Boekenarchief H

Kees Hartog

Thank you, Bwana
Graag gedaan, Afrika

ontwikkelingshulproman
Kees Hartog


Begin december 2016 ontvangt Ida Hartog-Rovers tot haar verbazing een mail van uitgeverij Aldus Boek Compagnie met de vraag of twee romans uit 1971 en 1976 van haar in 1996 overleden man Kees Hartog, over zijn tijd als ontwikkelingswerker in Zambia opnieuw uitgeven zouden mogen worden. Als lezer kun je je de vraag van de uitgeverij goed voorstellen, weliswaar zijn de romans inmiddels meer dan veertig jaar oud en is er in de wereld van het ontwikkelingswerk heel wat veranderd, maar toch zijn beide boeken nog steeds uitermate actueel. De vraag hoe je Afrika het beste kan helpen, en of je dat op de Europese, westerse manier moet doen, of meer vanuit de Afrikanen en de Afrikaanse traditie is een uiterst actuele. En is  Afrika eigenlijk wel gebaat bij onze goedbedoelde bemoeienis, of maken we de situatie onbedoeld alleen maar erger? Beide vragen staan centraal in deze, voor deze gelegenheid gebundelde, autobiografische, romans.


Het verhaal begint als Kees Hartog, jong en vol idealen, begin jaren zeventig naar Zambia vertrek om daar in een opleidingskamp voor jonge boeren les te gaan geven in tropische veeteelt. Vanaf de eerste bladzijdes verliest hij zijn hart aan Afrika en vooral aan de warme gastvrijheid van de Afrikanen, en de liefde voor dat continent blijft tot de laatste bladzijde van het boek afspatten. Natuurlijk loop hij zo nu en dan aan tegen logge systemen, corruptie, frustratie en de onmacht dingen te veranderen, maar hij legt de schuld daarvan vooral bij de Europeanen, die met een westerse blik op hoe vooruitgang in hun ogen hoort te zijn, eeuwenoude tradities en stamverbanden uit hun verband trekken, met alle gevolgen van dien.


De verhalen over zijn begintijd zijn bij vlagen hilarisch en met de nodige ironie en zelfspot opgeschreven. Het duurt even voor hij zijn draai vindt in het systeem, met leerlingen waarvan een deel niet kan lezen en schrijven en die een taal spreken die hij niet verstaat. Zijn eerste lessen brengt hij uit wanhoop moppen vertellend in het Nederlands door, maar al snel leert hij de taal en weet hij zich goed te redden. Hij voelt zich als een vis in het water, maar stelt zichzelf bijna vanaf het begin al de vraag of deze manier van helpen wel de juiste is. Hij neemt zich voor om in zijn lessen zoveel mogelijk uit te gaan van de bestaande Afrikaanse situatie en niet van zijn eigen Europese normen en waarden. Afrika moet zich in zijn optiek als Afrika kunnen verder ontwikkelen en niet omgevormd worden tot een gebrekkige imitatie van het in zijn ogen zo materialistische Europa.


Na verloop van tijd ontwikkelen zich in het opleidingskamp steeds meer problemen. De politiek doet zijn intrede en de verhouding tussen leerlingen en stafleden onderling komt daardoor behoorlijk op scherp te staan. Uiteindelijk barst de bom en wordt het te gevaarlijk om te blijven. Het doet Kees wederom beseffen dat als je eeuwenoude tradities en stammenverbanden in korte tijd wil vernietigen je de gevolgen van tevoren niet goed kunt overzien.


Na het opleidingskamp verlegt Kees zijn werkgebied naar de bush van Zambia, waar hij een twaalftal coöperaties gaat leiden. Aan enthousiasme van zijn medewerkers ontbreekt het niet, er is al een enorme hoeveelheid hectares grond ontgonnen, wat een ongelofelijke klus geweest moet zijn. Er zijn ook tractoren beschikbaar gesteld, maar die vormen meteen het probleem. Op de stugge bushgrond zijn ze in no-time kapot en de beloofde reparatiehulp duurt maanden. En zo dreigen de enorme hoeveelheden zaad en kunstmest die op basis van het werk dat de tractoren zóuden verzetten, en die met geleend geld waren aangeschaft, de coöperatie alleen maar heel diep in de schulden te drijven. Het zou de coöperatieven voor altijd kopschuw kunnen maken om verder te ploeteren in de landbouw en de trek naar de grote steden zou nog grotere vormen aannemen. En wat levert het de Afrikanen op? Dure tractoren die voorlopig meer teleurstelling dan welvaart brengen; tonnen dure ongebruikte kunstmest, bergen ongebruikt bestrijdingsmiddel en geen rendement. Kees ziet zijn aanvankelijk zo enthousiaste medewerkers de moed verliezen…


“Chanda had de moed verloren. Waarschijnlijk had hij zich teveel voorgesteld van de tractoren. Hij had zichzelf gezien als de ambtenaar die de stoot zij geven voor het op gang helpen van veertien gemoderniseerde, hoogproducerende landbouwcoöperaties. Hij begon nu tot het teleurstellende besef te komen dat zoiets er voor de eerstkomende jaren niet in zou zitten; misschien wel nooit.”


Ook hier zou het volgens Kees ánders moeten, meer op maat, meer op de Afrikaanse manier.  Hij droomt van het opzetten van een min of meer gesloten dorpseconomie, waarin de sociale verworvenheden van de hechte Afrikaanse samenleving als uitgangsbasis voor de verdere ontwikkeling van Afrika wordt genomen. Een Europese deskundige zou in dit verband nog wel degelijk goed werk kunnen doen, maar de verhouding van de altijd-beter-wetende-leraar zou moeten veranderen in een verhouding van mens tot mens.


"We zouden de Afrikanen moeten helpen hun energie te gebruiken om hun dorpen nog mooier en leefbaarder te maken, in plaats van de mensen hun energie te laten steken in kostbare illusies die niets dan schulden opleveren. We moeten ons beter op ons werk voorbereiden, meer inzicht krijgen in wat er hier haalbaar is. We moeten de mensen zelf in hun ontwikkeling betrekken, veel meer met hen praten en volkomen eerlijk tegen hen zijn. Hen mee laten denken. Het is hún leven, hún ontwikkeling. "


Na twee jaar Zambia keert Kees Hartog terug naar Nederland waar hij op het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam toekomstige vrijwilligers die uitgezonden worden naar Afrika, begeleidt en zijn visie op ontwikkelingswerk met hen deelt. Samen met zijn vrouw vertrekt hij daarna naar Burkino-Faso waar hij jongopgeleide boeren begeleidt. Na terugkomst in Nederland krijgt hij een baan bij de Landbouwvoorlichtingsdienst en begint in 1990 samen met zijn vrouw een Kwekerij in bijzondere vaste planten. Hij overlijdt in 1996 aan longkanker. Pas 51 jaar oud.


Thank you, Bwana
is een op  milde toon geschreven, idealistisch boek, met ironie en zelfspot, en met heel veel warmte , liefde en betrokkenheid met het Afrikaanse continent. Hartog schuwt de scherpte toon in zijn kritiek op de westerse invloed niet, maar onderbouwt zijn argumenten goed en biedt alternatieven.  Zijn visie op ontwikkelingswerk is een zeer aansprekend, en maakt het boek ook in het huidige debat rondom ontwikkelingshulp het lezen meer dan waard!


ISBN 978 90 82501193 | Paperback | 388 pagina's | Uitg. Aldus Boek Compagnie | december 2017

© Willeke, 5 februari 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER