Of de oleander de winter overleeft
Stefan Popa


Verspreid over Griekenland, Albanië, Macedonië en Bulgarije zijn er naar schatting nog zo'n 200.000 mensen die zich Aroemenen noemen, een volk dat geen eigen land meer heeft. Alleen in de stad Crushuva, een stad in het zuidwesten van Noord-Macedonië, wordt het Aroemeens nog erkend.


De Aroemenen behoren tot de Vlachen, een aanduiding voor alle Romaanstalige bewoners van de Balkan. Oorspronkelijk komen ze uit het Pindosgebergte, het berggebied in het noordwesten van Griekenland. Een groot deel van dit gebergte vormt nu een nationaal park, waar nog beren en wolven leven.
In de 18e eeuw hadden de Aroemenen een eigen culturele hoofdstad op de Balkan, die op dat moment, op Istanbul na, met 60.000 inwoners de grootste stad was van heel Zuidoost-Europa. Deze stad, Moscopole, werd diezelfde eeuw nog van de kaart geveegd door het Ottomaanse leger.


Er zullen niet veel lezers zijn die eerder gehoord hebben van dit volk dat door Stefan Popa uit de vergetelheid gerukt wordt!
Zijn hoofdpersoon woont in Crushuva. Pitu heeft te horen gekregen dat – treffende symboliek! – hij niet lang meer te leven heeft. Zijn dokter vertelde hem dat de hersentumor ongeneeslijk is. Pitu is niet van plan het iemand te vertellen, zeker zijn twintigjarige dochter Samarina niet. En hij maakt het maar vast uit met zijn vriendin Ecatarina, vanuit een poging haar tevoren te verzoenen met het naderend afscheid. Alleen accepteert Ecatarina het niet! Iedere dag komt ze weer terug bij hem.


Ooit was Pitu de burgemeester, geliefd door de bewoners van de stad. Hij streefde er naar de eigenheid van het volk, met hun eigen taal en cultuur, te behouden.
Maar zoals dat gaat ziet hij de wereld veranderen. Hij zal het moeten accepteren.


‘Alleen Oostenrijk zat tussen ons (= Macedonië en Duitsland) in - en daar spreken ze ook Duits. Nu zijn het minimaal vier staten, maximaal zes - ik heb ze gisteren geteld op mijn globe. Weet u wel hoeveel globes ik sinds ‘89 heb moeten aanschaffen?’


Een andere verhaallijn is die van Costa, de vader over wie Pitu zo veel heeft gehoord, zonder hem ooit gekend te hebben. Maar Aretia, zijn moeder, vertelde hem alles. Ook wat hij niet wil weten… Met het personage Costa kan de schrijver vertellen over de ondergang van het Ottomaanse Rijk. Costa vocht in de Eerste Wereldoorlog en zwierf door de gebieden van de strijdende partijen.


Rond de eeuwwisseling was er geen sterke leiding meer, en ieder volk – dat waren er nogal wat! – probeerde een eigen gebied te creëren. Naast Albanië, de Republiek Macedonië en Griekenland ontstond ook Roemenië. En de Roemenen wilden aanvankelijk het Aroemeense volk wel opnemen, maar dit was tegen het zere been van Griekenland. Door de Balkanoorlogen, vanaf 1912 uitlopend in de Eerste Wereldoorlog, werd er guerrilla gevoerd, werden groepen burgers herhaaldelijk uit hun woongebied verdreven. Grenzen werden verlegd, de macht kwam herhaaldelijk in andere handen. Tijdens deze oorlogen deden ook de Aroemenen een poging een eigen staat te vormen. Het is niet gelukt.


‘Ze hadden elkaar aangeraakt en losgelaten.
En toch waren ze samen. Niemand kon herinneringen lozen. Iedereen is met elkaar verweven, dacht hij. Huizen met dorpen, dorpen met provincies, provincies met landen, landen met andere landen. Wij, zij. Albanezen, Grieken, Macedoniërs, Bulgaren, Serviërs, Turken. Iedereen is garen, en samen vormen we een tapijt dat dan toevallig Turks of Grieks moet heten omdat alles nu eenmaal een naam nodig heeft.’


Hoe belangrijk is het voor een mens om te weten van wie hij afstamt? Tot welke bevolkingsgroep hij behoort? Is het al die oorlogen waard?
Opportunisme, verkeerde keuzes, het brengt meestal niet veel goeds. Voor de Aroemenen lijkt het vergetelheid te brengen. Behalve voor het volk zelf. Crushuva leeft nog. En het Aroemeens ook. Maar hoelang nog?


Of de oleander de winter overleeft is een traag verhaal, met veel namen. Er wordt steeds gewisseld van heden en verleden, en geeft op deze manier een beeld van de geschiedenis van de Balkan, zoals we dat niet eerder in een roman lazen. Alleen al daarom is het zeer de moeite waard, Popa heeft een boeiend verhaal geschreven. De symboliek ligt er wel dik bovenop - bijvoorbeeld de stervende Pitu, ooit geliefd bij zijn volk - maar dat werkt in een ingewikkeld verhaal als dit juist prima. Stefan Popa heeft feiten uit zijn eigen familiegeschiedenis verwerkt en laat ook nog een hedendaags migratiefeit opduiken in de vorm van een Syrische vluchteling.


Het boek vertelt over de geschiedenis van een volk, dat onvermijdelijk steeds meer zal opgaan in de totaliteit van volkeren. Zoals assimilatie steeds optreedt in de geschiedenis van de mensheid. In een ver verleden, kort geleden en nog steeds.


Stefan Popa ( Vleuten, 1989) is de zoon van een gevluchte Roemeen. Zijn moeder is in Nederland geboren. Hij studeerde journalistiek in Zwolle en werkt als journalist/copywriter en is Roemenië-kenner.
In 2014 verscheen zijn debuutroman: Verdwenen grenzen.


ISBN 9789402702576 | paperback | 400 pagina's | Uitgeverij Harper Collins| maart 2019

© Marjo, 26 mei 2019

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER