Vloed
Roderik Six
‘Dit is de onderbuik van Torres.
Hoeveel keer ben ik al deze lege gangen, lege kamers, lege keukenkasten afgegaan? We hebben eindelijk de bodem van Torres bereikt. Haar uitgehold, leeggezogen, platgeplunderd – onverzadigbare virussen die hun gastheer finaal op de knieën kregen.’
Vier studenten bevinden zich in een verder verlaten appartementengebouw, Torres, die op een heuvel staat. Als ze vanaf het dak uitkijken over de omgeving zien ze een watervlakte, waar hier en daar iets boven uit steekt: een windhaan van een kathedraal bijvoorbeeld. Af en toe is er iets ondefinieerbaars te zien, dat blijkbaar aantrekkelijk is voor vogels.
Het regent, het miezert, met motregent, het spatregent, het regent in stralen, het heeft al wekenlang geregend, en het blijft regenen. Het water stijgt.
Er is geen elektriciteit, geen verwarming, geen riolering.
De verteller is voorlopig naamloos – niet voor niets overigens. Zijn gezelschap bestaat uit Nina, een losbol. Ze gebruiken elkaar voor de seks, maar zijn ze ook vrienden? Er is zijn vriend Michael die een degelijker relatie schijnt te hebben met zijn vriendin Joke. Zij raakt zwanger. Niet al te slim in deze omstandigheden, maar naarmate ze er langer zitten, slaat de verveling toe, en worden zeden en normen steeds losser. Voor wat ze nodig hebben onderzoeken ze de andere appartementen, ze houden zich warm door alles wat brandt op te stoken in een groot olievat, en ze hebben Ultra.
Op dat moment ga je je als lezer afvragen hoe werkelijk het hele verhaal is. Ultra is namelijk een drug, waardoor ze ‘gesplitst’ raken.
Er gebeuren nog meer akelige dingen waardoor het er op uit draait dat de overlevenden tenslotte in een kajak het water, die onmetelijke oppervlakte, waar je geen horizon ziet, proberen over te steken, zonder te weten of er überhaupt ergens een andere oever is.
Het is aan dystopisch verhaal: hoe kun je je in leven houden als je als enige overblijft na een ramp. Hoe bied je het hoofd aan een uitzichtloze situatie? Zijn zij de enige overlevenden?
Niet alle details van wat er gebeurd is worden vermeld, de lezer wordt geacht in het verhaal mee te gaan, hoe het zit met de tijdspanne weten we ook niet. Plus dat je geen idee hebt: is dit een fantasie?
Maakt het uit? We lezen hoe de jongeren afglijden, en hoe wanhoop en hoop met elkaar strijden. Daar gaat het om. Het geeft enerzijds een beeld van jongeren die het studentenleven niet uit de boeken willen leren, anderzijds schetst het een apocalyptische wereld.
‘Later ontwaakten we op het tapijt zonder ooit geslapen te hebben. Iemand had op een knop gedrukt en ons uitgezet. Nu laaiden we terug op. Heerlijk leeggeplunderd, ontdaan van alle ballast, ontwarde ik mijn lichaam en het hare. Ik vond de Ultra op het tapijt, stak hem op en huiverde. Ik voelde me licht, breekbaar, van ragfijn glas gemaakt. Het was alsof ik iets kostbaars verloren had.’
Het is spannend, zit goed in elkaar met flashbacks, waar je nieuwsgierig naar bent – want hoe is het zover gekomen? - en de stijl is beeldend met mooie vergelijkingen en plastische omschrijvingen.
Deze schrijver mocht reeds de Bronzen Uil 2012 ontvangen, de Vlaamse prijs voor het beste Nederlandstalige debuut van het jaar.
ISBN 9789029584999 | Paperback |352 pagina's | Atlas Contact | september 2012
© Marjo, 12 februari 2013
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER