Wanderland
Paul Baeten Gronda
Hoofdstuk een:
‘Ze had de glazen schuifdeur open laten staan en daarna had ik geslapen en toen ik wakker werd in de namiddag merkte ik dat er iets was veranderd. Ik had moeten zoeken naar wat het precies was. Ik had heen en weer door het wolkenhuis gelopen en was daarna de heuvel afgedaald, de stad in. Ik dacht dat er misschien een brand was uitgebroken of dat er een ramp was gebeurd. Die dingen waren mogelijk. Mensen staken dingen in brand. Rampen gebeurden.’
Het is geen brand. Of het een ramp is? Igor Nast, succesvol schilder, zou het een persoonlijke ramp kunnen noemen. Al zal hij het zeker relativeren: een kleine ramp dan.
‘Natuurlijk had ik er vele nachten van wakker gelegen. Tenminste, de eerste anderhalf jaar. Het voelde alsof ik de eerste waarnemer was van dit fenomeen en de rest moest inlichten. (-) Sindsdien deed ik alsof het leven geen plan of kompas nodig had, maar gewoon van minuut tot minuut kon worden ontdekt. Alsof je ‘s nachts met een zaklamp over onbekend terrein liep en niet verder kon zien dan de plek waar je voet bij de volgende pas zou landen. Zo leek het de meeste dagen min of meer te lukken. Ik dacht: ik doe dit tijdelijk, het gaat ooit wel voorbij en dan laat ik weer een toekomstvisie toe die verder reikt dan enkele uren of een halve dag. Dat geloofde ik nu al duizend dagen elke dag en nu was ik in een huis in Zwitserland bij een stervende vader en ik wist niet wat er nog van dat geloof overbleef.’
In Luzern is hij, na een telefoontje van zijn halfbroer. Hij ontmoet er de overige familie, een bijeengeraapt zootje. Als kinderen uit verschillende relaties zagen ze elkaar als kind bij hun vader, verder was er geen contact. Het telefoontje van Robert klinkt evenwel dringend genoeg, en Igor gaat. Een nieuwe tentoonstelling zal over drie dagen worden geopend, maar hij laat alles met graagte over aan zijn agent Frank Sonntag. Die is toch al meer betrokken bij de schilderijen dan Igor zelf is. Sonntag geniet van het succes en de winsten die daarbij horen, Igor niet.
Aangekomen in Luzern lijkt het wel mee te vallen met de ziekte van zijn vader. Herinneringen aan een verbrokkeld leven, gesprekken met de ‘halve’ familie, maar vooral de omgang met het neefje Mirko vullen het leven van Igor een aantal dagen lang. En dan vraagt zijn vader hem een autorit te maken naar een godvergeten oord.
Er worden slechts enkele woorden gewijd aan hetgeen waar het hele boek om draait, en toch is het continu voelbaar. Dat is de enorme kracht van dit boek, het vijfde alweer van Paul Baeten Gronda. Het citaat hier boven, ik vind het prachtig! Een mooie gestileerde tekst, waarin geen woord teveel staat en waarin niet de kern besproken wordt.
Het boek bestaat uit drie delen. Na hoofdstuk een volgt een bevreemdende dialoog, een verhoor, waarin Igor ondervraagd wordt door Sloveense agenten. Wat is er gebeurd? Op dat moment hebben we evenwel nog geen idee wie Igor is. Dat zal net als de titels van de delen later pas op zijn plaats vallen. Het boek zit vol ideeën, Gronda geeft stof tot nadenken, maar nergens wordt dit opgedrongen.
Wanderland. Prachtig boek.
ISBN 9789048824434 | Paperback | 352 pagina's | Uitgeverij Hollands Diep | november 2015
© Marjo, 4 mei 2016
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Kentucky, mijn land
Paul Baeten Gronda
Hoe misleidend is de omslag: een aantal mensen die pootjebaden in zee. Onze hoofdpersoon in een iezegrim die dan wel aan de kust woont, in een penthouse met uitzicht over de zee: hij komt zijn huis niet uit als het niet ontzettend noodzakelijk is. Hij is daar alleen maar gaan wonen omdat daar het land ophield. Ook de beginzin is misleidend, je denkt al te weten hoe het boek zal aflopen als je dit leest:
'Uiteindelijk zou Karel Jemen alles verliezen, maar voorlopig had hij zich alleen maar verbrand'
Karel Jemen heeft een bloeiend bedrijf gehad, zandwinning, hij is overal geweest, maar niet in Amerika, omdat dat land heult met het joodse volk. Hij heeft zo zijn principes, deze vreemde man, die nu alleen en verlaten zijn leven slijt, en die net doet of hij een vreselijke ziekte onder de leden heeft.
Voor een man als Karel Jemen, die alles strikt onder controle wil houden, uit angst voor dementie, die daarom precies volgens zijn eigen vastgestelde regels leeft, is dat verbranden een storend iets. Toch, het is maar oppervlakkig, het geneest wel. Aan de ene kant prima, maar wat meer medeleven van de omgeving had hij wel prettig gevonden. Jawel, ook de man die niemand nodig heeft, die zijn zaakjes op orde heeft, blijkt menselijk...
Dat akkefietje lijkt een reeks gebeurtenissen in gang te zetten omdat het de hand treft die steeds getroffen werd: toen hij, jaloers, een rivaal een mep verkocht; toen hij zijn ontrouwe vrouw ging begraven en de spiegel kapot stompte.
Herinneringen besluipen hem terwijl de buitenwereld zich dringt op: zijn dochter - al 49! - kondigt aan dat ze gaat trouwen. Karel vindt het maar niks, zijn dochter met een vreemde vent, zij die voor hem nooit 'vrouw' was, blijkt er wel een te zijn. En die man, met die naam, dat is nog een Jood ook.
Zijn vriendin, met wie hij een vage latrelatie heeft, gaat naar Amerika om haar zus te begraven en wil dat Karel op haar kat past. Hij heeft nog net geen smetvrees, en moet dan nu die kat met al die vieze haren in huis nemen? Maar ja, hij vindt dat hij het toch moet doen. En dan is er Sigi, de kleindochter, of is het toch nichtje, van de kapper beneden. Een wulps vrijzinnig meisje, waar hij een geile grijsaard van wordt.
Nog meer onheil: zijn onuitputtelijk lijkende geldvoorraad is op. Karel Jemen had het nooit durven denken, maar de manier waarop hij zijn oude dag leek te willen slijten verandert drastisch. Cynische humor, rake typeringen, en een beetje bizar verhaal: dat is Baeten Gronda.
Heerlijk boek.
'Na een poos vroeg Jacob waar de badkamer was. Milena keek haar vader strak aan op een manier die scheen te willen zeggen: alsjeblieft niet, vader. Ik smeek je.
'Waarom?' vroeg Karel streng.
'Vader...' zei Milena.
'Ik moet gaan,' zei Jakob.
'Karel Jemen wist dat zijn huishoudster lesbisch was: Alicia at vegetarisch en rook soms naar kokosmelk. '
ISBN 978 90 234 4127 4 Paperback 157 pagina's | De Bezige Bij | september 2009
© Marjo, juni 2010
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Nemen wij dan samen afscheid van de liefde
Paul Baeten Gronda
Het verhaal beslaat drie dagen uit het leven van Max Eugène Venkenray dat weergegeven wordt in de delen 'Eergisteren', 'Gisteren' en 'Vandaag'.
Max is aircomonteur in een winkelcentrum.
"Ik begon in de luchtzuiveringsbusiness te werken toen ik achttien was. Bijna drie jaar geleden intussen. Oorspronkelijk vooral om Mille en Staf voor schut te zetten en ze dat Heilandcollege betaald te zetten, maar al snel gewoon omdat het nu eenmaal mijn job was en omdat Valérie fantastische borsten had.[...]
Maar eerlijk gezegd, de arcobusiness is de moeilijkste nog niet. Er is altijd werk met die stronthitte. 't Gaat vooral om zuiverheid en constante doorstroming van luchtzuivering. Als je dat weet, ben je al ver. Nu werk ik alleen, of met Walter, als het echt druk is.[...]
Heel het winkelcentrum doe ik. Er zijn mensen die dat knap vinden. Helaas werken zij allemaal in de aircobusiness."
Millie en Staf zijn de ouders van Max. Millie wordt door Max Doctor Moeder genoemd, ze is therapeute ofwel Doctor in de Psychologie. De ouders van Max zijn gescheiden na de dood van Roy, de jongste broer van Max. Moeder heeft een nieuwe vriend Joost, die zich Jay Jay noemt.
'Ik begrijp je, moeder, doe maar. Neem dit appartement dat toch nooit licht wil zien, maak het bed lekker op, trek iets lekkers aan en neuk je te pletter met een man die rijk wordt door te bellen met boten. Dat is oké, ik mis Roy ook.[...] Doe maar.
Vader Staf, een linkse journalist, woont in een hotel evenals Max, maar ze wonen niet in hetzelfde hotel. Max is het huis ontvlucht en besteedt de erfenis van opa aan het luxe Hotel Splendid à 89 euro per dag.
Mario en Mevrouw Spillere zijn de eigenaren. Mevrouw Spillere is 'een vrouw die ik niet bij haar voornaam durf aan te spreken'. Andy, de barman, is de enige waar Max wel contact mee heeft.
Naast Andy is er vriend Jimbo en oudere broer Gertjan, een kunstenaar die kunstzinnig experimenteert met cavia's.
De hele familie is uit elkaar gevallen na het ongeluk en de dood van Roy. Vol nostalgie kan Max terugdenken aan de vroegere vakanties toen alles nog goed was. Wat eigenlijk het geval is, is dat iedereen nog erge moeite heeft met Roy's dood maar niemand praat er over. Alle gezinsleden doen maar wat uit gekkigheid, om het vooral niet over dát te hebben. Langzamerhand komen we te weten wat er die avond van Roy's ongeluk gebeurd is. En dan gaat de telefoon, er is iets met Staf gebeurd...
Aanvankelijk lukte het me niet om grip op het verhaal te krijgen. Als ik het boek oppakte kwam ik met veel moeite weer 'in' het verhaal. Toch bleef het trekken, wilde je verder lezen. Vooral de cynische humor van Max sprak me aan, zoals in de tram...
"Tegen mij aan plakte een bureauvrouwtje dat vijf jaar geleden nog een belofte was, maar nu alleen uitzicht had op een saaie echtscheiding en het kopieerapparaat."
Of over zijn vader:
"Staf was inderdaad een eeuwige jongen. Misschien moest ik maar alimentatie beginnen te betalen voor hem. Kon hij een nieuwe broek gaan kopen."
Over zijn moeder:
Millie herkende voortdurend overal van alles in. Wij keken al niet meer op als ze weer ergens iets in herkende. Soms kon je een geel T-shirt aantrekken, wat dan bewees dat je een verdoken racist was.
Nu zag de Doctor eruit alsof iemand haar helemaal door elkaar had geschud. [...] Dit was Millie wel maar alles zat los en scheef. De lagen gevelpasta begaven het onder zweet en damp. Arme dwaze moeder, vertel het eens.
Alles wordt door Max met een bepaalde ironie en autoriteit bekeken. Niets is hem waardig, maar deze houding is maar schijn. Inwendig worstelt hij met zijn familie en vooral met het verdriet om Roy. Hij wil het gemis niet voelen, niet weten. Huilen mag al helemaal niet, en niemand mag het zien als hij per ongeluk toch moet huilen.
Ik huilde, maar de regen vergaf me dat.
[...] en ging toen onder de douche staan zodat ik kon huilen zonder dat ik het zelf zou merken.
Natuurlijk houdt niemand van de familie het vol om dit grote verdriet te blijven wegduwen en na de val van Staf komt het tot een explosie.
Aangrijpend, ontroerend, triest, humoristisch, cynisch, met deze woorden zeg je alles over dit boek.
Maar waarom die moeite met dit boek? Was het de landerigheid van Max? Hij deed eigenlijk niets. Hij hing maar een beetje rond, ondernam niets of kwam dat juist door zijn ontreddering? Kon hij niets meer, was hij lamgeslagen door het gebeurde met Roy?
Was het de taal in het boek? De ene keer vol humor, de andere keer bijna net zo landerig als Max? Waren het de, soms grote, sprongen van Staf naar Roy naar Millie naar Gertjan? Was Gertjan té bizar en werd hij daardoor een ongeloofwaardig karakter? Was Millie teveel een stereotype?
Het boek wordt vergeleken met De Avonden van Reve. Daarin is inderdaad ook die landerigheid weergegeven maar dat was ook de bedoeling van Reve. Hij wilde de toen heersende tijdgeest weergeven. Bij dit boek heb ik niet het gevoel dat de landerigheid van Max ook iets dergelijks moet symboliseren. Eerder zie ik het als totale onmacht van mensen om om te gaan met een groot verlies.
Persoonlijk ben ik een groot fan van Reve en De Avonden vind ik een schitterend boek. Wat maakt mij nu dan zo twijfelend in mijn oordeel? Het enige dat ik weet is dat na lezing van het boek de personages wel door m'n hoofd blijven spoken.
Over het algemeen ben ik toch, hetzij aarzelend, positief over het boek en als iemand het me vraagt zal ik het zelfs aanraden. Waarom dan die twijfel...
ISBN 9789023429920 Paperback, 207 pagina's | De Bezige Bij | september 2008
© Dettie, oktober 2009
Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER
Nemen wij dan samen afscheid van de liefde
Paul Baeten Gronda
Het boek begint en eindigt met dezelfde brief. Maar het tussenliggende verhaal verandert de impact van die brief en het feit dat het een brief is totaal. Dat de lezer dat niet weet, is niet vreemd, maar de verteller verkeert in dezelfde positie. Dat maakt de inhoud heel wrang...
'Ik ben geen huilend kind, Staf. Ik wil niet huilen. Zeker niet als de wereld toekijkt. Heb jij ook voortdurend het gevoel dat de wereld toekijkt? Gaat dat gevoel ooit weg, of wordt het alleen maar erger met het ouder worden? Je laat het mij nog wel weten. Ik heb tijd.'
Dan volgt het verhaal dat drie dagen beslaat: eergisteren (de verjaardag van de ik-persoon), gisteren en vandaag. Tegelijk wordt door middel van terugblikken en herinneringen het verhaal van de familie Venkenray verteld. Het is geen vrolijke familie. Geen liefdevolle familie. Tradities en verwachtingen hebben hun stempel gedrukt op het leven van een paar opvolgende generaties, en dat gebeurde niet in positieve zin.
Ook de verteller, Max Eugene Venkenray, is geen vrolijke jongen. Toen hij een flinke som geld erfde van zijn grootvader, is hij in een hotel gaan wonen, omdat hij aan de greep van zijn moeder wilde ontsnappen. Zij en zijn vader konden het samen niet meer vinden en zijn uit elkaar. Max vindt de vriend van zijn moeder maar een oelewapper, wil het liefst niets met hem te maken hebben. Dan zijn er nog twee broers. De oudste Gert-Jan vindt zichzelf een kunstenaar, en hun broer Roy is dood. Zijn rol in het verhaal is groot, omdat Max zijn dood niet verwerkt heeft.
'Tenslotte ging ik ook niet dieper in op het gegeven dat ik sinds de dood van Roy de dagen aan elkaar leefde dankzij een kast vol van die muziek (=bluegrass). Dat ik mijn dagen in het winkelcentrum soms uitzat met mijn hoofdtelefoon op en gezeten op een bankje dat de westgang met de oostgang verbond. Aan weerszijden van dat bankje stond een plastic boom. Als je dan lang naar bluegrass luisterde, gingen die bomen er op het einde van de dag soms echt uitzien. Als ik na zo'n dag naar huis wandelde, vroeg ik me vaak af of dat iets is om blij of net depressief van te worden.''
Max werkt als monteur van airco-installaties. School was immers ook geen succes. Ach, hij is er goed in, dus waarom niet. Van de technische school kent hij Jimbo, met wie hij optrekt, terwijl hij steeds meer in gaat zien dat het geen echte vriendschap is.
'Op een typische vrijdagavond ten huize Venkenray, toen Staf van zijn Giuglietta en ik van een optreden van de hardcoreband Roses for Christina kwam, vertelde hij me over de onzin van vrienden. Staf orakelde geregeld dat we allemaal eilandjes zijn, met elk onze haven en onze producten. Soms ontdekken we andere eilandjes waarmee we dan handel gaan drijven. Dat is dan leuk. Tot we elkaars export beu zijn, en dan stoppen we de handelsovereenkomst. Dat is: in het beste geval. In het andere geval blijven de eilanden maar wat symbolische handel drijven - ik beeldde mij dan altijd een halve doos bananen en een handvol koffie in.'
En zo gaat Max het leven door. Alleen, zonder houvast. Ook het meisje van zijn dromen kan hem niet bieden wat hij nodig heeft. Dus fantaseert hij dat maar. Er lijkt helemaal geen uitzicht op enige hoop in het leven van deze jongeman. En helaas, het leed is nog niet geleden.
In het begin dacht ik: weer zo'n postmoderne roman van een doelloos, maar raak levende, jongeman die nooit volwassen schijnt te worden. En dat ook niet wil. Maar dit boek is anders. Langzaam sijpelt het besef bij de lezer binnen dat een enorm verdriet de basis is van het leven van de hoofdpersoon. Dat het gaat om een jongen die zijn draai niet kan vinden na dit verlies, een jongen die van niemand hulp schijnt te kunnen krijgen, met name niet van degenen van wie hij het dat meest zou mogen verwachten. Zij hebben immers nog hun eigen verdriet. Het is het verhaal van een troosteloos leven, met af en toe wat droge humor, zodat het niet alleen maar triestig en ellendig is. Toch blijven die laatste emoties het meest hangen. We nemen afscheid van de liefde, immers: hoe zou je een relatie kunnen aangaan met zo'n achtergrond?
ISBN 9789023429920 Paperback, 207 pagina's | De Bezige Bij | september 2008
© Marjo, december 2009
Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER