Boekenarchief C-D

Louis van Dievel

http://deredactie.be

 

Landlopersblues
Louis van Dievel


"Dien je zo de rechten van de mens?"


‘Landloper’, een woord dat waarschijnlijk niemand meer gebruikt. Tegenwoordig spreekt men over zwervers of daklozen en die zijn doorgaans te vinden in een stedelijke omgeving. Maar er was een tijd dat de ouderwetse landloper van dorp naar dorp zwierf en trachtte aan voedsel te komen door te bedelen, iets te verkopen of muziek te maken. Lange tijd levert dat geen problemen op. Totdat Koning Willem I bij zijn terugkeer in 1815 een totaal verarmde natie aantreft: het is crisis in de Nederlanden. Werkeloosheid en hongersnood treffen grote delen van de verpauperde bevolking. De overlast van daklozen, landlopers en bedelaars dreigt te groot te worden, met name in de steden. Landlopen en bedelen wordt bij wet verboden, zowel in de Noordelijke, als in de Zuidelijke Nederlanden. Wie wordt opgepakt, komt in strafkolonies terecht, zoals Ommerschans (1820 – Overijssel), Veenhuizen (1822 – Drenthe) of Merksplas (1824 – Vlaanderen). Pas in resp. 1993 (België) en 2000 (Nederland) wordt de wet afgeschaft. Volgens de rechten van de mens kan niemand veroordeeld worden voor arm en dakloos zijn. Dat klinkt alleszins redelijk, maar of het zo ook uitpakte voor alle betrokkenen?


Louis van Dievel (Mechelen – 1953, journalist en schrijver van onder andere De Pruimelaarstraat, shortlist  Libris literatuurprijs 2007) schrijft in zijn roman Landlopersblues over het leven van enkele landlopers uit de tweede helft van de 20ste eeuw, die overleden kort voor het einde van de Merksplas als landloperskolonie.


Merksplas is tegenwoordig een gevangenis en strafinrichting. Maar net als in Veenhuizen is er een plek ingeruimd voor een gevangenismuseum en wordt het kerkhof in ere gehouden. Hier zijn sinds halfweg de negentiende eeuw duizenden landlopers begraven, bijna altijd naamloos. De witte kruisjes dragen enkel een nummer. Niemand miste de overleden landlopers. Maar nu gaan steeds vaker kleinkinderen op zoek naar de grootvader wiens naam in de familie taboe is, die nooit heeft bestaan en over wie nooit wordt gesproken.


Landlopersblues
begint wanneer kleindochter Anita na lang zoeken het graf van haar grootvader Pol Vervoort ontdekt op het landloperskerkhof van Merksplas en zich afvraagt waarom hij indertijd zijn vrouw en kinderen in de steek liet.


Een stem geven aan landlopers die niets hebben nagelaten en die geen familie hebben die over ze kan of wil vertellen: hoe doe je dat? De oplossing van Van Dievel is even verrassend als effectief: hij laat ze allemaal zelf aan het woord. Vanuit hun graf communiceren ze met elkaar, zonder dat de levenden het kunnen horen. Want ook zij krijgen een stem in het verhaal: de kleindochter, de weduwe van een cipier en een gepensioneerde cipier die nu voor het kerkhof en het museum zorgt.


De hoofdrolspelers worden op de eerste pagina geïntroduceerd aan de hand van een korte typering. “Pol Vervoort, ex-havenarbeider, landloper”. “Jeanne van Gorp, weduwe van cipier Gerard van Gorp”. “Nest de Fauw, dief, gedetineerde”. Want tussen de landlopers ligt ook een enkele crimineel. In elk hoofdstukje (meestal maar vijf of zes bladzijden lang) horen we de stem van één van deze hoofdrolspelers. Hun trieste voorgeschiedenis wordt stukje bij beetje duidelijk. Maar omdat het er best veel zijn (5 landlopers, 3 gedetineerden en 3 nog levende personen) is het soms wat lastig de levensverhalen uit elkaar te houden. Geregeld terugbladeren naar de eerste bladzijde helpt wel, maar pas bij een tweede maal lezen gingen alle personen echt voor me leven.


Er is een mooie mix gemaakt van de achtergrondverhalen. Zoals van grootvader Pol, die zwerven móest en zelf niet precies weet waarom. Die momenten van spijt had, maar zich tegelijk zo schaamde dat hij geen weg terug meer zag. En die, nu hij Anita hoort en ziet bij zijn graf, nog meer beseft wat hij gemist heeft. En van Jefke, als dwerg geboren, werkend bij het circus met zijn ouders. Hij is pas veertien als ze overlijden en de directeur hem verkoopt aan kermisklanten, die hem vervolgens uitbuiten. Pol ontfermt zich over hem. Of over Berten Bossard, door zijn moeder als heel kleine jongen, samen met zijn broertje zonder uitleg achtergelaten aan de poort van een klooster. De paters misbruiken beide kinderen. Het drijft zijn broertje tot zelfmoord en Berten is daar getuige van. Ze zetten hem buiten zodra hij daar groot genoeg voor is. Het leger lijft hem in voor een extra lange diensttijd, omdat hij niet reageerde op de oproep (die hij door zijn zwervend bestaan nooit ontving). Daar leert hij onder andere zuipen als de beste...


Zo komen alle verhalen voorbij, eigen keus/schuld of juist pech en ongeluk, het maakt niet uit. Uiteindelijk kennen ze elkaar, zoals ze daar nu liggen, van Merksplas. Wie wegens landlopen door de rechter wordt veroordeeld, komt daar terecht. De verhalen maken duidelijk, dat de landlopers het hier niet slecht hebben. Er heerst wel een zekere orde, alcohol is (officieel) verboden en er moet gewerkt worden. Daar verdienen ze iets mee voor als ze weer vrij komen. In het voorjaar en de zomer zijn ze liever buiten. Maar tegen de winter verzuipen ze hun laatste cent en melden zich daarna als landloper bij de rechter. Die kent hun verhalen inmiddels en veroordeelt ze welwillend tot een verblijf in Merksplas, waar een warm bed en een goede maaltijd wacht.


Daaraan komt een eind als in 1993 de kolonie Merksplas wordt gesloten. Jeanne, de weduwe van een cipier, vertelt daar verontwaardigd over. “Dien je zo de rechten van de mens?” Honderden mensen worden  van de ene op de andere dag op straat gezet en hebben in de winter geen toevluchtsoord meer. Merksplas verandert in een gesloten strafinrichting. Drugsverslaafden en illegalen komen in de plaats van de landlopers. De landlopers op de begraafplaats maken dat niet meer mee. Ze zijn allemaal voor 1990 overleden.


Het is knap om zowel al deze feitelijke, als persoonlijke aspecten in een roman te verwerken. Van Dievel maakt op natuurlijke wijze gebruik van Vlaamse woorden en uitdrukkingen, dat leest prettig. Een Vlaamse zwerver spreekt nu eenmaal geen ABN. En de context lost een enkele onduidelijkheid wel op.


Landlopersblues
: het verwijst naar de melancholieke muziek die Jaak Ponsaerts uit zijn ‘mondmuziekje’ (mondharmonica) haalde. Als hij zich triestig voelt, speelt hij er improviserend op, is even helemaal weg van de wereld en ontroert iedereen, zelf de stoerste kameraden. Blues, melancholie, heimwee naar de vrijheid van het zwerven, maar ook naar wat verloren gaat in de loop van een mensenleven en niet meer terug te draaien valt: daarover mompelen de mannen onder de voeten van Anita, in zichzelf en soms met elkaar. En Van Dievel maakt ons daar een stille getuige van.


(Recensie voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles)


ISBN 9789460014529 | Paperback | 253 pagina's | Uitgeverij Vrijdag | augustus 2016

© Jannie Trouwborst, 2 december 2016

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

altHet Gewemel
Louis van Dievel


Een ‘stationsroman’, het beestje kan maar een naam hebben!
De kern van het verhaal speelt zich inderdaad af op een station, dat van Mechelen. Twee dames wachten op de trein die maar niet komt. En twee mannen bevinden zich in het omroephokje, waar de aankomst en vertragingen aangekondigd moeten worden.
Deze vier mensen vormen het verhaal. Terwijl ze daar zijn wordt  - onder andere - in flashbacks  verteld over hun leven. Het begint vrij traag, en ook best gezapig, al wordt er vanaf het begin al wel gegooid met lichaamsdelen. Dat neemt toe naarmate het tempo van het verhaal versnelt. Naast het ‘normale gehannes’  tussen mannen en vrouwen, zijn er expliciete bedscènes , die mij vreemd genoeg niet irriteren. Dat zou wel eens kunnen komen door het sappige Vlaamse taalgebruik.


Oei, seffens krijgt hij nog een attaque. Doe een stap terug, Roger, zeg ik tegen mezelf, of ge hebt een dode of een zot op uw geweten. Leo, als ik u was, ik zou wat minder roepen. Ge zijt uzelve niet meer. Ge moest uw eigen zien staan. Ge ziet spierwit, ge zweet, ge zevert, ge trilt over heel uw lijf en uw ogen staan paraplu. (sic!) Ge ziet er uit als een schotelvod. Hij zegt niets meer. Hij nijpt zo hard in de leuning van de stoel dat ik bang ben dat er iets gaat breken, de stoel of zijn vingers.’

Roger is een vrij jonge man, die de baan over moet nemen van Leo, die bijna met pensioen gaat. Leo moet hem inwerken, maar heeft grote moeite met het nogal losse gedrag van Roger, met zijn taalgebruik en drinkgewoontes. Alles waar Leo zo zijn best voor heeft gedaan - hij heeft er notabene de prijs voor beste omroeper voor gekregen - ziet hij in rook op gaan als Roger zijn baan gaat overnemen. Leo wil niet met pensioen, zijn grootste schrikbeeld is dat hij zich dan zal moeten voegen naar de plannen van zijn Jeanne, de vrouw waar hij al zo lang schoon genoeg van heeft.
Roger komt uit het leger, waar hij ‘op overschot’ was. Zijn probleem is eveneens een vrouw, maar niet zozeer zijn echtgenote, ‘die van ons’ zoals hij haar noemt, maar de schone Isolde, de vrouw van zijn dromen, die niet ‘normaal’ is.
Bij de vrouwen hebben we  Kelly die er wel pap van lust, ze heeft maar liefst drie mannen waarmee ze iets heeft. Aanvankelijk kan ze dat wel handelen, maar het wordt steeds moeilijker. Toch noemt ze haar collega Myriam een ‘seutje’. Vanzelf gaat ook met Myriam niet alles naar wens.
Het is op het hoogtepunt (of dieptepunt) van hun leven dat ze nu alle vier in Mechelen zijn. Waar blijft die trein? Waarom roept men niets om?


Wat een originele vorm heeft van Dievel gevonden voor deze roman, die het leven van vier eigenlijk willekeurig gekozen personages genadeloos blootlegt. Met uitzondering van Kelly, die toch ook het achterste van haar tong niet laat zien,  praten ze niet echt met elkaar. We lezen vier steeds wisselende getuigenissen, die heel open zijn juist omdat ze niet gedeeld worden. Ogenschijnlijk zijn het vier oppervlakkige karakters, maar stille waters hebben diepe gronden...
Tragiek en humor, een uiterst goed verhaal.


ISBN 9789460011931| Paperback | 256 pagina's |Uitgeverij Vrijdag |februari 2013

© Marjo, 25 november  2013

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

De Pruimelaarstraat


Begin jaren zeventig woonde er in de streek van Mechelen (Vlaanderen) een verkrachter en moordenaar, bijgenaamd "de Vampier van Muizen". Deze Staf van Eyken kwam al op zijn veertiende in aanraking met politie wegens verkrachting, en heeft al vijf jaar in een 'wederaanpassingsinstituut' gezeten. Toen hij vrijkwam heeft hij zijn eerste moord gepleegd. Pas na de derde werd hij aangehouden. Hij bekende onmiddellijk, niet alleen zijn laatste misdaad, maar alles. Alsof hij er trots op was.
Rondom deze waargebeurde feiten -de krantenartikelen staan in het boek- heeft van Dievel een roman geschreven. Niet zozeer over de moordenaar, maar over de buurt waar hij geboren en getogen is. Een volksbuurt in Muizen, gemeente Mechelen, toegespitst op de Pruimelaarstraat. Er staat een plattegrondje achter in het boek. De bewoners van de straat, die stuk voor stuk gevolgen ondervinden van deze schokkende gebeurtenis, komen wisselend aan het woord. Ook de kapelaan, die het allemaal niet aankan, en de dokter, die ineens een heel interessante praktijk krijgt, mogen hun zegje doen.
Staf woonde bij zijn stiefvader, Pierre Jacobs. Als de Vampier opgepakt wordt, draait Pierre helemaal door, de vrouwen durven hun huis niet meer uit zolang hij nog in de straat woont. Hij moet weg...


Allerlei zaken die men graag onder de deken had gehouden, komen in de openbaarheid. Huwelijken blijken niet zo sterk als men dacht. Geheimen worden openbaar. En dat komt niet eens doordat de politie het tijdens een onderzoek ontdekt, maar omdat de mensen bang zijn dat het uit zal komen. Die angst verandert hun gedrag.
Fons bijvoorbeeld, een brave man, die zich heeft laten overhalen om mee te doen aan een pornomiddag (boekjes en een pornofilm bekijken) weet zich geen raad en verhangt zich. Terwijl het voor het politieonderzoek niet eens van betekenis zou zijn geweest. Er is geen persoon die ontkomt aan de gevolgen, van iets waar ze zelf niet eens schuld aan hebben. Als tenslotte het proces wordt gehouden in Antwerpen, gaan de vrouwen van de Pruimelaarstraat, anders zo honkvast, allemaal op reis...


Louis van Dievel is een journalist. Maar in dit boek doet hij geen verslag van een moordzaak, hij tekent een psychologisch portret van een buurtschap. Het boek gaat over een moordenaar, maar is geen misdaadboek.
De moordzaak is waargebeurd. Voor in het boek staat de vermelding dat iedere gelijkenis met bestaande personen en feiten op toeval berust. Gelukkig... het zou ook te erg voor woorden zijn als deze roman geen fictie was...


Paperback | 371 Pagina's | Uitgeverij Houtekiet | 2006 ISBN: 9052408858

© Marjo, maart 2007

Reageren? Klik hier!