De kaart van zout en sterren
Jennifer Zeynab Joukhadar
Dit boek binnengaan is als binnen stappen in een sprookje: eerst zie je een wereldkaart, die bij nadere bestudering niet overeenkomt met ons beeld van de werkelijkheid. Dan volgt er een gedicht dat afgedrukt staat in de vorm van een land. Dit soort gedichten zullen we nog meer tegenkomen, in steeds een andere landvorm, corresponderend met het verloop van het verhaal.
Een sprookje? Toch niet. Als het verhaal begint is het helaas de bittere werkelijkheid van een ontredderd gezin, dat na de dood van de heer des huizes aan de grond raakt. Het gezin is Syrisch, maar de ouders wonen al lang in New York, waar de drie dochters geboren zijn. Tot hun grote ontsteltenis besluit hun moeder terug te keren naar Syrië, naar Homs, haar thuisstad, waar het nu vast wel veilig is.
De twaalfjarige Nour is de verteller van het verhaal over het gezin: de oudere zussen, Hoeda en Zahra, de moeder en de oom, abou Saied, die ze terug zullen zien in Syrië. Hun vader vertelde iedere avond een verhaal, ‘om dingen te begrijpen’, zei mama. Nour was dol op het verhaal over de leerling-kaartenmaker Rawiya, een meisje dat in de Middeleeuwen op reis gaat met de beroemde kaartenmaker, Al-Isidri.
Het gezin probeert te aarden in de nieuwe omgeving, maar Homs blijkt niet veilig. Als de stad gebombardeerd wordt, moeten ze vluchten. Een van de weinige dingen die ze mee weten te nemen is een kaart, getekend door de moeder. De kinderen hopen terug te kunnen naar New York, maar dat zal niet zonder slag of stoot lukken. Ze zijn nu geen inwoners meer van Amerika, en hebben net als andere vluchtelingen papieren nodig. En net als andere ontheemden, vallen ze in handen van mensensmokkelaars. Het kost de grootste moeite om bij elkaar te blijven.
‘Ik strompel en struikel en dan realiseer ik me dat ik de hele tijd stukjes van mezelf heb gelekt. Mijn schim is nog steeds verstrooid langs de weg van Amman naar Akaba. Snippers van mij wandelen door de straten van Homs onder de luifels van winkels. Ik heb geen stem, geen anker. Hoe kan ik zorgen dat ik niet op de wind uiteen word gescheurd als de pluisjes van een paardenbloem?’
Nour heeft een speciale eigenschap. Zij heeft synesthesie, voor haar hebben voorwerpen en stemmingen kleuren, waardoor haar verhaal doorspekt wordt met veel zintuiglijke beschrijvingen. Dat ze het Arabisch al redelijk begrijpt – hetgeen ze voor haar moeder en oom verborgen houdt – komt het verhaal ten goede: ze weet meer dan een twaalfjarige zou moeten weten over wat er allemaal gebeurt.
Om zich haar vader te kunnen blijven herinneren vertelt Nour ons het verhaal dat hij haar vertelde, over het avontuurlijke meisje dat als jongen door het leven ging omdat een meisje in de Middeleeuwen nu eenmaal geen kaartenmaker kon worden. De twee verhalen wisselen elkaar af, ieder hoofdstuk begint met een stuk verhaal over Rawiya, om dan weer in het heden over te gaan. Beide verhalen vertonen een wonderlijke parallel. De route, maar ook de levens van het meisje Rawiya en dat van Nour komen in grote lijnen overeen. Is dat niet letterlijk het geval dan is er wel een symboliek in het ene verhaal die duidelijk overeenkomsten vertoont met de werkelijkheid in het andere verhaal.
Net als de synesthesie is dit een stijlvorm die het verrassend goed doet in een verhaal als dit. Het sprookje rondt de scherpe kantjes van het realistische verhaal af, al blijft het vreselijke relaas van mensen op de vlucht indringend genoeg.
Toch herinnert Jennifer Zeynab Joukhadar ons in haar nawoord er aan ‘dat de oorlog in Syrië maar al te echt is en dat vluchtelingen geconfronteerd worden met afgrijselijk geweld en onrecht bij hun pogingen om in veiligheid te komen. Vooral vrouwelijke vluchtelingen lopen risico op geweld, met name seksueel geweld. Uit een studie uit maart 2017 door Save The Children bleek dat ruim 70 procent van Syrische kinderen aanwijzingen vertoonde van toxische stress of posttraumatische stressstoornis nadat hun land bijna zes jaar lang door oorlog was geteisterd.’
In datzelfde nawoord vertelt zij ook dat ook in het sprookjesdeel feiten zijn verwerkt. De persoon Al-Idrisi bijvoorbeeld was werkelijk een kaartenmaker. Hij reisde door verschillende landen om de kaart te kunnen realiseren die we voor in het boek afgedrukt zien.
De Kaart van Zout en Sterren is het debuut van Jennifer Zeynab Joukhadar (1988) een Syrisch-Amerikaanse schrijver. Ze is geboren in New York, en heeft een islamitische vader en een christelijke moeder. Het is duidelijk waar de inspiratie vandaan komt, maar het is niet alleen het verhaal dat dit boek fantastisch mooi maakt. Het is de sfeer die ze weet te creëren, de vaak fraaie zinnen en rake woordkeuze.
‘In de winkel ruikt het naar bloed. Ergens stroomt water, dat zilverwit ruist.
Hoeda loopt om de lege vleeskrat heen. In de achterkamer tussen rekken met geiten en kippen staat een kleine vrouw met een zwarte hoofddoek over een spoelbak gebogen haar handen te wassen. IJslolly-koude lucht overspoelt ons als we naar binnen gaan, ronde golven doorzichtig blauw op mijn huid.'
‘Een geel gejammer borrelt uit me op.’
‘Blijkbaar verliezen mensen meer dan ze ooit kunnen terugkrijgen: een huis met drie slaapkamers, vijfentwintig centimeter haar, een hele kleur. Maar er is niemand die dat ooit zegt. Is het makkelijker om met het gemis te leven als je het niet benoemt?
Of is dat iets wat je als troost voor anderen doet?’
ISBN 9789026346170 | paperback | 512 pagina's | Uitgeverij Ambo Anthos | maart 2019
Vertaald uit het Engels door Marion Drolsbach
© Marjo, 30 mei 2019
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER