Boekenarchief T-U-V

Zondagskind
Alsof opgroeien nog niet genoeg is
Judith Visser


Twaalf jaar geleden las ik Tegengif, het debuut van Judith Visser, een apart boek dat toentertijd veel stof deed opwaaien vanwege de inhoud. Het verhaal ging namelijk over een jong meisje dat de prostitutie in gegaan was nadat ze haar grote liefde met een andere vrouw in bed betrapt had.  Persoonlijk vond ik het geen slecht verhaal, het boeide wel, hoewel het her en der nog wat rammelde, wat een debutant vaak eigen is. Ook het vervolg Tinseltown was apart en goed geschreven. De twee boeken waren verhalen over dezelfde jonge vrouw maar er bleef afstand. Je voelde je niet betrokken, het was verstrooiing, prettig leesbaar, toch maakte het geen blijvende indruk.



En nu las ik Zondagskind en ben bijna verbijsterd over de groei van Judith Visser. Het is nauwelijks te geloven dat zij dezelfde schrijfster is van boeken als Tegengif en Tinseltown. Hoewel die in hun genre zeker niet slecht zijn, staat Zondagskind mijlenver van deze boeken af. Het steekt er met kop en schouders bovenuit. Dit is het échte werk.


Na de inleiding trekt Judith Visser je gelijk de wereld in van Jasmijn Vink, geboren in 1978. Jasmijn vertelt ons haar verhaal. Je voelt je gelijk betrokken bij het vierjarige kind dat de wereld niet erg begrijpt. Ze voelt zich prima bij haar moeder en Senta, haar hond. Ze kan al lezen en luistert graag naar sprookjes die op bandjes ingesproken zijn. Ze heeft moeite met spreken tegen vreemde mensen, daarvoor moet ze ze eerst beter kennen, soms kan het tot ergernis van de persoon die het betreft, heel lang duren voor ze wat zegt. Maar kinderen moeten naar school, en dat blijkt een ramp voor Jasmijn te zijn. De eerste dag is ronduit verschrikkelijk.


Het felle licht kraste in mijn ogen. Overal waren stemmen, zo luid alsof ze allemaal tegelijk in mijn oor schreeuwden.
'Geef terug!' riep ene jongen, die Ramon heette.
'Nee!' Colette rende weg. Ze hield een brandweerautootje hoog boven haar hoofd.
Ramon stormde brullend achter haar aan.
'Pak me dan als je kan!' Colette maakt gillende sirenegeluiden. Zij vond het hier blijkbaar wél leuk.
Ik zat op de grond in de poppenhoek en drukte mijn handen tegen mijn oren.  De vloer dreunde van Ramons gestamp. Zijn rode trui flitste voor mijn ogen, dezelfde kleur als die van de brandweerwagen in Colettes handen en de wangen van Mathilde. De hele wereld was rood, en de kleur sloeg tegen mijn hersenen. Bam-bam-bam. Ik kneep mijn ogen dicht.[...] De trillingen van de grond kropen in mijn lichaam. Mijn tanden klapperden.


Jasmijn loopt onmiddellijk weg. Dit is teveel, deze kakofonie van geluiden, indrukken, prikkels, kleuren, het is véél te veel. Het is duidelijk dat er iets met Jasmijn aan de hand is. Maar het zijn wel de jaren tachtig. Er werd nog weinig aandacht geschonken aan kinderen die anders dan andere kinderen reageerden. Volgens de algemeen heersende opvattingen zal Jasmijn wel wennen aan school en dan zal het wel beter gaan.

Natuurlijk is dat niet zo. We volgen Jasmijns leventje, gezien door haar ogen en het kan haast niet anders dan dat je meeleeft met het meisje dat zich met veel moeite staande houdt in een voor haar onbegrijpelijke wereld. Ze snapt niet waarom ze naar school moet, waarom ze niet mag lezen in de klas, waarom Senta niet mee mag naar school.
De juf heeft moeite met het zwijgzame kind dat eigenlijk haar leeftijd ver vooruit is. Ze begrijpt het stille meisje niet, verbiedt haar dingen die voor Jasmijn een noodzaak zijn om alles aan te kunnen. Ze wil bijvoorbeeld dat Jasmijn hand in hand met andere kinderen loopt, dat is veiliger, maar Jasmijn kan het niet. Alleen oma, papa, mama en haar broer mogen haar aanraken.
Het is allemaal aanstellerij volgens de juf...


Moeder en Senta zijn Jasmijns grote rustpunten. Moeder accepteert Jasmijn volledig, ze laat het kind met rust, zegt dat 'ze nu eenmaal zo is' maar weet niet hóe belangrijk haar gedrag voor Jasmijn is. Jasmijn heeft behoefte aan regelmaat, aan ijkpunten. Ze wil de wereld begrijpen maar dat lukt maar niet. Ze gebruikt ook een bijna volwassen taal, die benadrukt hoe anders haar belevingswereld is van de kinderen om haar heen. Ze wil zo graag dingen snappen, erbij horen maar ook met rust gelaten worden.


En zo lezen we het ontroerende verhaal over een meisje dat opgroeit tot jonge vrouw, die langzamerhand haar draai probeert te vinden en zichzelf leert te accepteren, hoewel dat niet makkelijk is. Haar omgeving begrijpt haar en vooral haar gedachtegang niet en dat is voor Jasmijn weer onbegrijpelijk.


Judith Visser heeft zonder het woord te noemen prachtig de innerlijke strijd van iemand die het aspergersyndroom heeft, weergegeven.  Het knappe is dat Jasmijn geen stakkertje is geworden, integendeel, het is een sterke meid die doet wat ze kan in de voor haar zo onbegrijpelijke wereld. Met vallen en opstaan komt ze steeds verder en zie je haar groeien en opbloeien. Het is vooral omdat het verhaal vanuit Jasmijn zelf verteld wordt dat het zo'n impact heeft.
Het boek moest na lezen even een paar dagen bezinken en gaf veel stof tot nadenken. Prachtig! Ik heb in geen tijden zo'n invoelend en goed geschreven boek gelezen. Elk woord staat op zijn juiste plek. Vooral lezen!


Judith Visser (1978) kwam er op volwassen leeftijd achter dat ze het syndroom van asperger heeft. Door haar ervaringen kon zij dit boek ook schrijven. Het is bijna een monument voor mensen met het syndroom van asperger maar ook geeft het enorm inzicht in het syndroom voor mensen die het niet hebben. Een prachtig bewaarboek.


ISBN 979402701173 | Paperback | 478 pagina's | Harper Collins | april 2018

© Dettie, 12 juni 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER