Piet Poell

Prinsessen in het Prinsenhof
Historische roman over het Maaseik van de 18e eeuw
Piet Poell



Maaseik is tegenwoordig een gemeente in het noordoosten van de Belgische provincie Limburg.
Ten tijde van het verhaal over het Prinsenhof, dat halverwege de achttiende eeuw gebouwd werd in Maaseik, bestonden Nederland en België niet als zodanig.


Het land van Loon - de streek die ongeveer het huidige Belgisch-Limburg omvat – was net als de rest van Europa herstellende van de Tachtigjarige oorlog. De ellende was voor de bevolking nog niet voorbij, terwijl er al weer nieuwe oorlogen op stapel stonden. De Hollandse Oorlog (1672 - 1678), de Negenjarige Oorlog (1688 - 1697), de Spaanse Successieoorlog (1702 - 1713) en de Zevenjarige Oorlog (1756 - 1763) putten het land uit. Belastingen werden steeds maar verhoogd, oogsten mislukten. Een mensenleven was niet veel waard, vrouwen niet veilig voor de rondtrekkende troepen, die hun eigen kostje bij elkaar moesten zien te scharrelen.
Staatsen, Engelsen, Spanjaarden, Pruisen, Oostenrijkers of Fransen, hun legers wisselden elkaar af, het maakte voor de bevolking weinig uit. En het zijn niet de boeren en arme burgers die geschiedenis schrijven, dat zijn in die tijd de adel en de geestelijkheid, en de bevelhebbers van de legers.


Piet Poell daarentegen laat de geschiedenis van Maaseik, met als kern het Prinsenhof, vertellen door de gewone mens, met name door drie sterke vrouwen, oma, dochter en kleindochter, te weten: Françoise, Marie-Louise en Emma, de ‘prinsessen’ van het Prinsenhof. 
Zijn boek verloopt niet chronologisch, hetgeen je vooraf al in het stukje ‘Leesinstructies en kleine genealogie’ kunt lezen.


Deel een gaat over Emma. Zij staat voor de tijd van de Franse Revolutie (1798) die zijn tentakels uitstrekte tot ver in het Noorden, waarin kloosters opgeheven werden door de Franse overheersers. Emma was non, maar moet haar kostje nu bij elkaar scharrelen door haar lichaam te verkopen. Zij is zo ongeveer de privé-hoer van Commissaris Dodé, de gehate zetbaas van de Fransen, die fel antikatholiek is, maar niet aarzelt om Emma tot zijn seksspeeltje te maken. Emma op haar beurt is niet te beroerd om zijn tegenstanders te helpen hem uit de weg te ruimen.


Het Prinsenhof is in die tijd al geruime tijd in verval. De inboedel is verdwenen, maar de gebouwen staan er nog. Min of meer. Emma is er graag, haar grootmoeder en moeder woonden er.


Emma aan het woord tegen een priester die voor haar gevallen is:


‘Schei uit met die preek, ik ben geen dolend schaap! Ik ben alleen heel kritisch in de liefde en het werk dat ik doe maakt me met de dag kritischer. Zoek een brave echtgenote en nodig mij af en toe eens uit op de thee. Zal zij verrast van opkijken! Nee, Anselmus, de wereld steekt vol vooroordelen en vastgeroeste ideeën en ik ben er zeker van dat God Zijn schepping zo niet bedoeld heeft. En ik ga dat valse wereldbeeld niet in stand houden met jou! Ik ben niet van plan om mij een rol als huissloof op te laten dringen, alleen omdat dat volgens de goegemeente voor een vrouw zo hoort! Ik heb in het volle leven gestaan en ik heb in het klooster gezeten en ik verzeker je, lieve Anselmus, als het aan mij ligt, zit ik straks zo weer in het klooster. Vrouwen zijn in het zogenaamde volle leven aangeschoten wild, dat je  òf kunt misbruiken òf aan banden moet leggen. In een huwelijk bijvoorbeeld, broedplaats voor de volgende worp van slachtrijpe armoedzaaiers! ‘


In haar verhaal stipt Emma al aan wat in de volgende delen verteld zal worden, over haar familie.


In deel twee is Jeremy Cardigan de ik-verteller. Hij is de zoon van de gelijknamige Engelse soldaat die verder trok met het leger en zich nooit meer liet zien. Hij werd geboren in 1706, ten tijde van de Spaanse Successieoorlog, waarin Maaseik door de Staats-Britse troepen van Marlborough wordt bezet. (opmerkelijk feit: de hertog van Marlborough wordt tot de dag van vandaag in de Maasstreek verbrand in de vorm van een pop, hertog ‘Malbroek’ voorstellende).
In zijn verhaal lezen we over de nieuwerwetse ideeën van de Verlichting, door sommigen omarmd, door anderen verguisd; over de prins-bisschop Theodoor van Beieren (1703 - 1763), de man die in 1753 het Prinsenhof als jachtslot/buitenverblijf liet bouwen. Jeremy is daar als bouwer bij betrokken.
Het zijn dan nog goede tijden voor Maaseik, al profiteert de gewone man daar niet van.
Jeremy huwt Louise en krijgt met haar dochter Françoise, de oma van Emma, op wie deze laatste zo gesteld was.


Françoise is de verteller in het derde deel. Zij heeft prins-bisschop van Beieren nog gekend, en vertelt hoe na zijn dood in 1763 de opvolger D’Oultremont geen boodschap had aan Maaseik, waardoor het stadje hard achteruit kachelde. Waar Emma alleen een vervallen paleis zag, en Jeremy als bouwer het zag groeien, zag Françoise de bloeiperiode. Zij ziet de Revolutie komen:


‘Het hele systeem moest omver geschopt worden. Hij bleef maar schoppen. Welk systeem? Leeghoofden die in vorstenhoven zetelden zouden de straat op gesleurd worden als het volk eenmaal in opstand kwam, maar ze riepen het zelf over zich af. Wacht maar, zei hij, tot de mensen echt hun gezond verstand gaan gebruiken en zelfs de hypocriete klerikalen van de kansel trekken – ik zag de heilige huisjes bezwijken en een stroom van bloed en neergesabelde koppen uitbreken; de kerkpoorten openden zich om de stroom door te laten en de duivel had zij slachtoffers voor het oprapen!’


Françoise ziet ook het einde van het Prinsenhof komen, tien jaar na de dood van Theodoor van Beieren is er al niet veel meer van de oude glorie over. Ze slijt haar dagen te midden van de vergane glorie, maar het Prinsenhof staat te koop.
In het begin van de negentiende eeuw zal het tenslotte afgebroken worden. Emma leeft dan nog.


‘Na meer dan een halve eeuw nutteloos bestaan sinds de dood van Theodoor van Beieren, vijfentwintig jaar nadat ze in Frankrijk Marie-Antoinette hebben opgeruimd., ‘la belle reine’, iets minder dan vijfentwintig jaar nadat de revolutionairen elkaar hebben opgeruimd, vier jaar nadat minder visionaire geesten Napoleon hebben opgeruimd en nu bestaat het Prinsenhof alleen nog maar als stoep in de Bostraat en als bankje op de Markt. Het zou een lege, schrijnende plek moeten hebben achtergelaten in het hart van Maaseik, maar de burgers lijken opgelucht dat ze het overleefd hebben.’


Als de lezer eenmaal zover is gekomen in het verhaal, dan zou hij of zij ook wensen dat we dat Prinsenhof nog in al zijn glorie hadden kunnen gaan bekijken, zo zit het verhaal over het paleis, en vooral over de bewoners daarvan in ons hoofd. Helaas. Het is er niet meer.


Door het verhaal van Piet Poell komt de achttiende eeuw zoals het in Maaseik was tot leven. Maar het leven van de gewone man zal overal hetzelfde geweest zijn. Het is immers nog steeds zo. Nog steeds zijn mensen corrupt, kleingeestig, voelen ze zich meer dan een ander of houden ze eigenzinnig en star vast aan hun eigen ideeën. Nog altijd is er het verschil tussen rijk en arm, is er machtsmisbruik. Er verandert eigenlijk niets.
Maar gelukkig is de mens is ook in staat om te overleven, om lief te hebben, en door te zetten en optimistisch stand te houden.


Het boek is zoals gezegd verdeeld in drie delen plus een extra kleiner deel van Emma als toegift. Er zijn foto's toegevoegd, onder andere een plattegrond van het toenmalige Maaseik, en er is een voorwoord van de eigenaar van de huidige Hoffkliniek, waarvan de voordeur zich precies bevindt op de plaats van de achterpoort van het paleis. Piet Poell moet er een flink karwei aan gehad hebben om al deze informatie te vinden en te ordenen, en dan ook nog in te wikkelen in een goed lopend en boeiend verhaal. Er komen geregeld Limburgse woorden voor, zonder verdere vertaling, maar dat is ook niet nodig.
In dit lijvige boek weet Piet Poell een sfeer op te roepen zoals die er in de achttiende eeuw best geweest kan zijn. In een goed historisch verhaal gaat het om een feitelijke juiste achtergrond waarin een mens zich staande moet zien te houden. In Prinsessen in het Prinsenhof is dat het geval.


Piet Poell schreef columns voor het Belang van Limburg. Hij bereisde de wereld en heeft zijn hart verpand aan het Vlaamse Maaseik. Hij schreef eerder: De Romantische route (roman van een reis door Mexico), Rosaura (heftige biografie van zijn Colombiaanse vrouw), Limburg Blues (verhalen) en Porno Británico (hilarische roman).

ISBN 9789493048188 | paperback | 600 pagina's | Uitgeverij Tic | april 2020

© Marjo, 24 mei 2020

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER