Brandlucht
Erik Vlaminck
Als Nederland en België elkaar treffen is dat zoiets als ‘twee geloven op een kussen, daar komt de duivel tussen’. Het kan niet goed gaan...
Dat geldt ook voor gemengde huwelijken, zelfs als die op neutraal gebied plaatsvinden, dat laat Erik Vlaminck toch doorschemeren in dit verhaal. Al van af het begin weet je : dit gaat fout, en dat heeft ook zo zijn gevolgen voor Elly, de dochter van de Hollandse en de Vlaming.
Elly staat centraal, zij vertelt met flashbacks over het leven van haar ouders, terwijl ze in het heden zorgt voor de bejaarde moeder, bij wie het nooit goed is.
Zij wonen in Saint Thomas, een stadje in Canada, waar Tony Verkest en Mina uit Zundert zijn neergestreken na hun huwelijk. Op afstand van de Vlaamse kolonie in Delhi, en dat blijkt niet voor niets zo te zijn gebeurd. Zowel Tony als Mina hebben hun geheimen, die altijd aanwezig zijn op de achtergrond.
Elly kiest de kant van haar vader: hij heeft altijd aandacht voor zijn ‘zonnebloemeke’, ze mag delen in zijn hobby, duiven houden, terwijl haar moeder altijd op hem zit te vitten. ‘Echt Hollands’ zegt Vlaminck: Mina, die heimwee heeft naar het dorpse leven in Zundert, is streng katholiek, en dwingt haar dochter melk te drinken, en ’s nachts washandjes over haar handen te dragen tegen het krabben: eczeem.
‘Door dat levenslange melk drinken hebben Hollandse mensen allemaal lange tanden en zijn ze een half hoofd groter dan bijvoorbeeld de Belgen, die ophouden met melk drinken zodra ze kunnen lopen en spreken.’
Als Elly op zoek gaat naar haar verdwenen vader, ontdekt ze veel over zijn verborgen leven.
Ze interpreteert het als verraad, en neemt wraak. Of ze er iets mee op schiet? Verguisd door haar moeder, verraden door haar vader, hoe slecht kun je het treffen. Maar het kan nog erger: ze is zwanger als ze terugkeert in Canada, dochter Linda wordt geboren.
Opnieuw worden de verhoudingen op scherp gezet, en door het onvermogen om met elkaar te communiceren, de misverstanden die niet uitgesproken worden en de verkeerde keuzes die ze maken, lijkt het leven van geen van de drie vrouwen een gelukkig leven te kunnen worden.
Het is stilistisch een sterk verhaal, maar dat maakt het lezen ervan lastig. Steeds weet je dat je bepaalde dingen gemist hebt, niet goed begrepen - zoals de personages in het verhaal - met dien verstande dat de lezer terug kan bladeren. Maar zoals gezegd: dat leest niet zo prettig. Dan moet het hele boek nog maar eens gelezen worden.
Maar het is geen vrolijk verhaal, de sneue personen zijn verdoemd, misschien al wel vanaf hun geboorte.
Wat ook erg Hollands is, is gezelligheid, dat ontbreekt hier ten enenmale.
Erik Vlaminck (Kapellen, 2 juli 1954) is roman- en theaterauteur.
Als romanschrijver kreeg Vlaminck bekendheid met een zesdelige romancyclus over het ongewone leven van gewone mensen in het Vlaanderen van de 20e eeuw. (Later gebundeld in drie delen: Langs moederszijde, Langs vaderszijde, Langs schrijverszijde.) Doorbraak bij een ruim lezerspubliek kwam er in 2008 met Suikerspin en in 2011 met Brandlucht.
ISBN 9789028424227 |Paperback|224 pagina's |Uitgeverij Wereldbibliotheek| augustus 2011
© Marjo, 26 maart 2014
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Miranda van Frituur Miranda
Erik Vlaminck
Miranda is een forain - of is het foraine? Ze is tenslotte een vrouw - . Ze hoort bij de kermisfamilie die Erik Vlaminck beschreven heeft in zijn boek ‘ Suikerspin’.
Ze was de vrouw van Arthur. Was, want ze is bij hem weggegaan. Dat had niet eens iets te maken met de verhouding die ze al tijdens het huwelijk had met Modest Verreycken, ook forrain. Ze had gewoon nooit moeten trouwen met Arthur.
Nu is Modest dood, en kijkt Miranda terug op haar leven. Hoe het was op de kermis en met Arthur. De kern van haar verhaal vormt het voor haar eigenlijk onverteerbare feit dat haar zoon Tony trouwde met de dochter van Modest, en dan met name de reden: hij had het meisje, net zestien, bezwangerd, en zij weigerde een abortus. Hoe kon het dat hun leven toch zoveel makkelijker leek, zoveel beter dan het hare?
‘Ze gingen alletwee nog naar school.
Ze waren geen van twee in staat om de kost te verdienen of minimaal hun plan te trekken.
De enige borstel die onze Tony - om maar één voorbeeld te geven – op dat moment al in zijn handen had gehad, was een tandenborstel.
Hoe een verfborstel, een keerborstel of een schuurborstel eruitzagen, dat wist hij niet.
En dat weet hij allicht nog niet.
Enfin, zo’n rotbedorven puber kunt ge toch geen vader laten worden.’
Terwijl Miranda twijfelt of ze wel of niet naar dat laatste afscheid van Modest zal gaan, mijmert ze over de geheimen in de familie. Geheimen die ons weer terugbrengen bij het eerder genoemde boek, en die ik hier niet uit de doeken ga doen.
Ook de stijl is hetzelfde, een lekker sappig verteld verhaal, maar het is zo weinig. Nog geen 90 pagina’s, het lijkt wel een boekenweekgeschenk!
Maar toch: een heerlijk boek(je).
ISBN 9789028425231 | paperback | 88 pagina's| Wereldbibliotheek | februari 2013
© Marjo, 1 november 2013
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Miranda van Frituur Miranda
Erik Vlaminck
“Ik geef toe dat het een stommiteit zo groot als de Boerentoren is geweest dat ik op mijn achttiende getrouwd ben.
En het is een nog grotere stommiteit geweest om te trouwen met de allereerste vent die mij ooit de kop zot had gemaakt.
Nota bene omdat hij – toen ik amper wist dat de papkinderen niet uit de rode kolen kwamen – met een hautaine blik in zijn ogen een halve straat op één wiel met een koersfiets kon rijden.”
Miranda van Frituur Miranda heeft haar hele leven op de kermis gewoond. Als jong meisje viel ze voor de stoere Arthur van Hooylandt en op haar achttiende trouwde ze met hem. Miranda wist niets van de liefde en het huwelijk bleek al snel een grote teleurstelling. Toch zou ze lang bij hem blijven. Warmte zocht Miranda bij Modest Verreycken, een goede vriend van Arthur en ook een kermisklant. Jarenlang ontmoetten ze elkaar in hotelkamertjes. Nu is Miranda alleen. Ze keerde haar man en zoon de rug toe en Modest is overleden. Gisteren pas.
Nog maar een dag geleden zakte Modest op de parkeerplaats van de Aldi in elkaar. Zijn leven eindigde te midden van zijn boodschappen: bierblikken en hondenvoer. Nu denkt Miranda terug aan de mannen in haar leven. Met Arthur kreeg Miranda zoon Tony. Het ontbrak de jongen in materieel opzicht aan niets maar moederliefde kwam hij tekort.
“Enfin, ik heb niks met platte kinderen.
En ook weinig met grotere kinderen.
Zo’n opgroeiende jonge gasten van een jaar of twaalf, dertien die altijd en overal rondlopen met een kop alsof ze bezig zijn het warm water uit te vinden; ik krijg er rillingen en vage keelpijn van.
Ik ben daar eerlijk in.
En weinig andere vrouwen verdragen dat.
Ik weet ook niet waarom”
Toen Miranda haar man verliet, liet ze ook Tony in de steek. Is ze een bikkelharde, gevoelloze vrouw? Nee, dat is Miranda niet. Modest wist de waarheid. Hij wist waarom Miranda tekort schiet als moeder. Maar nu is Modest dood. Niemand kent nog haar geheim en niemand weet dat ze Modest liefhad. Moet ze naar de begrafenis gaan? Een bloemstuk bestellen? Moet ze iemand vertellen over hun liefde?
Miranda van Frituur Miranda is een knap geschreven novelle. Het rappe Vlaams geeft het verhaal cachet. Miranda lijkt in eerste instantie een gevoelloze vrouw die enkel tobt over de vette haren en de vetspatten die ze in de frituur oploopt. Maar dan vouwt het verhaal zich uit en komt de ontluisterende waarheid aan het licht. Achter de soms botte woorden zitten diepe gevoelens verborgen. Wanneer tienerzoon Tony zijn piepjonge vriendin zwanger maakt, lijkt de – tragische - geschiedenis zich te herhalen.
Auteur en theatermaker Erik Vlaminck schreef al eerder een boek over Miranda: Suikerspin. In dat verhaal liet hij echter haar man Arthur aan het woord. In Miranda van Frituur Miranda wordt een traumatische gebeurtenis uit het leven van Miranda uitgelicht terwijl ook haar levensgeschiedenis volledig uit de doeken wordt gedaan. De woorden die op papier zijn geeindigd vertellen ook het niet neergeschreven gedeelte van het verhaal. Een opmerkelijk en goed boek.
ISBN 9789028425231 | paperback | 88 pagina's| Wereldbibliotheek | februari 2013
© Annemarie, 31 augustus 2013
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Wolven huilen
Op maandag 19 november 1989 sterft Maria Josephina van Riel. Zij is de grootmoeder van de verteller. Op een lijst met mensen die een doodsbericht moesten ontvangen staat een vreemde naam. Dus geen familie, denkt de verteller. De man heet Fons Huybrechts en hij woont in Canada.
Na een maand of vier komt er een antwoord uit Canada, van Liza, de vrouw die samen met Fons een eenzaam leven blijkt te leiden. Die brief is de aanleiding tot een reconstructie van het leven van Fons, waarvoor de verteller naar Canada reist. Eerst heeft hij de broer van zijn grootmoeder gevraagd wie die Fons is. Hij blijkt een halfbroer te zijn, het zwarte schaap van de familie, over wie gezwegen moet worden.
'Huybrechts deugt niet. Huybrechts heeft nooit gedeugd. Dat is geen Van Riel.'
'En waarom zit hij in Canada?'
'Omdat ze dat oorlogscrapuul hier anders de kogel gegeven hadden.'
Daar begint het verhaal over een 'doorduwer zonder op- of omkijken'. Een harde werker, dat wel, maar ethische normen waren hem vreemd. Handelen met de vijand, waarom dus niet? Maar zijn omgeving wist wel waarom niet. Het was het begin: als hij ook nog opgeroepen wordt om te werk gesteld te worden
in Duitsland duikt hij onder. Bij de vader van Liza, een caféhouder.
Smokkel, zwarthandel en nog meer duistere praktijken leidden er toe dat Fons voor de krijgsraad moest verschijnen. Na een gevangenisstraf bleek er geen leven meer mogelijk te zijn in België en hij vertrok. Met Liza. Fons denkt er veilig te zijn voor zijn familie die hem niet meer wil kennen. En dan komt die onbekende kleinzoon daar zomaar binnenstappen.
Het boek, 152 pagina's, vertelt een familiegeschiedenis, niet meer dan dat. Steeds is er de terugblik, vanuit het onherbergzame Canada. Een mens is zoals hij is, dat is duidelijk. Voor Fons was het leven altijd moeilijk, Liza had evenmin veel keus. Twee zwarte schapen in een ondergesneeuwd, wit Canada, die nooit los zijn
gekomen van hun verleden. Eenzaam en verbitterd slijten zij hun dagen. Dit boek blijkt het tweede te zijn in een biografische cyclus.
Isbn 9789028416598 Paperback 152 pagina's | Wereldbibliotheek | april 1994
© Marjo, februari 2009
Lees de reacties op het forum, klik HIER
Suikerspin
Een kroniek over vier generaties kermisexploitanten -forain in het Vlaams.
Eind negentiende eeuw werd Jean-Baptist Van Hooylandt op twaalfjarige leeftijd door zijn ouders voor drie frankstukken verkocht aan een kermisreiziger, waarbij gezegd werd dat ze hem niet terug hoefden te brengen. De jongen leert al snel hoe het kermisleven in elkaar steekt, en liegen en bedriegen onder het mom van vermaak voor de dommen, kan hij zelf ook snel. Hij misbruikt er later zelfs zijn eigen gehandicapte broer voor. En dan loopt hij tegen een Siamese tweeling aan. De twee zusjes, Josephine en Anastasie, geboren in 1893, in Noord-Frankrijk, vormen de kern van het verhaal. Hun moeder is in het kraambed gestorven, en ze zijn ondergebracht in een verzorgingshuis. Er wordt nogal met hen heen en weer gesleept tot ze in handen van Jean-Baptist komen, die hen als rariteit ten toon gaat stellen.
Dit heeft een dramatische afloop, maar hoe dat allemaal precies zit, wordt bewaard tot het einde van het boek. De zoon van Jean-Baptist is Albert van Hooylandt. Hij zal de kermissen afgaan met een carrousel, grotendeels zelfgemaakt. Diens zoon is Arthur, ook nog rondreizend forain, in slechtere tijden.
Hier is hij aan het woord:
"Vroeger kroop een kleine achter het stuur van de autobus en dan werd hij voor vijf minuten buschauffeur. Hij maakte met dikke lippen bromgeluiden gelijk een motor en hij rommelde en schakelde met een vitessepook en hij manoeuvreerde gelijk een echte. Nu zit zo'n kleine gelijk een kanarievogel te koekeloeren en ongeduldig te wachten op het einde van de rit.
De kleine mannen van tegenwoordig zijn zelfs niet eens meer content als ze de floche kunnen trekken en dus een gratis rit krijgen. Ze laten het ding zwieren boven hun kop en ze kijken er eens naar als naar een vuile dweil. Hun fantasie is finaal naar de kloten. En alle geluk erbij."
De vierde generatie is Tony Van Hooylandt, die de kermis laat liggen voor wat het is, en leraar is geworden. Hij maakt zich zorgen om zijn vader, die vreemd doet sinds zijn carrouselfiguren gestolen zijn.
Er zijn nog veel meer verwikkelingen, veelal draaiend om vrouwen. Maar de enige vrouw die aan het woord komt is Josephine, de geletterde helft van de tweeling. Haar zus kan niet spreken, en nauwelijks begrijpen.
Vlaminck laat het verhaal steeds verspringen, van persoon tot persoon, van tijd naar tijd. Ook haalt hij er soms achtergrondinformatie bij, uit archieven, als zouden de feiten verifieerbaar zijn. Zelf speelt hij een rol in het verhaal als schrijver die het verhaal van de Van Hooylandts wil opschrijven. Het brengt er een extra spanning in, terwijl het lijkt op een geschiedschrijving.
Het geheel, alhoewel misschien opgeroepen door bepaalde feiten, blijft fictie. Leuke, sappige fictie, maar ook een hoop ellende die allemaal nog best waar had kunnen zijn. De humor, de ironie is prachtig:
"Op ijs van één dag begint ge niet te lopen, daar zou zelfs Jezus Christus niet aan begonnen zijn en die wist nochtans de paaltjes staan die niet boven water uitkwamen."
"Ze staan zonder ophouden te kwebbelen in hun gsm.
Het is met een normaal verstand niet te bevatten wat en waarover er zo veel gezegd kan worden. En als ze dan al eens stilvallen met giechelend en gesticulerend staan kwebbelen in die gsm, dan gapen ze versteend naar het venstertje op dat apparaat alsof daar grootgeschapen negers of andere wereldwonderen te zien zijn."
Ik kende Vlaminck niet, maar daar zou wel eens verandering in kunnen komen.
Paperback 286 pagina's | Wereldbibliotheek | augustus 2008 ISBN 9789028422629
© Marjo, januari 2009
Lees de reacties op het forum klik HIER
De portrettentrekker
Erik Vlaminck
Het boek begint met een citaat van Jeroen Brouwers:
'Wij krijgen onze naam van een stoet van doden die de voorbije eeuwen hebben gevuld met het verwekken van de ene stamhouder na de andere, - en die tenslotte allemaal, na hun naam te hebben ingeleverd, in de zwarte spiegel zijn verdwenen.'
Wat volgt is een deel van een familiegeschiedenis, en de hoofdpersonen heten Vlaminck. Autobiografisch dus, voor een deel dan. Want behalve de jongen Erik, die anekdotes uit zijn jeugd (1974) vertelt, komen er ook een opa, Henri, en een oudtante, Virginie, aan het woord.
Virginie vertelt haar verhaal in 1977. Zij zit dan in een verzorgingshuis, daarheen gebracht door neef Georges. Virginie is boos en enigszins verward,
omdat ze haar omgeving niet kent, en ze is haar papieren kwijt en erger nog, haar fotoalbum. Tekenend voor het tehuis is natuurlijk dat de verzorgers haar niet begrijpen en haar behandelen als een demente vrouw. De enige die een beetje begrip toont is een vrouw 'die steeds zegt dat ze dokter is' maar ook zegt 'noem mij maar Margot'. Prachtig wordt hier het generatieverschil geschetst. Want voor de oude vrouw is Margot dan dus geen dokter. Vrouwen die met een luchtballon willen vliegen, die zijn geen dokter. Maar als de neef het album brengt is Margot degene die met haar de eigengemaakte foto´s (portrettentrekker) bekijkt en naar haar wil luisteren als ze lijken uit de kast haalt.
Verhalen over een bepaald niet rustig verleden. Een gezin met veertien kinderen, waarvan een aantal op jonge leeftijd stierf, en niet na een
'gewoon´ ziekbed. Ook Henri, haar broer, komt vaak aan het woord. Hij heeft twee wereldoorlogen meegemaakt, veel ontberingen gehad. En hij heeft zich voorgenomen zeker geen veertien kinderen op de wereld te zetten, na wat hij thuis gezien heeft. En - denkt Virginie - hij heeft niet eens alles gezien.
Dat Vlaminck kan schrijven wist ik al, en ook van dit boek heb ik genoten. Zijn stijl van vertellen, met dialogen en herhalingen van bepaalde zinsneden, of bijvoorbeeld steeds dat versje dat in variaties terugkomt; de vele gezegdes en uitdrukkingen en de vlamismen, ze maken het verhaal van een Vlaamse familie mooi. Het is geen doorsneefamilie, wat daar gebeurt komt niet overal voor en tegelijk zijn het zulke gewone mensen. Vlaminck laat steeds andere mensen vertellen, voor Virginie en Henri, maar ook anderen, en daardoor springt hij steeds heen en weer in de tijd. Soms worden dingen die hij eerder verteld heeft pas duidelijk als een ander zijn kant van het verhaal laat horen.
' Een warme hand op haar voorhoofd.
Wilt ge dat we u aankleden om naar de kerk te gaan?'
' Aankleden wel. Naar de kerk gaan niet.'
' Ja, maar dan gaan we daar geen tijd in steken.'
En de deur was weer gesloten.'
' Kunt ge niet even stoppen?'
Vraagt Henri.
' Er zijn hier nergens bomen,' zegt vader.
' Maar er is in de verste verte ook geen mens te bekennen.'
Volwassenen zeggen vaak rare dingen.
'Kunt gij mij een natte doek geven,. Marie?'
' Waarvoor moet die dienen?'
' Ik zou de zitplank van het kabinet eens willen afwassen. Ik ben zo
difficile als ik naar de koer moet gaan.'
Ik zou zoveel willen citeren, het is een prachtboek. Lezen dus.
Isbn 9028418040 Paperback 175 pagina's | Wereldbibliotheek | april 1998
© Marjo, juni 2010
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER