Boekenarchief T-U-V

altDe intrede van Christus in Brussel
Dimitri Verhulst

Zijn de eerste woorden een aanwijzing dat je dit boek niet al te serieus moet nemen? Het begint namelijk met La La La lala etc..Twee regels ge’la’ op een verder lege pagina..
maar nee:


‘Belg is men doorheen de hele tricolore geschiedenis namelijk altijd met verve kunnen zijn zonder zich als dusdanig te moeten profileren. Een land waar men nooit een grootse zanger van het volkslied hoefde te zijn. Waar ik niemand ooit echt geïnteresseerd geweten heb om vlekkeloos de nationale faldera te zingen. Misschien zaten onze drie officiële landstalen voor iets tussen. Dan wordt het algauw een hele kakofonie wanneer een meute simultaan in de eigen moedertaal het vaderland bejubelt.’


‘Geef mij maar die gezellige la la la van ons, die rook tenminste niet naar oorlog.’


La, la la dus.. Dit gedeelte geeft een veeg uit de pan naar het Vlaams Blok.
Maar ik loop vooruit. Deze veeg komt pas bij tiende statie. Het boek is namelijk verdeeld in staties, zoals je die loopt bij een kruisweg. De kruisweg die Christus liep in eerder tijden, die eindigde met een verrijzenis. En de belofte dat hij weder zou komen. Dat gaat nu gebeuren staat er in de Vlaamse kranten: Christus wordt verwacht op 21 juli in de hoofdstad. Toevallig is dat ook de nationale feestdag. Dit bericht veroorzaakt heel wat drukte: welke route moet hij nemen? Wie moet hem ontvangen? Welk  welkomstlied moet men zingen?
Nog voor de man er daadwerkelijk is heeft zijn komst al een goede invloed: iedereen wordt socialer, bekommert zich om de behoeftige, zijn vriendelijk tegen de buurman die ze normaal negeerden. Het misdaadcijfer daalt, de taalstrijd is even niet ter zake: de taal van Christus is immers noch Vlaams, noch Frans! En jawel: in het asielzoekerscentrum vond men een Aramees meisje, die vast wel een taal sprak die Christus zou verstaan.


Daar, in de transitzone van de nationale vlieghaven, zaten achter prikkeldraad de uitgeprocedeerden, de papierlozen, de vergeefse zoekers naar begrip en asiel, in afwachting van een vliegtuig waarmee ze werden gerepatrieerd naar waar ze evenmin welkom waren. Omdat het hen niet in de schoot geworpen was, hadden ze het geluk te zoeken, over vele staatsgrenzen heen... Ach, we hadden geen koolmijnen meer, anders hadden we ze daarin kunnen stampen. Zo sterkte hun gevonden geluk ons nog tot nut.´


Ohanna mag als gids optreden. Zij is een kind. ´De keuze voor een kind kon zelden kwaad, vraag dat maar aan reclamemakers.´
De stad wordt versierd,  Manneken Pis wordt weer opgetuigd zoals te doen gebruikelijk.
Kortom: de grijze grauwe sfeer waarmee de hoofdstad gewoonlijk belast is, is weggepoetst; alle minpunten worden gewist. Per statie pakt Verhulst een onderwerp aan, waarin hij door te vertellen wat men allemaal wel niet doet ten behoeve van de Grote Dag, de donkere kant van  zijn land kan schetsten.
Intussen is de verteller ook in zijn persoonlijke leven geraakt:


‘Zelf kocht ik in Les Jardins du Luxembourg bloemen voor mijn vrouw, witte, iets wat ik in geen tijden meer had gedaan, een bevlieging zeg maar, en gaf vooral mezelf daarmee te kennen blijkbaar nog aan dat in slaap dommelende huwelijk van ons te willen werken.’


Het boek heeft wederom de cynische toon die we van hem kennen. Een maatschappijkritiek in typische Verhulststijl, met rake opmerkingen die er geen doekjes om winden: België kan het zich ter harte nemen.
En tenslotte breekt de Grote Dag aan…


Dimitri Verhulst geeft de titel van zijn boek geleend van James Ensor, een schilder die de intrede schilderde. De letters op de omslag zijn als het ware geknipt uit dit schilderij.  Als je het bekijkt zie je niet bepaald een blije menigte. Geen lachende gezichten, maar clowns. Als je Verhulsts boek eenmaal uit hebt, is de verwijzing duidelijk.


ISBN  9789025437404 | Paperback | 192 pagina's | Uitgeverij Contact | september 2011

© Marjo, 12 oktober 2011

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER