Boekenarchief B

Boudewijn Büch

Het dolhuis
Boudewijn Büch


Boudewijn Maria Ignatius Büch wordt op 14 december 1948 geboren in geboren in Den Haag en groeit met zijn ouders en vijf broers op in Wassenaar. Op elfjarige leeftijd wordt de onhandelbare Boudewijn naar een psychiatrische inrichting in Brabant gestuurd. Hij ondervindt veel problemen van het slechte huwelijk van zijn ouders. Zijn vader heeft grote trauma's overgehouden aan de oorlog. Als hij in 1960 weer thuiskomt, zijn zij gescheiden. Vader Büch pleegt na enkele mislukte pogingen uiteindelijk zelfmoord.
Na een onafgeronde gymnasiumopleiding studeert Boudewijn Duitse en Nederlandse Letteren in Leiden. Hij schrijft poëzie, romans,
reisverslagen en essays. Er zitten duidelijk autobiografische elementen in dit boek.


Zijn alterego is Wincler Brockhaus die op tienjarige leeftijd weggebracht wordt naar een inrichting ergens in Brabant, Huize Kindervrede. Het is een krankzinnigengesticht, geleid door nonnen, waar een streng en strikt systeem geldt. Lijfelijke straffen waren niet vreemd, wat inhield dat de jonge nieuwsgierige Winkcler al snel leerde dat hij beter niets kon vragen. Het was voor hem extra moeilijk daar te zijn, omdat hij helemaal niets mankeerde. Het voorval met de jongen Tommie schokt hem tot in het diepst van zijn ziel. De 'behandeling' die hij kreeg hield niet veel in. Alles wat hij zei werd door de psychiaters zo gedraaid dat het in hun straatje paste. Gelukkig voor de jongen zagen zij na die kuren geen heil meer in verdere behandeling en mocht hij naar huis. Daar was de situatie erg veranderd. Hij mag om een onduidelijke reden nooit meer alleen zijn met zijn vader... Jaren later wil hij weten wat nu eigenlijk precies de reden van zijn 'verbanning' was.


Het is duidelijk dat het huwelijk van zijn ouders niet al te best was. Er was iets met zijn vader, iets waar hij zelf bij betrokken was, maar wat er nu precies was, daar wilde niemand over praten. Zelf had hij geen idee. Zijn moeder zegt dat hij niet moet zeuren, hij was gewoon onhandelbaar; zijn vader is intussen overleden. Er is alleen die mevrouw Sprong, de vrouw die hem weggebracht heeft naar Brabant, en die duidelijk een belangrijke rol in het leven van zijn ouders gespeeld heeft. Dat en die vreselijk ervaring tekent zijn verdere leven. Hij heeft nachtmerries en vaak besluipt hem de wens om maar dood te zijn.
Ook al is hij op veertigjarige leeftijd geslaagd in het leven, de laatste alinea begint met de zin: 'ik wil dood'.
Het verhaal leest heel vlot, maar blijft op de vlakte. Als je weet dat het autobiografisch is, valt dat aan de ene kant wel te begrijpen, maar aan de andere kant: waarom schreef Büch dan dit verhaal op? Bovendien blijft het verhaal onduidelijk als je niet verder gaat zoeken naar achtergronden van de schrijver zelf. En dat vind ik persoonlijk geen goede roman. Een verhaal moet zelfstandig zijn, niet gelieerd aan het verleden van de schrijver.
Ik betwijfel of ik meer van Büch ga lezen.


ISBN ISBN 90 295 0858 2 Paperback 183 pagina's | Singel Pockets | november 1997

Marjo, 11 september 2010

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER