Boekenarchief B

Wil Boesten

altGrond
Wil Boesten


Aanvankelijk maakt jazztrompettist Lucas Lels zich er niet druk om dat er geen enkel vliegtuig meer schijnt te mogen vertrekken vanaf het vliegveld van New York. Het past in het plaatje: de afgelopen dagen in deze wereldstad waren teleurstellend verlopen. Hij had eindelijk eens de kans gekregen om te spelen in het walhalla van de jazz, maar de reacties van het publiek waren lauw geweest. En de vrouw die hem naderhand had meegenomen naar haar huis, wilde ineens niets meer van hem weten. Hij heeft er spijt van dat hij niet meteen op het vliegtuig is gestapt, terug naar Nederland. Naar huis.


Hij zal het nog meer betreuren als er een telefoontje komt uit Nederland: zijn oom Louis is overleden. Vanaf het moment dat hij contact heeft met de vriendin van zijn oom volgt hij de nieuwsberichten over de uitbarsting van de IJslandse vulkaan op de voet: hij wil nu zo snel mogelijk naar Limburg. Hij wil afscheid nemen van zijn geliefde oom en zijn tante bijstaan in haar ellende.


Terwijl hij de ontberingen van een langdurig verblijf op een vliegveld dat daar niet op berekend is, lijdzaam ondergaat, heeft hij regelmatig contact met zijn tante. De flashbacks volgen vanzelf en vertellen over de harde hand van de grootvader die hem opgevoed heeft, nadat zijn ouders beiden omkwamen bij een ongeluk op 22 november 1963. Hij denkt terug aan de eerste ontmoeting met zijn oom, de zoon die verguisd werd na een misstap. En vooral herinnert hij zich de vele clandestiene bezoeken die volgden aan Louis en Patricia, die hem de warmte boden die hij bij zijn grootvader moest ontberen. En die hem stimuleerden om zijn hart te volgen en daarna zijn carrière steunden.


‘Louis wandelde graag, hij had Lucas vaak genoeg meegetroond op tochten door het Bronnenland en over het Plateau. Dan wond hij zich op over de mergelafgravingen, over de vernietiging van het land. Dit is toch prachtig? Mis je dit niet? vroeg hij op een keer. Lucas haalde zijn schouders op. Missen? Ik zou daar bij jullie nooit kunnen aarden, zei Louis, ik ben net en zinkviooltje, dat kan maar op één ondergrond overleven, alleen hier. Zinkviooltje? Zei Lucas verbaasd, wat is dat? Dat bedoel ik nou, zei Louis, elders is het beter, hè, maar beter dan wat weet je niet. Beter, beter, had Lucas gezegd, het is meer... Louis wees in het rond. Dit is ook jouw grond.’


Het is - naast rouw – een van de thema’s: ‘wie schoan os limburg ist’.  Limburg, het mooie land, waar Lucas opgroeide staat in deze roman niet voor een warme achtergrond. Lucas’ jeugd was hard. Zeker: Limburg in de jaren ’70 staat ook voor een streng katholiek milieu, maar dat had zijn grootvader er niet van hoeven weerhouden om liefde te geven aan Lucas en zijn oudere broer. Waarom was de man zo veeleisend, zo rigide in zijn standpunten?
Een ander thema: omgaan met je verleden.
Is Lucas in staat die jeugd achter zich te laten? Zeker nu zijn oom gestorven is – zijn opa is al jaren dood – wordt dat een uitdaging. En natuurlijk zijn muziek: moet hij maar stoppen met musiceren? Het is de gemakkelijkste weg misschien.


Het verhaal heeft een melancholieke sfeer en daar hoort een traagheid bij, een langzaam verglijden van de tijd. Maar tegelijk schiet het leven voorbij, in een uptempo. Adagio en alegro, het leven is als de muziek die Lucas speelt.
En zo is ook de roman, een mooi gevoelvol verhaal over het leven. Con affreto et amore.


Wil Boesten is schrijver van de romans Spiltijd (2007) en Tot de regen komt (in 2011 genomineerd voor de Halewijnprijs). Ook publiceerde hij essays en korte verhalen in onder meer De Gids en De Revisor, en werkt hij als vertaler Duits.


ISBN 9789025445720 | Paperback | 270 pagina's | Uitgeverij Atlas Contact | augustus 2015

© Marjo, 10 november 2015

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

altTot de regen komt
Wil Boesten


‘Schrijvers hoeven maar een koekje in de thee te dopen of ze kunnen hun herinneringen oplepelen als een boer de brokken brood uit zijn melkkoffie.’


Emidio is onderweg naar  het huis van Michele Casale, in de bergen. Hij zit in de auto met Mondo en Lentini; ze smelten zowat weg terwijl de temperatuur maar oploopt. In het huis van Casale, bij een vervallen dorpje, waar geen mens meer woont, hopen ze verkoeling te vinden, nu het in de stad al wekenlang boven de drieëndertig graden is en er geen druppel is gevallen. Emidio, toch ook al de dertig gepasseerd, is de jongste van het stel. Lentini’s vrouw Neva zou ook meegegaan zijn, op hun vlucht uit de hitte in de stad. Maar ze is er niet.
Het is een naargeestige situatie, in dat huis waar de mannen op elkaar aangewezen zijn. Er is geen elektriciteit, en de bron waar het water uitkomt, lijkt dicht te slibben.


‘Esthetiek, schoonheidsideaal, het is me te oppervlakkig,’ zegt Casale, ‘de essentie, die telt. Ik vecht niet tegen het verval, ik breng het hooguit in kaart. En daarbij komt dat ik leef zoals het huis dat bedoelt.’ Zoals hij wil blootleggen en net opkalefateren, wil hij ook niet alleen wéten, maar ervaren. Dus geen elektriciteit, geen stromend water.’


Zoals het huis in verval is, zo zijn ook de levens van de mannen niet geworden wat ze verwacht hadden. In flashbacks wordt het verhaal van de teloorgang van hun dromen verteld. Emidio was een wonderkind. Hij leek een schitterende carrière als musicus tegemoet te gaan, maar hij is geëindigd als kok. Waarom is dat misgegaan? Hebben de loftuitingen van de mensen om hem heen  zijn verwachtingen te hoog gespannen, was hij te overmoedig? Mondo is toneelmeester en verknocht aan zijn theater, dat helaas voor hem gesloten is. Lentini is een gewezen monnik, die uitgetreden is na zijn ontmoeting met de mooie Neva.Waar is die Neva, op wie Emidio half en half verliefd was, misschien nog is?
Verval, haat en liefde zijn thema’s. Net als de dood, letterlijk en figuurlijk. En de vader-zoonsituatie: een aangenomen zoon, een zoon zonder vader, een jongen die zijn leven laat bepalen door oudere mannen. Er hangt een dreiging, door de hitte en het verlaten dorp. Er zit een boosheid, een haatdragendheid in Emidio die het verhaal vertelt.  Maar hij kan geen kant op. Wat is er over van zijn leven?


Een dreigende sfeer overheerst in deze roman. Het broeit, er hangt een spanning die wel tot een uitbarsting moet komen. Het hangt in de woorden, in de beschrijvingen, en in de gebeurtenissen. Prachtig is het als het verval doordringt in alles: het mobieltje dat het niet meer doet, de oude piano die in elkaar zakt, het omgaan met elkaar dat niet meer soepel gaat.
Ik heb slechts één opmerking. De personages zijn Italiaans, en zullen dus Italiaans spreken. Kun je dan een woordspeling in het Nederlands gebruiken, die in het Italiaans niet overeind zal blijven?
Wil van Boesten heeft een prachtig tweede boek geschreven. ‘Tot de regen komt’ is een boek om vaker te lezen.


ISBN 9789045704579| paperback | 191 pagina's | Uitgeverij Augustus | mei 2011

© Marjo, 20 juni 2011

Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER

 

Spiltijd


Dit boek valt uiteen in twee delen, heel verschillend maar toch een geheel.


In deel een wordt vooral het algemene verhaal benadrukt: het loopt tegen het millennium, en Duitsland, waar Bruno woont, is opgeschrikt door vandalen, die overal hakenkruizen en racistische leuzen neerkladden. Bij Bruno op de deurmat wordt brand gesticht, en meteen staan zijn vrienden op hun achterste benen.
Hij is immers een jood, hij heeft al twee aanslagen op zijn ras overleefd, en wordt nu nog een derde keer bedreigd denken ze. Ze ondernemen actie. Bruno laat zich meeslepen, maar een brief uit Amsterdam houdt hem meer bezig dan een dreiging die hij niet voelt.
In dit deel zijn behalve Bruno zelf, ook zijn vrienden aan het woord. En er zijn fragmenten uit Bruno's verleden, dat vooral verder uitgewerkt wordt in deel twee. Daar doen de vrienden niet meer mee.


Het verhaal in deel twee is het persoonlijke, individuele verhaal uit het boek.
Twee mannen vinden elkaar in de nadagen van de tweede wereldoorlog terug in Polen. Ze kennen elkaar van school, maar pas nu worden ze - haast onafscheidelijke- vrienden. Ze delen een vreselijk verleden: als joodse Polen zijn ze verschillende keren aan de dood ontsnapt.
Roman Jablonski is een idealist, hij gelooft in het communisme, en is een gedreven man. Bruno Glan is realistischer en pragmatischer, en hij remt zijn vriend waar nodig af, terwijl hij zich door hem laat leiden.
Als een districtscommissaris hen op het matje roept omdat hij heeft horen vertellen dat Roman het volgende zei "de Poolse adelaar moet vooral geen armzalige kanariepiet worden in de Russische volière worden" voelt Roman zich bedreigd en de suggestie om zijn naam te veranderen om zijn goede wil te tonen, neemt hij meteen aan. Hij heet vanaf dan Sonnenberg.
Toch wordt hij, samen met vrouw en twee dochters in de roerige dagen van 1968 het land uitgezet, en na diverse omzwervingen komen ze in Nederland terecht.
Door een misverstand nemen de twee vrienden geen contact meer met elkaar op. Bruno is in de ogen van de Poolse machthebbers minder een bedreiging voor het regime, hij mag blijven. Maar hij vlucht zelf. In z'n eentje, hij laat vrouw en zoon achter.
Nu hij oud en bejaard is, en net opgeschrikt door de brand op zijn deurmat, ontvangt hij een brief van de dochter van Roman.


In deel een staat een algemeen schuldgevoel centraal, de schuld die Duitsers zouden voelen vanwege hun verleden: "een schaamte, die geboren wordt uit het feit dat de naoorlogse generatie boete wil doen voor een schuld die zij draagt en zich er tegelijk van bewust is dat ze nooit boete kan doen, omdat ze geen deel heeft aan enige schuld generende daad."
De vrienden zitten Bruno op zijn huid, ze beknellen hem in hun zorgzaamheid, hun schuldgevoel, tot hij uitbarst:


"Ben ik een symbool geworden, de vleesgeworden kwetsbaarheid, de eeuwig bedreigde, zijn bestaan geadeld door immense aantallen, waarop jullie je angsten projecteren?
Maakt het nog uit wie ik ben, of ben ik gereduceerd tot doelwit? Doelwit van hun vlammen en van jullie goede bedoelingen? Niks nieuws onder de zon, toch?

Alleen- en hierbij doe ik (=Bruno) mijn best mijn stem zo sarcastisch mogelijk te laten klinken -, ik wens nergens meer bij te horen. Ik wens mijn mond niet te houden en hem al helemaal niet verplicht open te doen. Niets wil ik meer moeten zijn. Voor niemand"


Deze uitbarsting is ook het eind van het maatschappijkritische deel van het boek. Waar in het eerste deel nog grote thema's als antisemitisme of het Duitse al of niet terechte schuldgevoel aan de orde komen is vanaf dit punt alleen nog de Vrouw in het spel, draait het verhaal alleen nog om de twee vrienden en het verloop van hun leven. Dit verschil doet vreemd aan. Wat wil de schrijver nu eigenlijk? Hij lijkt te hinken op twee gedachten, kan niet beslissen. Gelukkig blijft de sfeer uit deel een gedeeltelijk over deel twee hangen, maar toch, het eerste deel is duidelijk interessanter.


ISBN 978-90-457-0084-7 Paperback 285 pagina's Uitgever Augustus januari 2007

© Marjo, juli 2007

Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER