorry is niet genoeg”. Ook in dit hoofdstuk vereenzelvigt ze de kerk met koning en kapitaal (p. 182). Daardoor toont ze weinig respect voor het onbaatzuchtige werk van de missionarissen in onderwijs, gezondheidszorg en landbouw. Ze zegt dat ze “niet allemaal slecht waren”  (p. 186)!


Volgens haar moet koning Filip zich gaan verontschuldigen voor de daden van zijn familie en de regering voor de daden van de staat. Bisschop Bonny heeft in 2017 al excuses aangeboden, maar dat is blijkbaar niet genoeg (p.189). En ook wij moeten ‘dekoloniseren’: erkennen dat kolonialisme een fundamenteel onrechtvaardig  systeem was. Ze zegt dat sommigen Leopold II gelijk stellen met Hitler en Stalin (p.193), die samen verantwoordelijk waren voor bijna  50 miljoen doden. Gelukkig noemt ze die dwazen niet met naam. Leopold heeft nooit opdracht gegeven om te moorden en toen hij ervan hoorde, stuurde hij een onderzoekscommissie.


Wat de standbeelden betreft, is ze gematigd: ze pleit voor een kritisch bijschrift (maar ze heeft wel de petitie ondertekend om het onopvallende beeld uit de bibliotheek van Leuven te halen). Sommige straatnamen moeten vervangen worden door namen van Congolezen, met name van Lumumba. Wellicht weet ze niet dat er na elke toespraak van die man en tijdens zijn kort premierschap geregeld rellen uitbraken, waarbij Congolezen niet enkel blanke vrouwen verkrachtten en blanke mannen vermoordden, maar ook hun eigen medeburgers. Wij zouden beter wat straten en pleinen noemen naar dokter Denis Mukwege, die dagelijks zwarte meisjes herstelt na gruwelijke verkrachting en verminking door zwarten.


Bij de collecties van de musea in Tervuren en Antwerpen geeft de schrijfster de indruk dat de voorwerpen gestolen werden, wat hoegenaamd niet klopt: wij Belgen kochten ze op markten en bij de kunstenaars thuis. De Congolese overheid vraagt trouwens niet om restitutie: ze heeft wel andere zorgen. Zij pleit er ook voor om in het onderwijs meer zwarten aan het woord te laten. Wat houdt hen tegen om geschiedenis of welk vak ook te studeren zoals Zana Etambala? Er zijn genoeg vacante plaatsen in het onderwijs. En ze zijn welkom op iedere school, meer dan de decadente Jef Geeraerts die op tv zijn straffe verhalen mocht vertellen (p. 202). Blijkbaar heeft maar 41% van de 80.000 Congolese Belgen werk. Is dat enkel door discriminatie?  Voor de mensen uit de Maghreb is dat 46%, voor de autochtone Belgen 73% (De Tijd, 11/06/2020). Al jaren zoekt men personeel bij politie, brandweer, in het onderwijs, zeker in alle grote steden en zeker in Brussel.


70% van de Congolese diaspora vindt dat België verantwoordelijk is voor de slechte politieke situatie in Congo (p. 207), alsof wij daar nog iets te zeggen hebben aan de corruptie en de uitbuiting. Over de uitbuiting door de Chinezen wordt geen woord gezegd.
Tot slot noemt ze zich een bruggenbouwer, zonder dat ze ook maar één positieve kant van de kolonisatie belicht: in 1960 had Congo de beste universiteiten en scholen van Afrika, waren de tropische ziektes uitgeroeid, de wegen en spoorwegen in heel goede staat.  Wat rest daar nog van na 60 jaar Congolees wanbeheer? Krijgen wij daar ook excuses voor?


Nadia Nsayi heeft een pittig boek geschreven, waarbij geen enkele lezer in slaap zal vallen. Weinigen kunnen dat op haar leeftijd. Proficiat dus. Ze schrijft mooi, heeft degelijk onderzoek verricht in archieven en overwegend goede bronnen gebruikt.


Ik begrijp ook de frustratie van de Congolese diaspora over de corruptie en het wanbeheer in hun land, maar ik begrijp niet dat ze die frustratie op ons afreageren, o.a. door de mooie winkels op de Waterloolaan in Brussel te plunderen en te vernielen op 7 juni 2020, nadat die nog maar een week heropgestart waren na 3 maanden lockdown. Het heeft ook geen zin om ons begrippen zoals ‘wit’ op te dringen i.p.v. ‘blank’: dat lijkt op omgekeerde kolonisatie.


Zoals vele critici beseft ook zij niet dat België al vóór de kolonisatie aan de economische top stond in de wereld, spoorwegen en tramlijnen aanlegde in Rusland, Egypte en China. Onze welvaart was dus niet enkel aan Congo te danken. België heeft nooit zo goed gepresteerd als tussen 1850 en 1914.


Bij de slavenhandel (p. 98-99) is ze verkeerd geïnformeerd: die ‘20 miljoen’ waren er 12 miljoen, dat zijn er  og 12 miljoen te veel en slechts een zeer beperkt aantal vertrok vanuit het eiland Gorée en zo goed als geen uit het toeristische ‘Maison des Esclaves’, dat pas in 1784 gebouwd werd en gewoon een huis was van rijke burgers met een paar huisslaven.


Dan zijn er nog een paar details die de uitgever mag aanpassen bij een hopelijk tweede druk: ‘geraken’ moet raken zijn (p. 23, 81, 166); ‘Jan’ Van Bilsen heette Jef; zodanig  ‘dan’ (p. 93)  moet dat zijn; presidents-partij moet anders gesplitst worden; macht is bij voorkeur vrouwelijk, dus zij i.p.v. hij (p. 145);  tussen ‘zij’ die (p. 166) moet zijn: tussen hen die. Een geografische kaart van Congo ontbreekt.


Conclusie: dit boek moeten we lezen, zeker nu overal komaf wordt gemaakt met historische standbeelden en straks misschien ook met mijn vak geschiedenis. Ik ben alvast ingegaan op de vraag van de schrijfster om haar boek te lezen: het kan het wederzijds begrip alleen maar ten goede komen.


ISBN 97894-626-7178-2/

Uitgeverij EPO, Berchem, mei 2020/

Paperback, 22x15cm,  221 pagina’s, noten, bibliografie/

€ 19,90


©Jef Abbeel      juni 2020              www.jefabbeel.be