Nooit zullen wij vergeten
"De lentezon zit schrijlings in de blauwe lucht. Ze speelt met witte schapewolken, die nauwelijks haar warmte kunnen onderbreken. Bomen, struiken: met een air alsof ze zichzelf hebben uitgevonden, pronken ze in het felle licht. De grond breekt en bottelt levenssap naar boven. Overal klinkt de jubel van vogelzang; de zangers maken hun arrangementen ter plekke.
Dit seizoen warmt, dampt, verkleurt, breekt open en steekt met een grote gulp de wereld in feestkledij."
Zo begint een boek dat gaat vertellen over de ontberingen en angsten die de familie Blommaerts in de tweede wereldoorlog doormaakt. Deze naturalistische manier van vertellen houdt de schrijver ook aan als hij iets gruwelijker vertelt:
"In de gouden nazomerzon staan twee kleine kistjes verlaten op de stutbalken. Zelfs in de dood worden de kinderen nog een keer van hun ouders weggescheurd. Vogels zingen een loflied ter ere van twee kleine engelen, die inmiddels goed zijn aangekomen. Daar kan een Feldwebel tenminste niets aan veranderen..
Daarna worden de schaduwen langer. En de avond zegent de dag."
Hoofdrolspelers zijn Lodde en zijn vijf jaar jongere broer Narke. Negen en veertien als de oorlog uitbreekt, en niet bereid in een hoekje weg te kruipen. Ze richten hun kattenkwaad nu op het verzamelen van eten voor het gezin, en beseffen nauwelijks dat de gevaren nu wel een stuk groter zijn dan in vredestijd. Hun ouders beseffen dat wel, maar zijn behalve bezorgd ook blij met het gebrachte voedsel. De jongens zien de verschrikkelijkste dingen, die ze thuis verzwijgen; ze zouden immers niet meer weg mogen! Maar hoe ze daar mee om gaan als eenmaal de oorlog voorbij is, beschrijft het boek niet.
Het beschrijft alleen de vier en een half jaar die de oorlog in Vlaanderen duurt, hoe de toestand naarmate de tijd voortschrijdt steeds nijpender wordt. Het is vooral het verhaal van de persoonlijke ervaringen van een gezin, met slechts summier het verloop van de oorlog. Dat wordt bekend verondersteld.
Het zijn jaren waarin kinderen volwassen worden tegen wil en dank, waarin ze zich op het ene moment in levensgevaarlijke situaties bevinden, en even later kinderversjes zingen en de bijbehorende spelletjes spelen.
Daarbij kwam ik nog verschillende aftelversjes tegen die ik ook ken uit mijn jeugd... "schipperke, mag ik overvaren" en "bim, bam, beieren..." Het rijmpje "groene zwanen, zwarte zwanen" blijkt te maken te hebben met de strijd van de Duitsers tegen de Engelsen. Nooit geweten.
Misschien is het autobiografisch, maar ik kan over de schrijver niets vinden. Wel is het duidelijk Vlaams. Een sappig taaltje, met mooie woorden die wij Nederlanders, niet gebruiken. Nu denk ik dat Vlamingen veel van die woorden ook niet meer gebruiken, en het zou me niets verbazen als dit boek eerder, veel eerder, geschreven werd als het uitgegeven is. Dat is pas in 1993 gebeurd. Maar weten doe ik het niet.
Uitgeverij Heibrand Turnhout, 1993, 124 pagina's, paperback, ISBN: 9789069910826
© Marjo, november 2006
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik hier!