Boekenarchief M

Geestgrond
Sarah Moss


Zoals ieder jaar gaat de zeventienjarige Silvie met haar ouders kamperen. Net zo min als haar moeder vindt ze dat leuk, maar haar vader is een dominante man, die zijn vrouw en dochter flink onder de duim houdt. Hij mishandelt ze ook, ze zijn bang van hem. Als hij wil kamperen, dan gebeurt dat.

Deze zomer is het anders dan andere jaren. Ze gaan met een groep studenten mee, die voor studiepunten onder leiding van hun professor de ijzertijd willen naspelen, in Northumberland.Hei, veen, moeras, niet bepaald een luxe vakantieoord.

Silvies vader is buschauffeur, haar moeder caissière, het zijn eenvoudige mensen die niet gestudeerd hebben. Haar vader is door zijn fascinatie met het leven van de Oerbritten in contact gekomen met professor Slade, ze zijn als twee handen op een buik.

Er zijn strikte regels en vooral de vader eist dat zijn gezin zich daar aan houdt. Met lede ogen ziet hij hoe de studenten Molly, Pete en Dan wel eens smokkelen. Zij slapen bijvoorbeeld in een nylon tent! Dat kan natuurlijk niet. Het gezin woont daar in een rondhuis dat eerder door studenten gebouwd is als onderdeel van het vak experimentele archeologie. Ze slapen op primitieve britsen. In de tent, ook die van de professor, zijn natuurlijk luchtbedden…
Vader reageert zijn frustratie af op zijn vrouw, die nergens aan mee doet. Zij blijft de hele dag op de kampeerplek en probeert voldoende eten te bereiden op een zeer primitieve manier.

‘We eten pap, zei ze, nou ja, ik geloof dat het haverbrij is, alleen dan zonder melk en het is ook geen haver, eerder rogge, geloof ik, laten we hopen dat het geen gerst is, anders is het pas met sint-juttemis gaar.’

Ze moet het doen met wat de anderen – de jagers-verzamelaars – aanleveren en de natuur is dan wel gul, het is ook een smoorhete zomer. Silvie en de studenten zoeken naar eetbare planten, bessen en mosselen, terwijl Silvie’s vader en de professor konijnen vangen of vissen.

Dat is helemaal naar haar vaders zin: de vrouw is volledig ondergeschikt, en moet doen wat de man wil. Zo leefden de Oerbritten ook, beweert hij. De professor protesteert wel een beetje maar laat ondertussen gebeuren wat Molly als enige opmerkt: dat Sylvie en haar moeder wonden hebben als gevolg van slaag met een riem, en onder de blauwe plekken zitten. Niet normaal, zegt ze, maar Sylvie weet niet beter, en verdedigt haar vader zelfs. Hij is een lastige man, dat weet ze wel, en ze wil ook wel het huis uit, maar haar moeder dan?

Zij weet heel veel over de natuur, en als haar vader vraagt om hazelnoten, weet zij waar ze heen moet. Ook weet ze dat ze het niet moet wagen zonder die noten terug te komen. Maar de anderen kennen haar vader niet. Zij zien de noodzaak helemaal niet in om nog verder te gaan. Het is smoorheet.

‘Er vielen flarden zonlicht door de bomen. Ik probeerde de zon links te houden terwijl ik de heuvel opging, maar de plek waar ik Molly voor het laatst had gehoord, maar ik hoorde haar niet meer en de zon was ineens aan mijn rechterkant en ik had zo’n dorst dat ik aan niets anders kon denken dan aan water, wat ik niet bij me had en de anderen wel. En de hut, de beek en mama met iets te eten voor me konden echt niet veel verder dan een kwartier lopen zijn. Achter me zong doordringend een vogel, een schel herhalend wijsje als het belsignaal van een telefoon. De tuniek schuurde langs mijn bezwete huid, kleefde aan de pijnlijke plekken op mijn rug, en tussen mijn tenen zaten kruimeltjes en boomschors. Water. Ik snakte naar water. De vogel begon weer te fluiten en het schelle deuntje snerpte door mijn schedel, verergerde mijn opkomende hoofdpijn.’

Sylvie kent de verhalen over de dierenoffers, en over de veenlijken. Maar nooit had zij durven denken aan wat er zou gebeuren. Ze is dan ook meer bezig met haar vader, die zich gruwelijk ergert aan vooral Molly, die bepaald niet bang is van mannen, en doet wat ze zelf wil. ‘Daag hem alsjeblieft niet uit’, denkt ze, als Molly weer eens de spot drijft met zijn denkbeelden. Maar ze kan niets uitleggen zonder zelf risico te lopen.

De ik-verteller is Sylvie. Door haar ogen lezen we hoe zij en haar moeder geterroriseerd worden door de vader. Angst overheerst hun leven. ‘Voor ons is dit normaal.’

Terwijl Sarah Moss vertelt over de mensen in de ijzertijd, en vooral ook de nodige kanttekeningen plaatst - want we weten het allemaal niet zeker – zet ze de karakters van de gezinsleden duidelijk neer. De sfeer tekent ze voortreffelijk, al had het zelfs nog dreigender mogen zijn.
En toch, zelfs ondanks de proloog waarin het verhaal van een veenmeisje verteld wordt, is het einde een verrassing.

Sarah Moss is docent Engelse en Amerikaanse literatuur aan de universiteit van Kent. Ze schreef eerder over de geschiedenis van poolexpedities. Sarah Moss werkt momenteel aan een boek over chocolade!

ISBN 9789493081161 | hardcover | 176 pagina’s | Uitgeverij Orlando | september 2019
Vertaald uit het Engels door Tjadine Stheeman

© Marjo, 26 januari 2020

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER