Boekenarchief K-L

Unamuno
Michiel Löffler

Het verhaal is snel verteld: een stel idealisten komt tot op een harde manier tot de ontdekking dat de werkelijkheid botst met hun ideeën. Jean en Christine vinden de materialistische wereld maar niets. Ze wijzen de strijd om de macht af, vinden de drang om geld en bezit te vergaren niet zaligmakend, en willen terug naar het eenvoudige leven. Zichzelf bedruipen, en niet mee doen aan de ratrace die de wereld beheerst. En al helemaal ver weg van het geweld en de oorlog. Ook na de onlusten in Parijs van 1968, ook na die hete zomer, gaat het leven rondom hen gewoon door zoals het was.


'I have a dream, zei Martin Luther King nog maar zo kort geleden.
En daar gaat het om.
In mijn droom zijn er geen geweren.
Wordt het leven geleefd en niet gedood.'


Samen met een paar andere idealisten vinden ze een huis in de Vogezen, afgelegen van de bewoonde wereld. Ideaal.  Het eerste barstje negeren ze: hun vrienden vinden hun plannen -die toch ook de hunne waren? - allemaal prachtig: natuurlijk zullen ze komen en helpen met van alles, maar deel uitmaken van een soort commune, meebetalen aan het huis en alles wat daar bij komt kijken? Nee, dat is niet de bedoeling. Zij hebben een eigen leven.


'De bus vertrekt. Jean en Christine blijven achter. Met negen honden. Zeven geiten. Drie kippen. Een poes. Geblaf. Gemekker. Getok. Verder is het rustig in het dal


Goed, Jean en Christine besluiten het toch door te zetten. Ze besluiten geiten te gaan houden. Van de melk kunnen ze kaas maken en dat verkopen. Zo moet het toch lukken? Ook die idylle wordt wreed verstoord: het idee om de geiten te melken houdt in dat ze de lammeren na een tijdje moeten weghalen bij hun moeders, het gemekker snijdt hun door de ziel. En natuurlijk worden er ook overbodige bokjes geboren, en wie zal die slachten?
Toch is dat niet de hoofdoorzaak die het geheel doet mislukken: het zijn de rekeningen die op de mat vallen, het is de sleur, die ontstaat als er geen tijd meer is voor iets anders dan werken, werken en nog eens werken... het breekt hen op dat alles hetzelfde blijft, dat ze er alleen voor staan, en dat er van hun idealen niets over blijkt te zijn.


'Druk genoeg, maar te weinig geld, zegt Jean. Geld te weinig, schampert Christine. Geld, geld, geld. Werk, werk, werk. En verder? Wandelen? Vakantie? Wat heeft geld voor zin als er verder niets is?
En de rekeningen? Vraagt Jean. Hoe stel je je dat voor? Dan maar geen geld? Geen elektra? Geen dierenarts?


Als ze niet meer kunnen, nemen Christine en Jean ieder voor zich hun besluit, een besluit met veel gevolgen.
Van het verhaal op zich moet Löffner het niet hebben, zo origineel is het niet. De taal dan? De stijl?
Michiel Löffner gebruikt heel eenvoudige taal. Dat past bij het idee van een simpel leven, terug naar de basis, maar als je dit boek in een ruk uitleest, - en dat kan makkelijk, het is niet dik- dan begint dat een beetje te
irriteren.


'Voor hun ogen voltrekt het zich. De geit schreeuwt, een oerkreet, alsof ze sterft. Ze schreeuwt weer. Slaat met haar poten. Strekt ze. Kreunt. Schreeuwt. De mond wijd open. De dikke tong naar buiten.'


Dat is jammer, want juist bij de mooiste scènes werkt deze manier van vertellen heel goed. De lezer wordt er in gezogen, ook al wordt je als het ware toegeblaft. Bijtende woorden worden geschreven als de dood toeslaat. De dood die er hard inhakt. Je kan niet anders dan begrijpen en meevoelen.
Je weet net als Jean: het hoort bij het leven, maar in een idealistische wereld zou je dat graag vergeten. Het schokt de hoofdpersonen, en de manier van beschrijven schokt ook de lezer.
Maar ondanks deze lichte ergernis, is het een boek waarvan de sfeer blijft hangen. De boodschap is duidelijk overgekomen.


ISBN 978-94-6068-007-6 Hardcover 191 pagina's Uitgeverij Marmer oktober 2009

© Marjo, februari 2010

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER