Een ontgoocheling/Het dwaallicht
Een ontgoocheling is geschreven in 1914 en Het dwaallicht in 1946. Waarom deze beide verhalen bijeengebracht zijn in één boekje ontging mij aanvankelijk. Of het moest zijn omdat Antwerpen in beide verhalen een voorname rol speelt. Volgens het nawoord van Vic de Reijt hebben beide verhalen een autobiografische basis. In het eerste herkennen we de jonge Elsschot als de weinig succesvolle student. In het tweede verhaal is zijn alter-ego Laarmans de gids van drie zeelieden tijdens hun zwerftocht door Antwerpen.
De hoofdpersoon uit Een ontgoocheling, Louis de Keizer, is sigarenfabrikant. Maar niet op een erg doortastende en succesvolle manier: zijn klantenkring bestaat voornamelijk uit familieleden en kennissen. Zijn eigenwaarde ontleent hij aan zijn voorzitterschap van de Vereniging “De Lustige Whistspelers”. En aan de toekomstverwachtingen voor zijn zoon Kareltje die voorbestemd is om advocaat te worden. In de loop van het verhaal zijn we getuige van twee ontgoochelingen. Ten eerste blijkt Kareltje niet in staat aan de verwachtingen te voldoen. Hij kan het niet bolwerken op het Gymnasium, blijft driemaal zitten in de eerste klas en zwerft daarna van het ene onooglijke baantje naar het andere om te eindigen als loopjongen bij een drukkerij. Daarnaast wordt De Keizer op slinkse wijze uit het voorzitterschap van de kaartclub gewerkt en moet hij toezien hoe alles wat hij in de loop der jaren bij de club heeft opgebouwd radicaal gewijzigd wordt. Dubbel ontgoocheld sterft De Keizer en krijgt een glorieuze begrafenis, geregeld door de nieuwe voorzitter van de kaartclub ter meerdere glorie van vooral zichzelf en de kaartclub (“…die een feestcommissie benoemde welke zorg moest dragen dat de overleden voorzitter met staatsie ter aarde werd besteld”).
Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog duurde het tot 1921 voor Een ontgoocheling uitgegeven kon worden. Het kreeg totaal geen aandacht. De verlossing (1916), werd verboden in Vlaanderen. Ook Lijmen (1924) werd nauwelijks opgemerkt. Pas in 1933 met de verschijning van Kaas begon de waardering voor Elsschots werk op gang te komen. Toch is de tragikomische toonzetting, die Elsschots werk doorgaans kenmerkt, in Een ontgoocheling al duidelijk aanwezig. Wel vertoont het nog de semi-naturalistische trekjes van Villa des Roses.
“Een van zijn oudste werken heet Een ontgoocheling. Ontgoocheling, dat is het motto dat je boven zijn hele werk kunt plaatsen en dat er spankracht en ontroering aan geeft. Ontgoocheling omdat het leven en de wereld zijn wat ze zijn, en ontgoocheling omdat we niet in staat zijn aan die lamentabele situatie ook maar iets te veranderen. Ontgoocheling ook omdat we zelf, op de keper beschouwd, geen haar beter zijn dan die lamentabele wereld. Het leven wordt dus gekenmerkt door tragiek. De mens levert een wanhopig gevecht tegen een harde, onmenselijke wereld en tegen zijn eigen onmacht om ook maar de kleinste kleinigheid in die wereld en bij zichzelf te veranderen, laat staan te verbeteren. Vandaar Elsschots unieke stijl, die op het eerste gezicht cynisch en onverschillig aandoet, maar in werkelijkheid de noodkreet is van een gekwetste en radeloze ziel. (Tertio 257 - 12 januari 2005 - p. 10).“
De romans Villa des Roses, Een ontgoocheling en De verlossing kunnen als semi-naturalistische werken worden beschouwd (NEDWEB/Literatuur in context).”
In Het dwaallicht ontmoet Laarmans drie matrozen (Afghanen) die op zoek zijn naar Maria van Dam en daarbij zijn hulp inroepen: net als hij besloten heeft niet eerst de kroeg te bezoeken na werktijd, maar een krant te kopen en direct naar huis te gaan. Niet omdat hij tot inkeer gekomen is (zoals het huisfront zal denken), maar omdat het weer te slecht is voor de tocht naar zijn stamkroeg. Hij herinnert zich de vergeefse zoektocht die hij zelf eens maakte in Bombay naar Fathma en besluit de Afghanen te helpen. De matrozen hebben Maria ontmoet aan boord en haar geschenken gegeven. Ze kregen van haar een kartonnetje met haar adres, maar ondanks alle moeite die Laarmans doet, vinden ze haar niet. Laarmans hulp is niet geheel onbaatzuchtig: hij is zelf ook wel geïnteresseerd in dit mysterieuze meisje. Hij gaat er zelfs voor bij het politiebureau langs. Daar krijgt hij twee mogelijke adressen. De eerste is een kroeg, waar Laarmans en Ali Khan (zoals hij hem in stilte noemt) discussiëren over cultuurverschillen en het Christendom en de Islam. Maar Maria van Dam vinden ze er niet. Hij zwijgt over het tweede adres en nadat hij afscheid heeft genomen van de matrozen, loopt hij langs het andere adres (Lange RIDDERstraat) waar Maria zou kunnen wonen. Hij weet bijna zeker, dat dat wel het goede huis is, maar hij komt tot inkeer en gaat aan haar huis voorbij.
Bij de bespreking van Elsschots werk wordt meestal verwezen naar het autobiografische karakter ervan. Elsschot benadrukte maar al te graag ook zelf de link met zijn eigen leven. Daardoor wordt soms de literaire beoordeling veronachtzaamd. Dat is jammer. Zeker bij Het dwaallicht. Of de zoektocht werkelijk heeft plaats gevonden, of het telefoonnummer van het politiebureau klopt (zoals beweerd wordt) is veel minder interessant, dan de literaire bedoelingen die Elsschot met deze novelle gehad heeft.
Het dwaallicht heeft een dubbele bodem: onder de laag van het verhaal over de fysieke zwerftocht ligt de laag van een geestelijke zwerftocht. De naam Maria, de geschenken die ze kreeg van de drie donkere mannen uit het Oosten, de verwijzing naar de sterrenhemel, de zogende jonge vrouw en tal van andere details spelen daarbij een rol. De gesprekken over Christendom en Islam, de innerlijke dialoog van Laarmans over wel of niet een bezoek brengen aan deze Maria raken ook aan deze laag.
“De metafysische problematiek (en ten dele ook de problemen in de morele sfeer) die in Het dwaallicht aan de orde gesteld worden, maken dit relaas tot een menselijk document dat boven de andere verhalen van Elsschot uitstijgt en het een uitzonderlijke waarde geeft (DBNL)”.
Misschien is dàt de reden dat deze novellen in één boekje uitgegeven zijn: zo wordt zichtbaar wat de tijd in 40 jaar met een schrijver (èn mens?) kan doen.
© Librije, augustus 2007.
Amsterdam, Querido, 1999. Geb., 142 p., Salamander Klassiek. (Oorspr. dr. 1921/1946). ISBN: 9021497751
Zie ook: Willem Elsschot Genootschap
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER