Het meisje dat te veel van lucifers hield
Een rijke mijneigenaar woont met zijn twee zoons op zijn landgoed, afgezonderd van de buitenwereld. Hij is een sado-masochist, lijdt aan godsdienstwaanzin en een enorm schuldgevoel, en helaas blijkt hij geen boodschap te hebben aan een normale opvoeding voor zijn kinderen. Op het moment dat het verhaal begint vinden de kinderen hem dood op zijn kamer. De verteller van het verhaal, de slimste van het stel, zet alle belevenissen en herinneringen op papier:
Hij gaat het dorp in, waar ze dus nog nooit geweest zijn, om een doodskist te kopen, en langzaam dringt de buitenwereld binnen. Hij heeft zichzelf al die eenzame jaren bezig gehouden met het lezen van de mémoires van ene Duc de Saint-Simon, woordenboeken en de ethica van Spinoza, en zijn taalgebruik is zeer ongebruikelijk, maar erg mooi.
" hij vroeg me mijn woorden te herhalen. Jammer voor hem, maar ik heb ze hard nodig, ik kan me niet permitteren woorden te verspillen door ze nog een keer te zeggen"
Over het huisdier paard zegt hij: " je denkt de wezens te kennen en je kent niet eens hun vervaldatum"
Heel langzaam komen alle geheimen naar buiten, langzaam wordt het verleden verteld, en over hoe het nu verder gaat. Ik ben weer van voor af aan begonnen, om nog eens langzaam te genieten. Wat een heerlijk boek!!!
ISBN 9789021482217 176 pagina's | Em. Querido's Uitgeverij | april 2003
Vertaald door Hilde Meijer
Marjo, mei 2004
Lees de uitgebreide discussie, klik hier!
Music-Hall!
Eind jaren twintig van de vorige eeuw: een jongen zwerft door New York, en maakt van alles mee. Hij is een immigrant, althans dat denkt hij, omdat hij op het moment dat hij zich bewust werd van zichzelf, zich in de haven bevond waar immigranten aankomen. Zijn naam staat op zijn pols getatoeëerd, en hij weet dat hij uit Hongarije komt en daar een zus heeft. Verder weet hij niets, kan hij niets en heeft hij niets.
Hij leeft op wat blaadjes sla en andere rauwkost. Van zelfs de gedachte aan vlees wordt hij misselijk.
Hij werkt als leerjongen bij de Orde van Slopers, een zootje ongeregeld dat met vernietigende kracht door New York raast, niet tegen te houden, want ze worden gesteund door de autoriteiten. New York was enkele jaren voordien een complete chaos door hevig noodweer: alle verkeer zat vast, de economische structuur lag plat. De burgemeester wil dat kost wat kost voorkomen, de metro moet gebouwd worden. Dat het aan zeer veel mensen hun huis en bestaan kost, dat wordt gemakshalve over het hoofd gezien. De Orde der Slopers is almachtig, en de gesloopten moeten maar zien...
Xavier X Mortanse, de jongen, hoopt sloper te worden, maar door zijn vreemde uiterlijk, en zijn eigenaardige gedrag is hij het mikpunt van pesterijen.
"hoe dan ook, jong en argeloos, met zijn grappige accent en zijn fantasiezinsbouw, met zijn verdwaasde pierrotgezicht leek hij een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit de oefenen op plagerijen en gesar."
Op een dag geven ze hem een zetje, als hij aan de rand van een groot gat zit. En daar vindt hij een kistje, ter grootte van een schoenendoos. Hij hoort klopgeluiden, maar durft het nog niet open te maken. Tegen de regels in gaat hij het later die avond ophalen. Het blijkt een zeer vreemdsoortige muziekdoos te zijn: een kikker die kan zingen en dansen. Ze wordt een trouwe metgezel van Xavier, en vrolijkt zijn dagen op. Hij heeft een buurvrouw: Peggy, die meer van hem wil dan hij wil en schijnt te kunnen geven. Nu wil het lot dat de baas van Xavier, zijn grootste kwelgeest Lazare, zijn zinnen heeft gezet op Peggy. Deze driehoeksverhouding loopt niet goed af...
Het brengt ons pas op de helft van het boek, er gebeurt nog veel en veel meer. Het boek is een mengeling van realiteit en bizarre voorvallen. Behalve de zingende kikker is er ook nog een verliefde struisvogel:
" Ze roffelde met haar voeten en haar blik bleef strak gericht op de jongeman die zich razendsnel uit de voeten maakte en ze zei bij zichzelf dat ze het heel goed wist, altijd wel geweten had, dat het haar ooit gegeven zou zijn voor een tweede keer de Liefde te kennen."
Ook de personages zijn nauwelijks normaal te noemen. Met de lieve Peggy als uitzondering. Ik kwam wat moeilijk in het verhaal, maar eenmaal geboeid, kon ik alleen nog maar genieten van de fantasie van Soucy, die onuitputtelijk lijkt. En die humor, prachtig.
"het ging al met al wel goed met zijn vamp (=zo noemt hij de tb waar hij aan lijdt), steeds beter, ze begon aan de andere long."
Of heel droog: "Justine nam de trap want de lift kwam niet"
Soucy is ook heel vrij met zijn grammatica, gebruikt tegenwoordige tijd en verleden tijd door elkaar heen, laat zinnen onaf, of laat woorden weg. Maar dat maakt het boek alleen maar levendiger, spannender, het stoorde me niet. Het is een boek dat niet zomaar uit je gedachten verdwijnt als je eenmaal de bizarre ontknoping gelezen hebt.
Paperback | 351 Pagina's | Em. Querido's Uitgeverij 2004 | ISBN10: 9021480158 | ISBN13: 9789021480152 Oorspronkelijke titel Music Hall! vertaald door Hilde Meijer,
© Marjo, april 2008
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER!