Om te janken zo mooi
Maarten van Roozendaal
Soms kun je een knoop in je maag krijgen
bij het lezen van nieuws. Dat overkwam mij toen ik begin dit jaar las
dat Maarten van Roozendaal ongeneeslijk ziek is. Onovertroffen
liedtekstschrijver zoals we er in dit land maar weinig hebben. Recht uit
zijn hart en het diepst van zijn tenen zingend met die prachtige stem
van hem. Misschien niet bekend bij het héle grote publiek, maar met een
grote schare trouwe bewonderaars. Jarenlang trok hij volle zalen, soms
solo, soms met muzikale vrienden en altijd was er die avond wel ergens
een keer een brok in je keel, een glimlach. Geen zoete muziek of
hapklare teksten, maar liedjes over de rauwe kanten van het leven met al
zijn pieken en dalen. Liedjes over de liefde, de dood, de drank, over
vriendschap, over eenzaamheid. Liedjes over balanceren op de rand van de
afgrond en over alle rafelranden van het leven. Vaak vol milde of
scherpe ironie. Over die liedjes gaat dit boekje en wel op een heel
bijzondere manier.
Toen Van Roozendaal hoorde dat hij niet meer
lang te leven had, wilde hij heel graag dit project nog af maken. Hij
wilde dat door hem bewonderde kunstenaars uit verschillende disciplines
in proza, poëzie, of tekeningen, vrij zouden associëren op een liedtekst
van hem. Ooit had hij dat zelf geprobeerd, proza schrijven, om
vervolgens tot de conclusie te komen dat hij een liedjesboer is. Dat dát
is wat hij het beste kan. Waarom dus ánderen niet vragen om naar
aanleiding van zijn teksten te doen wat zíj het beste kunnen. Er waren
slechte enkele spelregels. Ten eerste had het haast. Ten tweede mocht
het uitdrukkelijk geen necrologie worden, dat schreven ze maar als hij
écht dood was. Ten derde mocht het niet over Maarten van Roozendaal
gaan. Ten vierde mocht het geen liedinterpretatie zijn en ten vijfde, de
belangrijkste regel, kreeg iedere schrijver of tekenaar de complete
vrijheid om te associëren dat het een lieve lust is.
Wat opvalt,
het hele boekje door, is de trefzekere combinaties die Van Roozendaal
maakt tussen liedtekst en kunstenaar. Vaak verrassend, altijd raak.
Briljant is de keuze om Peter van Straaten een liedtekst te geven over
een verstoord familie-etentje. Joost Zwagerman kreeg een tekst over een
kraker die terugkijkt, en gaat terug in de tijd toen hij als jongen
gefascineerd langs de krakerspanden van Alkmaar fietste. Hij houdt zich
niet helemaal aan de spelregels, want een van de krakers die hij toen
bewonderde en later interviewde, is toch echt Van Roozendaal.
Ingmar
Heytze gaat naar aanleiding van een songtekst over een dochter die,
terwijl haar vader toekijkt, mokkend over haar eigen schoonheid voor de
spiegel staat, terug in de tijd, naar een ander beeld van die dochter
op het scherm van een echoapparaat. De vader die in het lied trots naar
zijn ontluikende dochter staat te kijken is nu teruggebracht tot een
hand in een hand, een passant die naar een echofoto staart. De dochter
van nu is hier nog het kind dat in het maanlandschap van haar moeders
baarmoeder wacht tot ze mag overvaren. Een wonderschone associatie.
Neeltje
Maria Min schreef een prachtig gelijknamig gedichtje over het liedje
Bergen, waarin het perspectief van een gestorven geliefde omgedraaid
wordt tot een aankondiging van de dood van die geliefde.
Ook mooi
is de bijdrage van Rick de Leeuw, die van perspectief wisselt met een
van de personages, en Sanneke van Hassel die dat eigenlijk ook doet,
maar dan vanuit een derde personage. Er wordt heel wat af geassocieerd.
Désanne van Brederode bijvoorbeeld, neemt het lied het eerste gebod,
over een narcis van het eerste uur, als uitgangspunt voor een kort
verhaal over een kunstenaar die zijn eigen hart uit zichzelf laat
plaatsen als middelpunt van alles.
Ik doe veel anderen te kort;
Daan Heerma van Voss, Sjoerd Kuyper, Joke van Leeuwen, Ester Naomi
Perquin, de tekenaar Jan Rothuizen, A.L. Snijders, Manon Uphoff, Thomas
Verbogt, Bernhard Wesseling, Menno Wigman en Maartje Wortel. Alle
bijdragen zijn de moeite meer dan waard, en nemen je mee in de wereld
van de liedjes, naar de voor of de achterkant ervan.
Toen Van
Roozendaal het voorwoord schreef had hij nog geen letter binnen. Zijn
brief was pas één dag op de post. Hij kon niet wachten op de respons. Ik zou hem nu wel even willen vragen; Vind je het mooi geworden Maarten?
Ik weet haast zeker van wel!
De titelsong, een van de allermooiste van Van Roozendaal, staat er helaas niet in; Om te janken zo mooi.
ISBN 978 90 468 1590 8 paperback 110 pagina’s Uitgeverij Nieuw Amsterdam, juni 2013
© Willeke, 11 juni 2013
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER