Een meisje van niets
Dit autobiografische verhaal speelt zich af rond de eeuwwisseling 1800/1900
Dvoirele heeft een probleem. Ze is een meisje, een joods meisje. Wanneer zij haar vader vraagt wat zij later kan worden, antwoordt rebbe Avrohom-Ber verbaasd: „Jij? Een meisje? Niets natuurlijk!”
Haar broertje mag alles, kan overal naar toe en bovenal, hij gaat naar school! De droom van Dvoirele! Zij is enorm leergierig, heeft een uitstekend verstand, leest stiekem boeken maar wordt daarin door niemand gesteund.
Dvoirele woont in een klein dorp in Polen met alleen joodse inwoners (sjetl). Haar moeder is een labiele, ziekelijke vrouw, die altijd op de sofa moraalboeken ligt te lezen en zich niets van Dvoirle aantrekt.
Haar vader is een naïeve rabbijn, die zich constant in de nesten werkt door zijn naïviteit. Hij is zich nauwelijks bewust van Dvoireles bestaan. Er is weinig geld en het hele huishouden rust op Dvoireles schouders. Haar broer trekt zich nergens wat van aan, is altijd weg, gaat niet naar school en leeft totaal zijn eigen leven.
Op gegeven moment krijgt haar vader de kans hogerop te komen en verhuizen ze naar een grotere plaats, daar blijkt dat degene die hem aangenomen heeft niets uitbetaald. Ze hebben nauwelijks te eten, de nood is erg hoog. Als haar vader een aanbod krijgt om in Warschau rabbijn te worden in een joodse wijk is de beslissing makkelijk te nemen.
In Warchau ontmoet Dvoirele andere jongeren en komt daardoor In conact met de socialistische partij. Dvoirele besluit in het geheim partijvergaderingen bij te wonen. Door het lezen van `verboden´ boeken en pamfletten voelt zij hoe haar leven verandert en bovendien is zij smoorverlliefd op de voorman van de partij. Hij accepteert haar echter niet als partijlid.
Vanaf die tijd is Dvoirele apatisch.
Haar vader zoekt een man voor haar en Dvoirele vindt alles best. Ze vertrekt met haar man naar Antwerpen na een bijzonder kil afscheid van haar ouders. Daar blijkt het leven niet veel beter.
Het verhaal is triest, benauwend. Omdat ze een meisje is telt ze gewoon niet mee. Meisjes hebben geen verstand, deugen nergens voor en kunnen niets behalve een goed huwelijk sluiten zodat het aanzien van de familie stijgt. Het joodse leven wordt goed beschreven. Ook zet ze goed de situaties en personages neer. Je ziet de kale woning, je ziet haar vader voor je, een drukke vriendelijk ogende man die bij belangrijke beslissingen, bijna als een ritueel, over zijn baard strijkt. De moeder zie je kwijnend op de bank liggen en je zou haar er wel af willen trekken om haar eindelijk eens aandacht aan haar dochter te laten schenken. Het hele vehaal is bedrukkend en wat dat betreft ben je blij als het boek uit is.
Toch is het wel een erg interessant boek, juist omdat het zelden voorkomt dat een vrouw over het leven in het sjetl vertelt.
Esther Kreitman-Singer (1891 Bilgorai, Polen - 1954 Engeland) is de zuster van de twee beroemd geworden auteurs Israel Joshua Singer en, vooral, Isaac Bashevis Singer. Zij was in het gezin Singer de eerste die verhalen schreef.
Redactie: S. Berger Vertaler: W. Brill
ISBN 9050001572 Gebonden, 260 pagina's Verschenen: februari 2000 Vassallucci
© Dettie, oktober 2004
Lees de reacties, klik hier!