Non-fictie

Geloven op de tast
Als geloof en ongeloof elkaar ontmoeten
Anselm Grün en Tomás Halík

‘In dit boek stellen we dat het ongeloof in meerdere opzichten een zuiverende betekenis kan hebben voor het geloof; juist mensen die zich als gelovigen voordoen en met zekerheden om zich heen slaan alsof het wapens zijn, kunnen diep in hun hart worstelen met scepsis, voorzichtigheid, terughoudendheid en schroom ten opzichte van het geloof’, pag. 9.


De beide auteurs zijn in verschillende omstandigheden opgegroeid en dat blijkt ook voortdurend uit hun levensverhaal waaruit blijkt dat zij allebei een religieus proces hebben doorgemaakt. Tegelijk denken zij in veel opzichten ook min of mee hetzelfde al heeft Halík wellicht een nog opener blik voor de hedendaagse samenleving hetgeen niet impliceert dat dit bij Grün níet zou opgaan.  Beiden willen graag ‘de schoonheid van het geloof’ uitdragen, pag. 9. De inzet van het boek is een tekst van Nietzsche. Zijn atheïsme (afwezigheid van geloof in een of meer goden) is een afwijzing van een bepaald theïsme (aanwezigheid van geloof in een of meer goden). De auteurs beschouwen geloof echter niet als ideologie maar als een levensweg om te gaan.
Ieder hoofdstuk heeft een korte tekst als uitgangspunt waarin wordt de ‘probleemstelling’ wordt geformuleerd waar beide auteurs vervolgens op reageren.


In het eerste hoofdstuk wordt het bestaan van God niet duidelijk gedefinieerd en dat lijkt mij een gemiste kans. Het was goed geweest om hier uit te leggen dat God op een andere manier ‘bestaat’ dan de dingen om ons heen. Ik denk dat Grün en Halík hier wel van uitgaan maar het wordt niet expliciet benoemd. Beiden gaan op respectvolle wijze met atheïsten in gesprek en vinden hun bedenkingen t.a.v. religie herkenbaar.


Halík ziet ‘christendom als de godsdienst van de paradoxen’, pag. 35. Hij is in zijn visie wat meer polemisch (strijd uitlokkend) dan Grün die wat harmonischer is ingesteld. Halík constateert: ‘Het is de kerken niet gelukt religieuze begrippen te vertalen in de gewone taal van mensen die geen contact hebben met het kerkelijke milieu’, pag. 55. Hij beschouwt het atheïsme vanuit een Oost-Europese context en die blijkt toch wel anders te zijn dan de westerse. Het is interessant om dit naast elkaar te zien in dit boek.


Zinvol is zijn opmerking: ‘De hoofdvijand van het christelijk geloof is dus niet het atheïsme – in de zin van de afwijzing van bepaalde religieuze voorstellingen en theorieën – maar het bijgeloof, de idolatrie, de afgodendienst, die het bijbelse geloof altijd al afgewezen heeft als een lastering, als zonde tegen het geloof’, pag. 65. Hier heeft hij een lastig punt want dit bijgeloof etc. is voor gelovigen confronterender omdat iedereen hier persoonlijk mee te maken heeft.


Deze opmerking snijdt meer hout dan die Grün die meent te weten: ‘Maar de belangrijkste reden waarom militante atheïsten zo tekeergaan tegen gelovigen is hun eigen onzekerheid’, pag. 73. Dan zijn gelovigen snel van hen af en hoef je naar hun kritische vragen – die dikwijls ook de onze zijn – niet meer te luisteren. Wijzer is daarom rabbi Levi Jitschak, ook geciteerd door Grün, die zijn zoon niet van Gods bestaan kan overtuigen en zegt: ‘bedenk dat het misschien toch waar is’, pag. 74.


Ook Grün pleit voor een open houding waarin mensen op zoek gaan naar God. Atheïsten bepalen ons – voor zover dat nodig mocht zijn – bij het lijden en de tekorten in het leven van waaruit God tot een vraag wordt. Grün zoekt God in de diepste van de ziel, pag. 120, wil Hem niet duiden maar houdt de ‘ervaring van het onbeschrijflijke’ open, pag. 129.


Halík kiest tegenover het ‘hebben’ in het leven voor het ‘zijn’ en wil uit de diepte van de liefde leven. Daarmee treedt hij in de voetsporen van Paul Tillich die zei: ‘Wie weet heeft van de diepte, heeft weet van God’, pag. 103.


In de epiloog komt Paulus’ toespraak op de Areopagus in Athene ter sprake. Hier worden actuele gesprekspunten aangereikt en ons verbinden met wat Paulus toen zag aan religiositeit en zoeken naar zin.
In de vragen die aan het slot worden gesteld, blijken opnieuw de grote overeenkomsten tussen Grün en Halík.


Een zinvol boek met mooie inzichten van twee markante hedendaagse theologen waarin hedendaagse vragen open en verdiepend worden besproken.


ISBN 9789021144931 | Paperback | 192 pagina's | Uitgeverij Meinema Utrecht | november 2017
Vertaling Carola van der Kruk-De Boer, Kees de Wildt

© Evert van der Veen, 22 juni 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER