Georges Perec

De dingen


Parijs, jaren zestig Het boek begint met een opsomming van dingen (wat meteen de titel verklaart) Dingen die Jérôme en Sylvie in hun huis zullen hebben. Prachtige dingen, exlcusieve dingen, dure dingen, bijzondere dingen. Zij weten het zeker, zo zal hun huis eruit zien.
Jérôme en Sylvie zijn gestopt met hun studie en gaan bij een reclame-enquetebureau werken. Hun eerste woning is een piepklein woninkje dat zij geheel naar hun beider smaak zullen inrichten en deze dingen zullen later beter uitkomen in hun mooiere en grotere huis.
Ze hebben een uitgebreide vriendenkring overgehouden uit hun studententijd. Daar eten ze mee, gaan met ze naar de bioscoop, struinen met hen heel Parijs af. Allen weten ze, ze zullen geen slaaf van hun werk worden. Waarom lang werken zodat er geen tijd meer is om te genieten? Jérôme en Sylvie besteden elke vrije minuut aan hun dromen, lopen langs antiekzaken, bestuderen de goede bladen en weten dat zij eens tot de groep mensen uit de bladen zullen behoren.


De vrienden studeren af en een voor een kapituleren zij voor het geld vanwege de grotere woning, kinderen etc. Jérôme en Sylvie houden krampachtig vast aan hun dromen maar voelen langzamerhand de grond onder hun voeten wegzakken naarmate ze ouder worden. De woning is wel erg klein en raakt steeds voller, hun smaak in kleding is wel erg duur. Ze bedenken hoe ze aan geld kunnen komen, overwegen zelfs een grandioze inbraak. Overwegen zelfs toch maar een vaste baan te nemen. Ze gaan elkaar verwijten maken omdat ze dat geld niet hebben maar blijven één front tegen de in hun ogen "afgezakte" vrienden.


Parijs (met al haar aanlokkelijke waren) gaat hun benauwen en ze vertrekken naar Tunesië waar zij denken wel hun dromen waar kunnen maken....


Apart boek, er komt geen enkele dialoog in voor. Er wordt gepraat over "ze", alsof er een toeschouwer is. De eerste 2 bladzijden bestaat uit een opsomming van dingen. De dingen waar alles om draait in hun leven ... Jérôme en Sylvie sluiten hun ogen voor de werkelijkheid en maken zich de gedachten eigen dat zij anders zijn, niet zoals hun "vrienden" die in hun ogen verliezers zijn. Nee, zij zijn de echte volhouders! Heel af en toe zien zij de realiteit maar keren zich daar onmiddellijk van af en gaan verder met... De dingen.


ISBN  9789029533584 Paperback 132 pagina's | Arbeiderspers | januari 1990

© Dettie, oktober 2004

Reageren? Klik hier!

 

De dingen


Het verhaal van Jerome en Sylvie speelt zich af in de jaren zestig. Ze wonen in een klein tweekamerappartementje en zijn bezeten van het verlangen naar bezit. Ze dromen van een groot huis vol met prachtige spullen. Ze doen af en toe wat werk als enqueteur en trekken veel op met een groep vrienden (veel samen eten, wijn drinken, films, discussies).
Langzaamaan gaan steeds meer vrienden zich settelen. Ze krijgen een vaste baan en verantwoordelijkheden. Jerome en Sylvie willen hun vrijheid niet opgeven, maar hierdoor hebben zij het financieel niet breed en worden zij steeds eenzamer. Uiteindelijk vertrekken ze voor acht maanden naar Tunesie, alwaar Sylvie gaat werken als lerares. Ze hebben het daar niet naar hun zin. Ze kunnen er niet aarden, missen hun leventje in Parijs en krijgen geen aansluiting met de Tunesiers of de andere buitenlanders. In de epiloog vertelt de schrijver hoe het waarschijnlijk verder gegaan is. Uiteindelijk zouden ze terug zijn gegaan naar Parijs, waar het natuurlijk niet meer hetzelfde is als toen ze ervandaan vertrokken. Dan zullen ze er waarschijnlijk voor kiezen om een hoge functie bij een reclamebureau te accepteren en zullen ze naar een stad als Bordeaux verhuizen om daar een luxe leventje te leiden.


Het is vooral een verhaal over het opgeven van je idealen, het afscheid nemen van de zorgeloze studententijd met al je vrienden, het streven naar comfort en bezit. Als je al die materiele zaken echt wilt bezitten, zul je je in een bepaald keurslijf moeten persen en werken voor je geld en als je ervoor zou kiezen om dit niet te doen vereenzaam je omdat al je vrienden wel meegaan met de stroom.
Het is een typisch zestiger jaren verhaal, het riekt naar existentialistische filosofie; ik zie oude zwart-wit films voor me met mannen in regenjassen, een sigaret bungelend in hun mondhoek en een vage, maar zeer intellectuele blik in de ogen.


Het boek bevat geen enkele dialoog, maar dat heeft me totaal niet gestoord. Wat het boek voor mij heel bijzonder maakte is de prachtige taal die gebruikt wordt. Het hele verhaal is doorspekt met zinnen als watervallen vol met zeer gedetailleerde opsommingen van een uitzonderlijke schoonheid. Een voorbeeld:


Van bovenop de watertoren overzagen zij de hele boerderij die van vier kanten het grote geplaveide erf met de twee spitsboogpoorten omsloot, de hoenderhof, de varkensstal, de moestuin, de boomgaard, de weg met aan weerskanten platanen, die naar de rijksweg leidde, en overal in het rond, zover het oog reikte, de grote gele strepen van de korenvelden, de hoge bomen, de kreupelbosjes, de weidegronden, het zwarte, rechtlijnige trace van de wegen waarop soms de schittering van een voortsnellende auto te zien was, en de bochtige lijn van populieren langs een ingebedde, bijna onzichtbare rivier die in de verte verdween in de richting van nevelige heuvels.


De zinnen kunnen een voor een gebruikt worden voor het Groot Dictee der Nederlandse Taal. En wat dacht je van een juweeltje als dit:


Bij iedere gezamenlijk gebruikte maaltijd nodigden zij de vriendschap uit om aan te zitten.


Ik vond het een mooi boek.

ISBN 9789029533584 Paperback 132 pagina's | Arbeiderspers | januari 1990

© Sarah, oktober 2004

Reageren? Klik hier!