Boekenarchief B

Rebekka W.R. Bremmer

http://www.rebekkabremmer.nl

 

De evolutie van een huwelijk
Rebekka W.R. Bremmer


Rebekka W.R. Bremmer (1977) heeft Taal- en Cultuurstudies gestudeerd en (de expressie van) taal is waar ze zich voornamelijk mee bezig houdt. Ze was drama docent en regisseur en heeft muziektheaterstukken voor basisscholen en een toneelstuk (Kafka's harem) geschreven. Na haar debuut Eb (2012) is nu haar tweede roman verschenen: De evolutie van een huwelijk.


Het boek begint als een gewone roman, maar daarna gebruikt de auteur een methode die niet veel gebruikt wordt om een verhaal vorm te geven: dezelfde gebeurtenissen worden afwisselend door de verschillende hoofdpersonen verteld. Dat geeft een heel intiem maar ook overweldigend beeld. Er zijn geen bijfiguren, alleen maar hoofdpersonen die allemaal dezelfde gebeurtenissen op hun eigen manier beleven. En tussen alle invalshoeken door ontwikkelt zich het boeiende verhaal van de evolutie van een huwelijk.


De kiem van de hele geschiedenis ligt in het verleden, wanneer Bastiaan en Masha een koppel worden en Masha ook Freek ontmoet, de broer van Bastiaan. De overweldigende aantrekkingskracht tussen Masha en Freek maar krijgt geen vervolg wanneer Freek als fotograaf over de wereldbol gaat zwerven en zich na verloop van tijd vestigt in Nieuw-Zeeland en daar trouwt. Wanneer hij met zijn vrouw en pasgeboren baby naar Nederland komt voor een expositie van zijn werk, moeten nieuwe keuzes gemaakt worden.


'De evolutie van een huwelijk' is een prachtige roman over familiebanden, liefde en trouw, met scherpe observaties, ongemakkelijke emoties, en verborgen agenda's. Wat vermoedt de vrouw van Freek? Is Bastiaan echt de goedige, naïeve echtgenoot? Allerlei zijlijnen passeren, waardoor de karakters van de personages af en toe fel uitgelicht worden. Literatuur versus beeldende kunst, woord tegenover daad, wat is belangrijk? Waar kun je je in verliezen? Dochter Anna Karen vindt woorden niet waarheidsgetrouw: 'Een beeld zegt meer dan duizend woorden... een beeld was een geheel, een beschrijving een half beeld'. Terwijl moeder Masha zich lijkt vast te bijten in literatuur en blind lijkt geworden voor wat er om haar heen gebeurt.


Het taalgebruik is elegant en tegelijkertijd to the point. Ondanks de vele perspectiefwisselingen en herhalingen van dezelfde gebeurtenissen wordt er geen woord teveel gebruikt en evolueert de lezer mee met het verhaal. Heden en verleden, gisteren en morgen vloeien daarbij in elkaar over.
Als intermezzo spelen de kinderen hun eigen rol. Ook hier is de tegenstelling groot: de afhankelijkheid en het vertrouwen van de baby van Freek en Shannon tegenover de onafhankelijkheid van grotere kinderen, die met vallen en opstaan hun eigen weg leren gaan.


Het boek is zeer de moeite waard met daarbij de kleine kanttekening dat het in het begin wel even doorbijten is. De abrupte overgangen naar de verschillende tijden en personages en de vele gedachtenkronkels die tussen haakjes als terzijdes in het verhaal zijn ingeweven, maakt dat je, zeker in het begin wanneer je hier nog niet aan gewend bent, volop geconcentreerd moet blijven. Maar daarna kun je je alleen maar verliezen in de levens van Bastiaan, Masha, Freek en Shannon en hun dochters.
Ik ben blij dat ik het boek heb mogen lezen als pre-read voor 'Een perfecte dag voor literatuur'.


ISBN 9789021457109 Paperback 256 pagina's Querido's Uitgeverij BV oktober 2014

© Joanazinha, 2014

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Eb
Rebekka W.R. Bremmer


‘Tien vingertjes en tien teentjes’


Geeske is een vissersvrouw op een niet nader bepaald eiland, in een ook niet nader genoemde tijd.
Dat is zeker heel bewust gekozen, er moest afzondering zijn, een min of meer geïsoleerde samenleving waar een buitenstaander de boel op stelten komt zetten.  Een op het eiland geboren vrouw trouwt met een man die van het vaste land komt. Een ‘anderkanter’. Later zullen we lezen waarom de man het aandurfde de min of meer afwijzende eilandbewoners te trotseren, nu gaat het alleen om Geeske.
Behalve dat ze koos voor de vastelander, is ze ook nog niet zo vruchtbaar als haar zussen die maar kinderen blijven krijgen. Alleen Trijntje wordt geboren, en op het moment van dit verhaal is zij hoogzwanger van de tweede.
Als Johannes dan ook nog drie, en dan vier dagen niet terugkeert van de zee, moet Geeske onder ogen zien dat haar leven niet echt geslaagd is. Het wordt niet gezegd, maar je proeft het in de tekst.
Geeske is niet als de anderen, zelfs haar eigen dochter ‘verbetert’ haar.
Geeske wacht. Veel meer gebeurt er niet. Tot die onbekende vrouw van het vasteland op bezoek komt: Gezientje. Dan zijn er twee vrouwen die wachten. Op Johannes. Zal hij terugkomen? En wat dan?
Het is een zwaar leven daar op dat eiland, maar de gemeenschap is hecht. Ook is er het geloof dat de mensen troost geeft als er weer eens een ramp gebeurt. Iedere dode is een ramp, en vissers leiden een gevaarlijk leven.


‘Het gebeurt ons allemaal een keer, Geeske. Niemand blijft bespaard.’


Geeske ziet bij zichzelf analogie met Bijbelse verhalen, die van Lot en die van Sara.
Maar ze houdt hoop, en er is de liefde van haar kleindochter.


Het verhaal is geschreven in een eenvoudige stijl, die helemaal past bij het eilandleven. (Geeske kan niet lezen, en ze zal de enige niet zijn). Er gebeurt niet veel, behalve in het hoofd van Geeske, maar wat er dan wel gebeurt, de dagelijkse routine, het water pompen, pieren zoeken, het wordt allemaal verteld in details, je ziet het allemaal voor je.
Geeske, een vrouw om van te houden.

Langzaam lezen, en genieten: dit debuut is een verstilde roman die in al haar eenvoud gaat over de grote thema’s: over leven en dood. Heel mooi!


‘De tafel ligt vol met ingewanden, graten, bloed, schubben en vinnen. De ingewanden gooit ze uit het achterraam, de tuin in, waar de kippen erop af stuiven en alles zo snel naar binnen schrikken dat de haan bedrogen uitkomt en hun verontwaardigd zijn rug toekeert. Geeske pakt de koppen en de staarten en stopt ze in een grote pot met water die op het kolenfornuis staat. Ze blijven drijven en botsen tegen elkaar aan alsof ze willen uitzoeken welke ogen bij welke staart horen en hoe ze zich weer kunnen verenigen. Restjes bloed kleuren het water. Geeske steekt het fornuis aan, wacht tot ze er zeker van is dat de kolen vlam hebben gevat, dat de vlammen niet alleen om hen dansen, maar dat ze echt branden. Ze pakt het zout en strooit het over de stukken vis die op tafel liggen. Ze wrijft het in de vis en legt de stukken terug op het bord. Ze gooit een handjevol zout in de pot op het fornuis. Het zinkt langzaam en voordat het de bodem heeft geraakt, is het al in het water opgelost. Niets laat zien dat het er ooit was, pas als ze zou proeven zou ze weten dat het bestond. Ze ziet zichzelf voor zich als een pilaar van zout. Ik zou oplossen, denkt ze bij zichzelf, het zoutvaatje in beide handen geklemd, en stelt zich voor hoe er barsten beginnen te verschijnen in haar gestalte van zout en hoe ze begint te verbrokkelen, hoe langzaam en dan steeds sneller haar gezicht, haar lijf, haar vingers en tenen als zoutkorrels uiteenvallen op de grond, uitwaaieren en zich mengen met het zand van de woestijn. Als je erop zou staan, zou je het verschil tussen het zout en het zand niet voelen.’


ISBN 9789021441887| paperback | 244 pagina's | Querido| februari 2012

© Marjo, 2 april 2012

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER