Boekenarchief C-D

De wandelaar


“Ik geloof in de mens die er per ongeluk is en er het beste van probeert te maken.”


Het beste ervan maken is in het begin van het boek voor Mulder, een zestigjarige Nederlander die in Parijs woont, een eenzaam maar eenvoudig gebeuren. Hij heeft zijn zaken goed voor elkaar: hij leeft van een erfenis, houdt van mooie en dure kleding, goed eten en nog betere wijn en bezoekt graag een tentoonstelling of museum om zich daar te goed te doen aan de aanblik van schoonheid. Op doktersadvies wandelt hij kilometers door de stad, altijd in zijn eentje. Dan verandert er iets.


Tijdens een van zijn wandelingen komt hij langs een kraakpand dat in brand staat. Het overvolle huis wordt voornamelijk bevolkt door buitenlanders, waarschijnlijk velen van hen ook nog eens illegaal. Uit een van de ramen springt een hond naar buiten die zich zeer doelbewust op Mulder stort, hij kan niet anders dan het beest in zijn armen nemen. De politie suggereert dat hij de hond kent en meer van de hele zaak af weet. Als een agent hem dan ook naar zijn naam vraagt noemt hij zich spontaan Nicolas Martin, de naam die hij net heeft gelezen op een plaquette in de muur van het brandende gebouw. Deze opwelling zal hem in de loop van het verhaal nog de nodige problemen opleveren.
In de dagen na de brand bezoekt Mulder, die voor de buitenwereld Nicolas Martin blijft, diverse plechtigheden voor de overleden slachtoffers. Hij komt hierdoor in aanraking met père Bruno, een Dominicaner pater die zich vanuit zijn geloof inzet voor de minderbedeelden in de maatschappij, van een flinke borrel houdt, maar niet erg gewaardeerd wordt door de officiële kerk. Van hem hoort hij ook het verhaal over de herkomst van de hond, die na een reis van twee jaar uit Tsjaad in Parijs beland is. De hond, die geen naam heeft, maar door iedereen “le chien” genoemd wordt, verandert zijn leven. Hij loopt hij niet meer alleen door de stad, maar samen met de hond, die hem in contact brengt met een kant van het leven die hij niet kent en eigenlijk ook niet wil kennen: het Parijs van de daklozen, de zwervers, de illegalen en de rebellerende jongeren. Met enkele van de mensen die hij ontmoet krijgt hij een speciale band: de “doofstomme” chinees, de dakloze vrouw met de prothese, de door de brand weduwe geworden Sri en Fanta, een meisje dat met zware brandwonden in het ziekenhuis ligt en dol is op de hond.
In de stad gist het: er zijn demonstraties voor én tegen een generaal pardon van de illegalen, brandjes, relletjes, een (kerk)bezetting, brandende auto’s in de buitenwijken en overal politieagenten. Door de gevolgen van die ene simpele wandeling verandert zijn leven totaal. Hij probeert zelfs “goed te doen”, hoewel de manier waarop hij dat doet door de ontvangers niet op prijs wordt gesteld. Zijn bemoeienis gaat zover dat hij op een donkere nacht een ontmoeting heeft met een Albanese maffioso om een illegaal paspoort voor iemand te kopen, iets onvoorstelbaars voor deze keurige heer. Zijn echte goede daad, recht uit zijn hart, is het afstaan van de hond aan wie hij zeer gehecht is geraakt. Hij draagt hem over aan Fanta, het meisje met de brandwonden, dat inmiddels uit het ziekenhuis ontslagen is.


“Hij liep alleen en zag en rook alles.”


De laatste zin van het boek en vooral het woordje “alles” geeft de verandering aan die in Mulder heeft plaatsgevonden. Hij is niet opeens een sociale en betrokken figuur geworden die zich stort op de hulpverlening aan minder bedeelden, maar hij is wel zodanig veranderd dat hij een open oor en oog heeft gekregen voor de wereld om zich heen. De woorden aan de bovenkant van het verslag, “het beste er van maken”, krijgen dan ook een heel andere inhoud.
Het is een prachtig boek waarin het verhaal en de actuele gebeurtenissen naadloos op elkaar aansluiten en in elkaar overlopen, geschreven in een uitermate zorgvuldige stijl, met prachtige beelden en ook nog wat broodnodige humor.
Een topper!


Uitgeverij Augustus, januari 2007 Paperback, 219 bladzijden ISBN 978 90 457 0015 1

© janna, maart 2007

Reageren? Klik hier!