Zestig spiegels
Harm de Jonge
‘Als je verderop het woordje ‘ik’ leest, dan ben ik dat niet, maar is het Jurre’ zegt Harm de Jonge in zijn - korte - voorwoord.
Ik las ooit dat er veel kinderen zijn die niet graag een boek lezen waarin er een ik-verteller is. Het komt dan te dichtbij, en als het verhaal niet overeenkomt met hun eigen leven, dan voelt het alsof het niet klopt. Voor een jong kind is dat verwarrend, hij/zij kan geen afstand nemen. Het is dus goed dat de Jonge dit even zegt, maar waarschijnlijk zijn er heel veel kinderen die volledig begrijpen hoe het voelt om verlegen te zijn, om doodsbenauwd te zijn voor die spreekbeurt die je moet gaan houden voor de klas. Al die ogen die je aankijken, doodeng! En altijd zijn er pestkoppen in de klas die proberen je van de wijs te brengen. Ik denk dat jonge lezers dat helemaal zullen begrijpen.
Of ze ook mee kunnen gaan in de fantasieën die Harm de Jonge verzint voor Jurre, zijn ik-verteller, dat weet ik niet. Hopelijk wel, want er zitten veel nuttige tips in:
Als je iets wil bereiken, zul je moeten praten. Oefenen van te voren is ook heel handig.
Een verhaal kun je op allerlei manieren veranderen.
Als iets misgaat, kan het ook juist gelukt zijn.
Praat met een zachte stem, dan luistert men wel.
Leid je gehoor af met zaken die er niet toe doen, dan letten ze niet zo op wat je eigenlijk zegt.
Droom iets mooier dan het is, stel je bijvoorbeeld met al die paren ogen voor dat het de mooie ogen van een geliefd persoon zijn.
Jurre leert deze lesjes terwijl hij met prinses Sippora van Singapoor door een verlaten en vervallen gebouw zwerft. Dat gebouw is het thuis van bijzondere personen, aan wie Sip hem voorstelt. Het zijn straatartiesten en kermisklanten, die hem het gevoel geven dat het zo moeilijk allemaal niet kan zijn. En als er dan ook nog zestig spiegels aan te pas komen, kan het toch niet meer mis gaan?
Dit kinderboekenweekgeschenk, met zijn prachtige kleurtekeningen, is wel een van de beste van de laatste jaren, vind ik, maar ik ben niet de doelgroep. Ik hoop maar dat een kind ook zal genieten van de wonderschone prinses Sippora, die Jurre in haar turboklotser langs al die bijzondere mensen voert, die het allemaal zo mooi kunnen vertellen. Mooi vind ik ook de rol van Jurres vader. Als de wonderlijke figuren vertrekken, is hij er altijd nog, op de achtergrond, maar ook heel belangrijk in zijn nuchterheid. Want zijn moeder:
‘Ze denkt dat het niet gebeurd is. En dat zou ze blijven denken. Maar ze heeft het mis. Je kunt toch niet zomaar iemand verzinnen die helemaal niet bestaat. Een gezicht, heel precies met de moedervlek vijf millimeter van de linker neusvleugel. Het oor met een gouden ringetje: de slang die in zijn eigen staart bijt. Zo klein dat je het eigenlijk niet eens kunt zien. De kraaltjes in haar vlecht. En ook al die anderen, de torenmensen met hun vreemde kleren, hun gewoontes. Elk rimpeltje in hun gezicht had ik gezien. Als je dat kunt verzinnen, dan moet er toch iets van waar zijn.’
Zoals zijn vader zegt: ‘Schrijf het op knul! Schrijvers hebben fantasie! Tsjonge jonge, wie heeft er nu een schrijver als zoon!’
ISBN 9789059652538 | paperback | 93 pagina’s | Uitgeverij CNPB| 2014
Tekeningen van Martijn van der Linden
© Marjo, 22 oktober 2014
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Flessenpost uit Amsterdam
Harm de Jonge
"Je droomt wat je niet kan en als je gelooft wat je droomt ben je gelukkig. Zo simpel is het."
Tommie Prins vertelt het verhaal over zijn eerste liefde. Hoewel het gaat om twee heel jonge kinderen, die elkaar nog nooit gezien hebben, kun je dat zo toch wel stellen. Het verhaal begint als Tommie bij het standbeeld van Multatuli's Woutertje en Femke op de Noordermarkt in Amsterdam een klein flesje vindt, waarin een briefje zit. Daarin zit een oproep:
‘Ik ben Charlotte, 13 jaar. Schrijf me als je schrijven leuk vindt…’
Tommie doet dat, en er ontwikkelt zich een bijzondere briefwisseling tussen de jongen die op een woonboot in Groningen woont met zijn ouders, en Charlie, enig dochter van een professor, die onlangs haar moeder verloren is.
Charlie vertelt, vaak in een soort geheimtaal (ucak bucan ucan prucansucas, ucaht wucar) dat ze een prinses is die gezocht wordt door Yucatucankrijgers, omdat die, als de onheilsdatum 21 december 2012 voorbij zal zijn, een nieuwe koningin willen hebben.
De brieven zijn erg leuk en Tommie wil het allemaal best geloven. Door zijn leven op die boot met ouders die kunstenaar zijn, is zijn bestaan nogal eenzaam. Charlie lijkt zijn enige contact met de buitenwereld. Behalve wat haar in het dagelijks leven overkomt – een vader die professor is en op zoek is naar kwalikwulakruid – gebruikt ze veel fantasiewoorden - hemeltjesstruis, doedeltjedom – en ze voegt bij iedere brief IP’s (=interessante feiten) toe, en informatie over beroemde kinderen.
Tommie - ‘Dag Tommetietom, morse mallerik op klompen’ - noemt de brieven Hoogst Geheime Brieven HGB’s, en hij heeft ze allemaal bewaard.
Als hij na een half jaar geen brieven meer krijgt maar een ansichtkaart met de mededeling dat ze niet meer wil schrijven ‘er gebeurt wat ik eigenlijk niet wil’, blijft hij de brieven herlezen, en probeert zo zijn verdriet te verwerken. Waarom wil ze niet meer schrijven? Is Charlie ontvoerd door de Yucatucankrijgers?
En terwijl hij herleest, dringt tot hem door dat het meisje een grote fantasie heeft. Groter dan hij doorhad. Nu pas begrijpt hij wat de lezer al wel doorheeft. Maar Tommie is ook geen klein kind meer. En hij gaat op zoek, naar Amsterdam, naar het adres dat hij op zijn brieven zette. Maar de vrouw die open doet heeft nog nooit van een Charlie of van een professor gehoord.
Dit boek is een onontdekt juweeltje uit 2010. Althans, ik kan me er geen ophef over herinneren. Het is echter een ontzettend mooi verhaal!
De gevoelswereld van een puber wordt hier zo neergezet dat je bijna heimwee zou krijgen naar je eigen jeugd. Het roept weemoed op. Tegelijk geniet je van de fantasievolle brieven, met zijn interessante feitjes, waar Tommie nog aan toevoegt wat er gebeurde op de dag dat de brief geschreven werd. De brieven en de kaart worden in het boek afgedrukt.
Een prachtig boek is dit, eentje om te koesteren.
ISBN 9789047513971 | Hardcover | 131 pagina's | Van Goor |oktober 2010
Leeftijd vanaf 10 jaar
© Marjo, 24 oktober 2012
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Tjibbe Tjabbes' wereldreis
Met oorspronkelijke tekeningen en schilderwerken van Fiel Venius
Harm de Jonge
Natuurlijk is het pure fictie, maar het lijkt alsof er een kern van waarheid in schuilt: in 1991 wordt voor de kust van Borneo een wrak van een schip gevonden. ‘De Griffioen’ heette het.
Dat schip was een fregat uit Enkhuizen, dat in 1774 onder gezag van kapitein Horzelkaak vertrok, en waar nooit meer iets Van vernomen werd. In een lucht- en waterdicht kistje worden papieren teruggevonden: een ‘Journael’ van een opvarende: Tjibbe Tjabbes. En nog een boek datr hij schreef over de dieren die hij tegenkwam: ’Het handtboeck Uijtsonderlijkcke Beesten van het Aertrijck’.
Met behulp van deze twee geschriften is het verhaal van de reis van de Griffioen gereconstrueerd.
Hoe Tjibbe een geleerde, maar niet onomstreden, professor werd in Leiden:
‘Het is toch maar onze prefesser, hè. Weet je dat hij zeven talen spreekt?’
‘En hij kan dieren fokken die niet bestaan, Jules.’
‘Allejee, man, wat zeg je me nou? Heeft hij misschien ook jou gefokt!’
Hoe twee rijke koopmannen hem vroegen een reis om de wereld te gaan maken om dieren te ‘verzamelen’ voor een nieuw te bouwen Ark.
En dan de reis vol met fantastische avonturen. Natuurlijk veel buitenissige dieren, maar ook mensen kwam hij tegen op zijn reis. Wie kijkt op Youtube (http://www.youtube.com/watch?v=TPjQTcbAkyI) krijgt een idee.
We leren pantsergloepen kennen, olifantsvogels en levensgevaarlijke zeilsnijders, waarbij de vraag rijst hoe je dat moet doen in een Ark: het ene dier eet het andere om te kunnen leven, maar ze hebben wel allemaal recht op leven.
Het kan haast niet serieus bedoeld zijn, maar wordt wel zo gepresenteerd. Met foto’s, tekeningen, wetenschappelijke beschrijvingen en allerlei feiten om het nog geloofaardiger te maken. Dat klopt allemaal, en het is allemaal prachtig. Maar omdat het zo sterk overdreven en duidelijk onmogelijk is, wordt het moeilijk het boek te waarderen. Om af en toe in te bladeren en stukjes te lezen, en vooral te genieten van de prachtige illustraties is dit heel mooi. Maar ik betwijfel of jonge lezers dit echt uit zullen lezen.
ISBN 9789047504122 | Hardcover 134 pagina's |Van Goor | mei 2008
Illustrator: Fiel van der Veen Leeftijd vanaf 12 jaar
© Marjo, 26 november 2012
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
De geur van roestig ijzer
Wat een mooi verhaal! Het is een boekje uit de serie Kidsbibliotheek van Lemniscaat en en het tijdschrift Kidsweek. Dit is naast Blikschade en Kus al het derde mooie verhaal dat ik uit deze serie lees.
De dertienjarige Joeri kan heel goed ruiken, hij ruikt alles maar het meest bijzondere is dat als hij iets ruikt hij gelijk beelden erbij ziet. Joeri's vader woont niet meer thuis maar als hij aan zijn vaders flesje aftershave ruikt dan ziet hij zijn vader en praat zelfs met hem.
Zijn buurmeisje Nesrin ruikt naar roestig ijzer, Joeri vindt haar heel lekker ruiken, hij is dan ook heel erg verliefd op haar en probeert zelfs haar geur na te maken.
Nesrins vader heeft een autosloperij en Nesrin crost in de sloopauto's rond. Nesrin is geboren in Turkije en is naar Nederland gekomen toen haar moeder overleed. Haar vader belooft elke keer dat ze op vakantie naar Turkije zullen gaan maar ze gaan nooit!
Wel komt hij steeds vaker bij Joeri's moeder op bezoek. Joeri snapt er niets van dat zijn moeder dat goed vindt. Zij is concertpianiste en alles wat vuil is heeft ze een hekel aan, en je mag zeker niet in de buurt van haar piano komen met smerige kleren of handen. Nesrins vader is altijd smerig en hij mag wel bij de piano komen!
Op een dag staat er een autowrak en Joeri ruikt een hele vreemde lucht in die auto maar kan die lucht niet plaatsen. Wel vinden hij en Nesrin een mapje met foto's en een adres. Ze sporen de eigenaar op en komen zo in contact met Bruno Levie, een heel oude joodse man. Zijn hoofd zit in het verband en hij vertelt ze dingen waar ze niets van snappen....Over het Vlinderdal in Israël en olijfbomen en Rachel
En dan vertelt Nesrins vader dat ze wéér niet naar Turkije zullen gaan! Hij wil met Joeri's moeder op vakantie. Nesrin is zo vreselijk, ontzettend boos. Zo heeft Joeri haar nog nooit gezien (eigenlijk vindt hij haar nóg knapper als ze boos is). De mededeling van Nesrims vader heeft verstrekkende en bijna gevaarlijke gevolgen...
Mooi geschreven verhaal. De Jonge weet prachtig een sfeer op te roepen. Vooral de vriendschap tussen Nesrim, Joeri en Bruno Levie is hartveroverend. Alledrie verlangen ze naar iets. Joeri naar zijn vader, Nesrim naar Turkije en Bruno naar Israël. Lezen dit boekje, voor de prijs (E 3,95) hoef je het niet te laten.
ISBN 9056377213 paperback, 86 pagina's, uitgeverij Lemniscaat 2005,
10-12 jaar
© Dettie, april 2006
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER!
De geur van roestig ijzer
Joeri, 13 jaar oud, heeft een flesje aftershave van zijn vader. Die is in Scandinavië, en het ziet er niet naar uit dat hij terug komt. Met de geur van de aftershave is het net of zijn vader er toch is. Joeri heeft iets met geuren, hij merkt ze veel meer op dan anderen en hij verzamelt ze. Zijn buurmeisje, Nesrin, ruikt naar roestig ijzer, en dat is de lekkerste geur die hij kent. Nesrin is een Turks meisje, zij woont alleen met haar vader, omdat haar moeder gestorven is in Turkije, toen Nesrin nog een klein meisje was. Ze denkt vaak aan haar moeder, en wil graag terug naar Turkije. Niet alleen voor vakantie, maar om er te blijven. Maar haar vader belooft dat steeds wel, maar doet het niet. Nu heeft hij het weer beloofd...
Joeri en Nesrin brengen veel tijd door op het terrein van de autosloperij van haar vader. Op een dag staat er een kapotte auto, waar Joeri iets eigenaardigs ruikt. Koperpoets?? Ze vinden er ook foto’s. Nesrin wil die foto’s terugbezorgen aan de eigenaar, en zo ontmoeten ze de oude man Bruno Levie. Die is nogal verward, vertelt dat hij met Rachel, zijn vrouw, praat, maar ze ontdekken dat ze al lang dood is. Levie wil terug naar Israel, naar het Vlinderdal, waar hij de olijf naar toe wil brengen die hij speciaal voor Rachel gemaakt heeft. Die olijf blijkt van koper... dat was het dus wat Joeri rook.
Thuis ontdekken ze dat Joeri’’s moeder en Nesrins vader wel erg dikke vrienden worden. Als klap op de vuurpijl vertellen ze dat ze samen op vakantie willen, naar Griekenland of zo. Nesrin is kwaad, gaan ze wéér niet naar Turkije. Dan gaat ze zelf wel, besluit ze.
Het boekje gaat over dromen: Joeri droomt dat hij met zijn vader praat, zoals Levie met Rachel. En Nesrin droomt van terugkeer naar haar geboorteland. Is het belangrijk om te dromen of kun je dat maar beter niet doen, omdat er toch niets van terecht komt?
Het is een leuk verhaal.
ISBN 9056377213 86 pagina's, paperback, uitgeverij Lemniscaat 2005
10-12 jaar
© Marjo