David Nolens

Leeswaarschuwing! Dit is een zeer uitgebreid verslag, mogelijk wordt de plot verteld.

 

Stilte en melk voor iedereen


David Nolens (°1973) studeerde wijsbegeerte aan de KU Leuven en beschouwt het schrijven van literatuur als een kans om te denken 'in het wilde weg'. David Nolens publiceerde eerst diverse verhalen, vooral in het Vlaamse literaire tijdschrift Yang, alvorens in 2002 te debuteren met de roman Vrint. In 2004 was hij één van de auteurs van Mooie Jonge Honden. Nieuw Vlaams literair talent. De novelle Het kind verscheen in 2005. In 2006 was hij een jaar lang writer-in-residence van Yang. Een opmerkelijke bijdrage was 'Fifty ways to become a famous artist', waarin met verve een ambitieus hedendaags kunstenaarschap op de korrel wordt genomen - herkenbaar dat van Jan Fabre. Zijn tweede roman Stilte en melk voor iedereen verscheen in de lente van 2008.


Citaat: "De kunstenaar bevriest zijn dwanggedachten, materialiseert ze en communiceert ze aan anderen, die er op hun beurt een heel eigen betekenis uit puren, soms genot, soms verdriet, maar altijd is het troost. Zo raakt de kunstenaar van zichzelf verlost."


Een impasse: de machteloze schreeuw van de hysterie versus de agressieve zwijgzaamheid van de angst, zo begint het verhaal van Sarah en Martin, beiden jonge dertigers. Hun drama wordt ogenschijnlijk verteld vanuit het perspectief van de bloedmooie Sarah. Sarah staat voor het manische, Martin voor het depressieve. Alleen de taal en de angst om gek te worden houdt hen aan elkaar gebonden.
Sarah verwacht veel van haar man: een hoogbegaafd ingenieur met een fenomenaal geheugen en latente kunstambities.
Martin lijdt sinds enige tijd aan dwanggedachten en rolt zich elke avond op een schapevacht in foetushouding op. Seroxat, een medicijn dat het gehalte aan serotonine verhoogt en dwanggedachten en angsten afschermt van het innerlijke oor, is zijn enige steun en toeverlaat. Zijn werk bij het bedrijf BASF bestaat uit 'controle'. Gezeten voor een scherm met lichtjes en cijfers is Martin zijn hersenen allengs gaan beschouwen als het controlepaneel van de afdeling waar hij werkt en leeft. De genereuze Sarah, wiens borsten spontaan zijn beginnen te lekken sinds de ziekte van haar man (zwanger is ze echter niet) is in zijn ogen tot fabriek verworden. Hij is verdwaald en heeft haar voedende melk nodig. Sarah gelooft echter niet in de tranen van haar man die voor haar een bewuste en pijnlijke poging zijn van Martin om een cirkel te worden, volgens het principe van de mantra. Zij is een wereldse vrouw, staat rechtop, hoofd naar het universum gericht. Zij wil niet in de leegte, 'het gat van de donut' leven, maar voortdurend in de weer zijn om dat gat te vullen, via een nimmer aflatende woordenstroom en dadendrang. Sarah's toegewijde zorg voor haar man en haar ijverige pogingen om hem te bewegen tot enige activiteit komen voort uit haar diepe liefde of eerder een spaarboekje van liefde waarop ze teert. Ze heeft echter een vloek: haar schoonheid en generositeit...ze maken de mensen met wie ze vreemdgaat, allen in het boek als archetypes voorgesteld, weemoedig. Aan haar borst legt ze de ambitieuze politicus, de dromende zwartzak, de wanhopig naar geloofwaardigheid op zoek zijnde popmuzikant, de pathetische kardinaal, de hoofdredacteur die zijn idealen heeft laten verwateren en zijn ziel heeft verkocht, de filosofische allochtoon, de vermoeide koning, en allen huilen ze om hun gebreken, hun falen in de wereld rondom hen. Sarah zoogt de hoeksteen van de samenleving en leert zo dat de eenzaamheid het dichtst de realiteit van het leven benadert. Voor haar geldt het motto: stilte en melk, dat is wat iedereen nodig heeft, het is immers hydraterend, levensverwekkend, troostend. Martin's blik richt zich daarentegen steeds meer naar binnen en wat hij daar aantreft is zichzelf: de pijn van het zijn. Sarah en Martin copuleren niet meer. Hij, de narcist, botst voortdurend op zijn spiegelbeeld als hij haar wil binnendringen.
De psychiater/relatietherapeut zal hen helpen. Elk apart. Het wordt duidelijk dat ze een huis gebouwd hebben zonder fundamenten. Ze zijn complementair: hij wil wit, zij wil kleur, maar vinden geen manier om los van elkaar te leven. Tijdens een bedrijfsfeest van BASF uiten de tegenstellingen zich in extreme mate. Martin, de misantroop, ziet er immens tegen op en isoleert zich achter de muren van een dubbele dosis Seroxat. Sarah verheugt zich op een avond plezier en sociaal verkeer waarbij ze de schijn van het zijn, het spel van de leegte, het oeverloze gebabbel, het craquelerende vernis er graag bijneemt.
"Het is heel moeilijk om bij jezelf te ontdekken of je al dan niet oppervlakkig bent. Want je moet het doen met de gedachten die je hebt. Hoe kun je met diezelfde gedachten nagaan of die gedachten oppervlakkig zijn? Een catch 22-situatie. Men zou er een existentiële crisis van krijgen."
Vasthouden aan een droom, wat ook lijden betekent, is voor Martin de enige ware heldhaftigheid geworden. De illusie van de kunstenaar in elk van ons die we na lang wroeten naar de oppervlakte kunnen brengen beheerst Martin's postmodernistische denken. Soms denkt hij dat de dwanggedachte de eigenlijke waarheid is, omdat ze laat zien dat we ons denken en doen niet meester zijn.
De psychiater maakt Sarah duidelijk dat ze geen liefdespaar kunnen zijn zolang zij zijn verpleegster is. Voor haar ligt hun passie als bezinksel op de bodem van hun liefde, zij is een vesting geworden die hij niet kan nemen omdat hij zich niet kan geven. Sarah wil Martin helpen zijn lethargie te doorbreken maar ze beseft dat ze te dicht op zijn netvlies zit. Ze besluit een lokaas uit te werpen, het mooie jonge meisje Lena. Zij ruikt naar jeugd en hij zal de verleiding niet kunnen weerstaan te willen beminnen. Sarah is er van overtuigd dat het geluk in de eerste plaats lichamelijk is, op voorwaarde dat er een geest bij hoort die er vatbaar voor is. Martin ziet de signalen niet, hij kijkt immers niet naar buiten.
De psychiater schrijft Martin op diens verzoek andere medicatie voor: oranje pillen, die heel populair zijn bij powertrainingsadepten. Er voltrekt zich snel een opmerkelijke transformatie. Martin recht zijn rug en voelt zich veranderen in een blok graniet. Hij rolt de schapevacht op en trekt erop uit, dag en nacht, babbelt met iedereen, alleen Sarah ziet hij niet staan. Martin is altijd eerlijk geweest tegenover Sarah, ook nu. Hij verklaart dat hij eerst naar buiten moet, waarna hij weer thuis zal kunnen komen.
Martin was in zijn studententijd een getormenteerde, mooie, interessante jongen die meisjes deed dromen van een leven aan de zijde van een kunstenaar. Zijn ambitie als kunstenaar materialiseerde hij nooit, maar hing als een mist om hem heen. Zijn verfijning, vrouwelijke elegantie en afgemeten welsprekendheid deden een hoger doel vermoeden. Zijn keuze uit twee aanbidsters werd indertijd beslist door een muntstuk. Sarah had 'het geluk' kruis te zijn. Het andere, ietwat androgyne meisje vond hij echter in een bepaald opzicht veel aantrekkelijker.
Martin begint plots jeuk aan zijn aars te krijgen en ontwikkelt een anus-fixatie. Hij raakt geobsedeerd door sex. De dwangedachte heeft plaatsgemaakt voor de dwanghandeling en hij zoekt zijn uiterste grenzen op. Hij geeft zich over aan geweld en brutaliteit maar blijft daarbij een passieve rol vervullen. Het enige wat hem nog te doen staat is van het negatief positief te maken, van passief naar actief over te schakelen. Hij zoekt mannen op die op hem lijken, zodat hij zich op z'n minst kan verbeelden dat hij zichzelf bevrijdt: therapeutisch staal. Zijn liefde gaat weliswaar altijd naar Sarah. Hij wil zijn angst voor zijn vrouw overwinnen en meent dat hij door zijn daden een betere minnaar zal worden voor haar, de uiteindelijke parel op de kroon.
Zijn ziekte is echter groter dan hemzelf: als de man van Vetruvius staat hij, armen en benen gespreid, gevangen in een cirkel.
Beiden hebben ze nu hun eigen altaar opgericht: hij dat van de anus en de lichamelijke pijn als anker, zij dat van de borst die genereus melk afscheidt; van in en van uit, van de kramp en van de verlossing. Maar er is geen onderlinge afstemming. Sarah wil niet het slachtoffer worden van de kunst van haar man, niet het publiek van zijn performance. Ze wil het antwoord op zijn ziekte zijn.
"Artiesten kunnen het werkelijke soms niet vatten. Ze zien vaak in alles een performance en zoeken naar de onderliggende betekenis. Wie nog zonder kunst is, heeft misschien meer recht om te spreken over het aloude gevecht met de demonen. Het gevecht kan immers niet gekanaliseerd worden in het schrift, het marmer, op het doek. Het is nog vechten in het ijle met de eigen schaduw."


Sarah is ondertussen ook voor de psychiater het symbool van moeder en hoer geworden: een verboden vrucht, een muze, een bron van troost. Hij ziet zich genoodzaakt zich te distancieren van haar. Sarah's ziel sterft beetje bij beetje, betekenissen vervagen, de verveling lijkt tijdloos geworden. Dan komt er een verrassend keerpunt in het verhaal: het vertelperspectief verandert plotseling en alles wordt in een compleet ander daglicht geplaatst. Is Sarah's verhaal waarachtig of is het gekneed, gemanipuleerd en excessief gemaakt...is het eigenlijk wel Sarah's verhaal? Diepere betekenissen en drijfveren worden in de laatste hoofdstukken aan de lezer onthuld en monden uit in een bevreemdende, bijna surrealistische apotheose.
"Het geheime leven dat in ons speelt is per definitie amoreel. Het is pas als we 'tonen', dat we ons verplichten om uit onszelf het aanvaardbare te filteren. Omdat de meesten van ons zich in een situatie bevinden waarin ze zichzelf de hele tijd moeten tonen, wordt het aanvaardbare de enige klank die we nog horen, de enige richtlijn waarnaar we handelen."David Nolens is een woordkunstenaar die in deze diepgravende roman via kernachtige zinnen en een filosofisch-psychologisch gekleurde collage van verstilde momentopnames, maatschappelijke kwesties, hedendaagse malaises en beschavingsziekten zoals het vermoeidheidssyndroom, neurosen, schone schijn, applausverslaving,...projecteert op en incorporeert in een relatiecrisis tussen twee ontredderde mensen, verwikkeld in een odyssee die als tekenend kan beschouwd worden voor de eenentwintigste eeuw.
Een authentiek en ambitieus meesterwerk!


Hardcover | 199 Pagina's | Meulenhoff/Manteau ISBN10: 9085421349 | ISBN13: 9789085421344

© Elisabeth Francet, juli 2008

Reageren? Klik hier!