Non-fictie

Jean-Pierre Nzeza Kabu Zex-Kongo

Le Congolais, pire ennemi du Congo.
Comment l’ancien Congo belge est-il devenu si pauvre?
Jean-Pierre Nzeza Kabu Zex-Kongo

 
De auteur is professor aan de universiteit van Kinshasa en oud-leerling van de Jezuïeten in Kisantu. Hij constateert dat Congo in 1960 het meest welvarende en meest ontwikkelde land van Afrika was en dat het nu tot de armste van de wereld behoort. Hoewel hij principieel tegen kolonialisme is, heeft hij de moed om de waarheid te zeggen: de Belgen zorgden voor succes, de Congolezen voor miserie en onzekerheid.


Zijn boek bestaat uit twee delen:
1.Verklaringen voor het succes van de Belgen 
2.Verklaringen voor het falen van de Congolezen.


De Belgen installeerden een goed werkende administratie, met hooggeschoolde ambtenaren en degelijke missieposten. De ambtenaren werden opgeleid aan een speciaal instituut in Antwerpen en aan de landbouwfaculteiten van Gent, Leuven en Gembloux. Dokters en dierenartsen kregen hun opleiding aan het Tropisch Instituut in Antwerpen. De ambtenaren legden wegen aan en onderhielden ze ook. De missionarissen zorgden voor onderwijs en medische centra. Ze leerden de Congolezen ook beroepen aan, zodat ze kwaliteitsvol werk afleverden. Naast technische en beroepsscholen werden ook colleges en athenea opgericht voor secundair onderwijs. Zowel de gezondheidszorg als het onderwijs waren gratis.


De omvang van Congo (80 x België) en de enige haven Matadi vereisten een goed transport. Door de geografische omstandigheden was dat een ingewikkelde onderneming. De auteur geeft een overzicht van de belangrijkste wegen, spoorwegen, waterwegen en luchthavens die de Belgen aanlegden. Met tabellen toont hij aan welke plaats Congo bekleedde in de wereldeconomie in 1959. Het BBP was toen het grootste van Afrika en de export van landbouwproducten overtrof de import. Volgens het IMF zal Congo pas in 2075 het levensniveau van 1959 opnieuw bereiken (p. 40). Dat klinkt weinig hoopvol.


Het succes van de Belgen bij de omvorming van het Congolese braakland in het meest voorspoedige land van Afrika verklaart hij door twee talenten van de Belgen: organiseren en leiding geven. Tegelijk noemt hij de negatieve kanten: weinig vrijheden en geen burgerrecht voor de Congolezen, uitbuiting en verlaging van de inwoners tot minderwaardige mensen.


Deel twee gaat over de periode van de onafhankelijkheid: 1960 tot nu, waarin Congo ‘un enfer sur terre’ werd (p. 45).


In de jaren 1960-1965 werd alles verwoest wat opgebouwd was. Bij de rellen kwamen 500.000 Congolezen om en werd de infrastructuur vernield door de Congolezen. Mobutu liet tijdens zijn culturele dekolonisatie, in naam van de authenticiteit, de koloniale monumenten omverhalen en alle koloniale namen vervangen door Congolese. En in 1973-1974 nationaliseerde hij alle buitenlandse bezittingen, waardoor het economisch apparaat vernietigd werd en chaos ontstond. Nzeza zoekt de oorzaken in drie dingen: de grondwetten, de mensen en de (ontbrekende) investeringen.


De grondwet van 1960 noemt hij slecht omdat ze geen duidelijke keuze maakte tussen federalisme (de wens van Kasa-Vubu) en eenheidsstaat  (de  wens van Lumumba). Hij zegt er niet bij dat ze de oorzaak was van de rellen. Die wijt hij aan het lage niveau van het nationaal geweten, de theorie van het Belgisch complot en de middelmatige scholing van het Congolese politieke personeel. Mobutu beschuldigde de Belgen ervan dat ze een grondwet opgesteld hadden die te weinig macht gaf aan de president en te veel aan de zes provincies, met als doel Congo uiteen te doen vallen.


De nieuwe grondwet van 1967 was niet beter: ze gaf de absolute macht aan Mobutu en beoogde niet de ontwikkeling van Congo. Mobutu creëerde wel een Congolese natie en een langdurige vrede van 33 jaar. Mao leerde hem in 1973 dat hij de economie moest nationaliseren. Dat werd een groot fiasco doordat de Congolezen alles opsoupeerden en geen belastingen betaalden.


Na de val van Mobutu in 1997 volgde weer een zwart decennium van oorlogen, invasies en plunderingen, genocide door Oeganda en Rwanda. In Oost-Congo plunderen 70 à 120 gewapende bendes straffeloos goud, diamant, coltan, tropisch hout, koffie, cacao en ze begaan er de ergste wreedheden, vooral op meisjes en vrouwen. Meer dan 5 miljoen mensen zijn er op de vlucht gejaagd (p. 59-60). Ook dit wijt Nzeza aan de grondwet.


De grondwet van 2006 moest het land herenigen en tot vrede brengen. Maar ook nu maakte men geen duidelijke keuze tussen federalisme en eenheidsstaat en was er geen sprake van terugdringen van de armoede. Franse experts stelden aanpassingen voor in de richting van een democratische rechtsstaat i.p.v. een presidentiële dictatuur, maar de politici dachten enkel aan zelfverrijking.


Nzeza beweert dat de grondwet leidde tot extreem geweld tussen stammen, plundering van grondstoffen en extreme armoede. Maar ik vermoed dat de schuld dan toch eerder bij de mensen ligt dan bij de grondwet of bij de splitsing van de provincies. Nzeza denkt dat de senatoren, de auteurs van de grondwet van 2006, het land verdeeld hebben om zichzelf in de nieuwe provincies de rijkdommen toe te eigenen. De buurlanden Rwanda, Oeganda en Angola plunderen de rest: goud, coltan, petroleum en gas (p. 65-66). De plundering van mijnen en bossen is niet enkel een ramp voor de Congolezen, maar ook voor het milieu. Sinds 2021 hebben de Congolese autoriteiten wel enkele dubieuze vergunningen vernietigd in de mijnbouw-, petroleum- en bossector.


Op de index van de menselijke ontwikkeling staat Congo nu op plek 175 van de 191 landen. En het blijft het armste van de wereld, met toenemende voedselonzekerheid en ondervoeding. Na Somalië, Zuid-Soedan, Syrië en Jemen, vier landen in oorlog, is Congo ook het meest kwetsbare land. De auteur citeert genoeg bronnen als bewijs (p. 67-69).


Verkiezingen worden telkens vervalst: de president controleert de kiescommissie (CENI)  en is dus telkens de winnaar. In 2021 deelde Tshisekedi 500 auto’s uit om de parlementsleden aan zich te binden. En hij misbruikt de rechterlijke macht om concurrenten uit te schakelen. Sinds 2000 zijn er ook minstens 17 journalisten vermoord (p. 71-77).


Heel de wereld ziet hoe Oost-Congo bezet, geplunderd, verkracht en uitgemoord wordt door Rwanda en Oeganda, met als gevolg: 6 miljoen doden en 5 miljoen vluchtelingen. De auteur citeert films, boeken en rapporten die het bewijzen (p. 89-90). Mobutu kreeg destijds nog de groten der aarde op bezoek en werd overal ontvangen. Nu bezoekt enkel onze koning nog Congo.


Nzeza stelt dat Congo uiteen zal vallen en verdwijnen als de grondwet niet gewijzigd wordt (p. 98-99). Vervolgens geeft hij zijn oordeel over het onderwijsniveau van de machthebbers. Blijkt dat ze sinds 1960 enkel ‘post-primaire’ gestudeerd hebben: lager onderwijs en vier jaar middelbaar. De huidige president was 20 jaar ‘student’ in Brussel, maar haalde er geen enkel diploma. Nzeza zegt: “De machthebbers hebben niet de minimale algemene vorming noch het minimum aan intellectuele capaciteiten. Alle raad die experts hun geven, verdwijnt op 100 meter boven hun hoofden.” Dat lijkt mij een gevaarlijke uitspraak in een land zonder persvrijheid.
Ook hooggeschoolde kaders ontbreken: het universitair onderwijs is ondermaats en bereidt niet voor op efficiënte uitoefening van topjobs. Promoties gebeuren op basis van nepotisme, tribalisme en corruptie. En de besten vluchten naar het buitenland (p. 109-111). Gevolg: de openbare diensten zijn één puinhoop.


In de scheepvaart en het verkeer vallen vele doden, deels door versleten voertuigen, deels doordat chauffeurs hun rijbewijs gekregen hebben door corruptie. Vaak rijden ze te snel of zijn ze dronken. Het personeel is niet gewetensvol, knoeit en steelt op het werk en moet permanent gecontroleerd worden (p. 117).


Een ander probleem is het gebrek aan kapitaal en aan buitenlandse investeringen. Het eerste komt door de kleptomanie op grote schaal: politici roven de centrale bank, de ministeries en de Gécamines leeg. Door corruptie verliest Congo elk jaar 15 à 20 miljard $! De auteur toont dat aan met concrete voorbeelden en bronnen. Naast kleptomanie en corruptie is er ook wanbeheer op grote schaal, met een overvloed aan politici en medewerkers. De president en de ministers durven hun budget overschrijden met 78 tot 411%! Het Rekenhof staat machteloos. Zulke toestanden doen serieuze buitenlandse investeerders wegvluchten. Wilde kapitalisten duiken er wel op: zij respecteren geen enkele regel en plunderen het land.


In zijn algemene conclusie herhaalt Nzeza nog eens waarom de Belgen slaagden en de Congolezen falen.


Beoordeling
De auteur spreekt duidelijke en voor iedereen verstaanbare taal. Zijn boek is goed gestructureerd.

Hij overschat de rol van de grondwetten in alles wat er is mis gegaan in Congo: het zijn vooral de machthebbers en krijgsheren die de fouten maken. Een vorm van federalisme of van autonomie is geen reden om te moorden of wreedheden op meisjes te begaan. Hij geeft geen waardeoordeel over de vaders van de onafhankelijkheid, Kasa-Vubu en Lumumba, behalve dan over hun lage scholing. Mobutu krijgt wel kritiek op zijn nationalisaties.


De twee kaarten zijn niet in kleur en ook niet duidelijk. De tabellen spreken wel voor zich. De bibliografie is indrukwekkend: de schrijver heeft  veel werk verricht voor dit boek. Nog een detail: Joseph Kabila, president van 2001 tot 2019,  noemt hij ‘Joseph Kabange’ en de huidige president heet hier ‘Félix-Antoine Tshilombo’ (p. 102): even wennen dus.


Aanbevolen voor onze politici, voor onze activisten die alle schuld op de Belgen schuiven en voor al wie wil meepraten over Congo.


ISBN 978-23-364-2953-3 | 146 pagina's kaarten, 17 tabellen, bibliografie, noten | Uitgeverij L’Harmattan, Paris, december 2023

© Jef Abbeel, januari 2024 www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Leopold II
Le plus grand chef d’Etat de l’histoire du Congo

Jean-Pierre Nzeza Kabu Zex-Kongo


L’Harmattan is een Franse uitgeverij die gespecialiseerd is in Afrika. Ze waagt het een studie te publiceren over Leopold II op het moment waarop ‘deskundigen’ van de UNO aan België vragen om excuses voor de kolonisatie. Die ‘deskundigen’ deden dat enkel op basis van gesprekken met Congolezen die liever in België wonen dan in hun eigen land. Ze vonden het niet nodig om echte Congo-kenners te raadplegen.


De auteur, Nzeza Kabu Zex-Kongo, is een veelzijdig man: veearts, ontwikkelingshelper, historicus. Hij is zich bewust van de menselijke kost van de kolonisatie en ook van het gebruik van geweld om de Afrikanen te onderwerpen. Toch wil hij vooral onderzoeken welke positieve erfenis Leopold II achtergelaten heeft voor de Congolezen en of het geen tijd wordt om hem te rehabiliteren. Hij richt zich tot alle Congolezen, alle Belgen en allen die Congo weer op de rails willen zetten. Hij kent uiteraard het boek van de Amerikaan Adam Hochschild, die in 1998 Leopold beschuldigde van genocide, d.w.z. opzettelijke volkerenmoord op ‘10 miljoen’ Congolezen.


Voor 1920 waren er geen tellingen en 10 miljoen komt wellicht overeen met de totale toenmalige bevolking. Nzeza reageert ook op het toneelstuk van Peter Bate uit 2003. Beide werken zijn eenzijdig; ze plaatsen de kolonisatie niet in zijn algemeen kader, vergelijken ze niet met de tien andere koloniale machten en ze houden geen rekening met de conclusies van de internationale commissie die in 1904-1905 een onpartijdig onderzoek deed in Congo en Leopold toen al rehabiliteerde. Ze berusten vooral op tendentieuze Britse publicaties van rond 1900. De Britten waren erg jaloers dat Congo aan Leopold toegekend was en ze hebben in 1908, 1911 en 1937 met de Duitsers onderhandeld om Congo af te pakken van de Belgen.


Serieuzere studies zoals die van Jean-Paul Sanderson (UCL) ramen de daling van de bevolking op enkele honderdduizenden en geven daar meerdere oorzaken voor: de militaire verovering, de repressie, het harde werk op de rubberplantages, ziektes, ondervoeding. Hochschild vernoemt die factoren ook wel, maar de meeste lezers onthouden enkel het getal ‘10 miljoen’.


Nzeza noemt Leopold wel verantwoordelijk voor de wreedheden, maar niet schuldig, want de daders waren soldaten, concessiehouders en ambtenaren. En zodra Leopold dat vernam, heeft hij meteen alles gedaan om die wreedheden te stoppen. Bovendien was zijn domein zo groot (80 x België) en de verbindingen zo slecht, dat het onmogelijk was om overal te controleren. Origineel aan het pleidooi van Nzeza is alvast dat hij een Congolees is, die geboren  is in Congo (1949) en daar nog 11 jaar  kolonisatie en daarna de teloorgang heeft meegemaakt. En dat hij vooral bezorgd is om de toekomst van de huidige Congolezen, wat van hun leiders helaas niet gezegd kan worden.


Hij situeert Leopold in zijn historische context. Zijn tijdgenoten prezen zijn intelligentie en grote cultuur. Zijn voorbeeld was Johan van Oldenbarnevelt, medestichter van de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie, 1602-1795), die van Nederland een koloniale grootmacht had gemaakt. Vanaf 1850 ging Europa weer kolonies veroveren om grondstoffen te zoeken, zijn overproductie te verkopen, beschaving over te brengen en om de eer. Deze laatste twee factoren waren zeer belangrijk voor Leopold. Hij organiseerde conferenties in Brussel, nam Stanley in dienst, die in 1879 de Congostroom bereikte, voor Brazza, die door Frankrijk was uitgezonden. De concurrentie met Frankrijk, Portugal en Groot-Brittannië bleef nog jaren duren. Stanley kon de meeste contracten sluiten met inheemse stamhoofden: 450 erkenden de AIA (Association Internationale Africaine, opgericht in 1876, p. 33) van Leopold als soeverein. In 1884 kon Leopold de VSA en de Duitse kanselier Bismarck overtuigen om hem te steunen tegen de andere Europese landen. In november 1884 riep Bismarck dan de Conferentie van Berlijn samen, met Lambermont als rapporteur, waar de AIC (Association Internationale du Congo, opgericht in 1884, p.49) in februari 1885 erkend werd, ook door Frankrijk en Portugal. België toonde zijn bekrompenheid en erkende de AIC als allerlaatste!


De EIC (°1885) werd in 1885 opgericht in Berlijn: L’ Etat Indépendant du Congo, met Leopold als staatshoofd (p.57). Leopold voegde er nog eenderde aan toe, om natuurlijke grenzen en veiligheid  te bereiken. Hij vestigde er een administratie en een leger en daarvoor moest hij veel geld lenen, want zijn persoonlijk fortuin raakte snel op.
Hij ging ook de strijd aan met de slavenhandelaars. Daarvoor riep hij een conferentie samen in Brussel (1889-1890) en begon de jacht op de handelaars en tegelijk op ivoor. Die handelaars waren Arabieren, Arabische halfbloeden en Afrikaanse moslims. In die strijd sneuvelden ook een aantal westerlingen; ze werden onthoofd of doodgestoken, waarna ook hun voeten en handen afgesneden werden( p.66-67).


Met de opbrengst van Congo legde Leopold wegen, parken, musea, serres en andere gebouwen aan in Brussel, Tervuren, Antwerpen, Oostende en Zeebrugge. Tijdens WOII werd met het Congolese uranium de eerste atoombom gemaakt. In 1959 werkten 115.000 westerlingen in Congo, van wie 87.736 Belgen (75%): 44% voor bedrijven, 22% op plantages, 19% voor de staat en 15 % missionarissen (p. 71).


Nzeza besluit zijn eerste hoofdstuk als volgt: de Congolezen hebben van Leopold een indrukwekkend land gekregen dat voordien terra incognita was. Hij zegt dat Rwanda en Oeganda in 1998-2003 tevergeefs probeerden om Congo in te palmen om er een protectoraat van te maken (p. 79). Hun poging is niet volledig mislukt: Rwanda heeft zelf geen grondstoffen, maar exporteert wel coltan, ijzererts, tin uit … Oost-Congo!


Leopold verenigde de honderden stammen en volkeren tot één Congolees volk via het onderwijs (grotendeels door missionarissen), het christendom en het Frans als officiële taal. In 1934 volgden 8 miljoen kinderen lager onderwijs in christelijke scholen. Leopold richtte in 1885 ook één Force Publique op, die zowel leger als politie was. Ook zij droeg bij aan de nationale eenheid. Hoewel het Frans de nationale taal was, werd het Lingala de taal van het leger. Om de orde te handhaven, werd ook de zweep gebruikt.


Nzeza vertelt ook over de jaren 1956-1960 of de aanloop naar de onafhankelijkheid en de snelle dekolonisatie. Op 5 juli 1960 kwamen de soldaten in opstand, o.a. tegen generaal Emile Janssens en zijn ‘Avant l’indépendance = Après l’indépendance pour la Force Publique’ en ze eisten het vertrek van de Belgische officieren. Over de dood van Lumumba spreekt hij niet. Wel over Mobutu, die tussen 1965 en 1995 ervoor zorgde dat alle Congolezen het gevoel kregen dat ze bij Congo hoorden. Nzeza noemt Leopold en Mobutu de echte vaders van de Congolese natie: een homogeen volk, van hetzelfde Bantoe-bloed, christelijk, Franstalig, met dezelfde cultuur en waarden, wat in vele andere Afrikaanse landen helaas niet zo is.


Het huidige geweld in Congo is niet religieus, niet etnisch, niet raciaal, maar een gevolg van de instorting van de staat en van de hardnekkige wil om de macht te behouden (p. 92).


Een volgend hoofdstuk gaat over de economische rijkdom van Congo: het land heeft alles om zijn bevolking te voeden en welvarend te maken: zoet water, rijke landbouwgronden waar alles op groeit en waarmee 3 miljard mensen of 45% van de wereldbevolking gevoed kunnen worden (p. 96), enorme voorraden vis, een overvloed aan strategische mineralen (kobalt, coltan, koper, …) en edelstenen (p. 103), olie, gas, uranium, windturbines, toeristische mogelijkheden.


Dan volgt het treurigste hoofdstuk: ‘Le Congo, l’enfer sur terre pour les Congolais’ (p. 127 e.v.). Het rijke Congo was in 2015 ongeveer het armste land van de wereld: met 394$ BBP per jaar of 1,07$ per dag leeft 90% van de 79 miljoen Congolezen onder de armoededrempel, terwijl de economische groei 9,4% per jaar bedraagt (p. 127). Die groei komt vooral de ontwikkelde landen ten goede. De levensverwachting is 58 voor de mannen en 60 voor de vrouwen. Tijdens het Belgisch bestuur was Congo de best presterende kolonie in Afrika op economisch, sociaal en cultureel gebied, zelfs vóór Zuid-Afrika (p. 137). Onbekwame leiders hebben er een hel van gemaakt en zichzelf verrijkt. De verarming is dus veroorzaakt door mensen, niet door de natuur of de bodem.


Die leiders waren en zijn niet gediplomeerd. Zelfs de nieuwe president, Félix Tshisekedi, verkozen met veel fraude, heeft na 20 jaar ‘studie’ aan de Brusselse ICC enkel een vervalst bachelor diploma (n.v.d.r.). Congo zoekt sinds 1960 een bekwame en integere Congolese De Gaulle of een Deng Xiao Ping om het land weer op de rails te zetten. Het had genoeg hooggeschoolden, maar ze hebben hun land verlaten. Helaas noemt hij hier geen namen. Mogelijk is Martin Fayulu zo iemand, hij heeft universitaire diploma’s en ervaring als directeur van ExxonMobil, hij kreeg de meeste stemmen, maar Kabila verhinderde zijn verkiezing.


Voor staatsfuncties wordt nu geen enkel diploma meer vereist, enkel corruptie telt. De gevolgen dan: een lege schatkist, geen investeringen, armoede, ziektes, emigratie van hooggeschoolden en vaklieden, internationale organisaties verlaten Kinshasa, de ‘vuilste hoofdstad van de wereld’.
Nzeza vreest zelfs een scenario zoals het uiteenvallen van de SU (1991), Joegoslavië (1991), Tsjecho-Slowakije (1993) en Soedan (2011).


Het boek eindigt met de tekst van de Conferentie van Berlijn, inclusief de bepalingen over de vrijheid van handel en scheepvaart op de Congostroom en de strijd tegen de slavenhandel. Er is ook een zeer nuttige lijst van de vele mineralen en edelstenen die Congo bezit en de doeleinden waarvoor ze (door anderen) gebruikt worden (p. 185-188).


De bibliografie is grotendeels Franstalig. Sommige titels die in het boek voorkomen (Dumoulin, Hochschild, Bate), staan hier niet meer in. Ik mis vooral de zeer degelijke studie van Jean-Paul Sanderson over het reële aantal doden tijdens Leopold. Hier had Nzeza wel wat meer over mogen vertellen: de bevolking daalde van ca. 10,5 naar ca. 10 miljoen i.p.v. met ‘10 miljoen’, zoals Hochschild schreef en de internationale media nu nog altijd verkondigen. En de oorzaken waren divers: ook ondervoeding en ziektes speelden een rol.


Het boek is één grote lofrede op Leopold. Het is een reactie op de vele kritiek, die deels terecht en voor een groot deel ongegrond was en is.


De auteur is zeer goed op de hoogte van de geschiedenis van Afrika en van de huidige toestand. In tegenstelling met de Congolezen hier in België, die herstelbetalingen vragen van België (zonder te zeggen waarvoor), is hij zeer kritisch voor de Congolese leiders, die hun land leeggezogen hebben.


Een paar details: Nzeza spreekt over Duitstaligen in België rond 1850 (p. 26 en 151), maar de Oostkantons werden pas in 1919 bij België aangehecht. De Berezina stroomt door Wit-Rusland, niet door Oekraïne (p. 78). Hij vermeldt nergens in welke taal de onderhandelingen plaatsvonden tussen de kolonisatoren en de honderden stamhoofden.


Hopelijk wordt dit boek gelezen door zeer veel Congolezen en zeker door hen die in België met een beperkte kennis van zaken eenzijdige kritiek uitoefenen op ons land, maar niet op de wantoestanden en de dagelijkse moordpartijen, verkrachtingen en verminkingen in hun eigen land.


ISBN 9782343149912 | Paperback | 199 pagina's | Editions L’Harmattan, Paris |  januari 2019

© Jef Abbeel, 17 maart 2019

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER